vrijdag 3 december 2021

MUTS

Op onze oprit stond een opblaasbaar zwembad. Het was grote vakantie maar de zomer kwakkelde en veel waren we nog niet in het water geweest. Ook in de strandstoelen op de koer zou vandaag weer niemand liggen.

Door in de zon te staren kunnen je ogen wegbranden. Dat had Marnix eens gezegd. Hij was enkele jaren geleden samen met zijn broer Hans en hun moeder in een leegstaande boerderij hier wat verderop komen wonen. Marnix kreeg polio toen hij klein was, waardoor hij de rest van zijn leven met zijn ene been zou manken. Maar hij had energie voor tien. Hij was rond de dertig nu, maar je moest hem altijd in het oog houden, hij zat vol streken. Meestal zag je zijn grappen van ver aankomen maar een zeldzame keer had hij je te pakken. Zo schroefde hij op een dag mijn fietszadel los waardoor ik van mijn fiets viel toen ik net weggereden was. Terwijl ik bedremmeld overeind kwam, zag ik hoe hij de tranen uit zijn ogen veegde, zijn hoofd bloedrood van het lachen.
Je wist nooit hoe het zat met Marnix maar de kans was groot dat hij je voor de gek hield. Toch keken we voor alle zekerheid niet meer in de zon. Dat was ook niet zo moeilijk, ze liet zich amper zien. De afgelopen maand bleven de temperaturen onder de vierentwintig graden. Hittegolven stamden uit een ver verleden, net als de herinnering aan donker gebruinde ruggen en billen. Het was een zaterdag begin augustus, de zoveelste grijze vakantiedag. We hadden nog een maand te gaan voor de schoolbellen opnieuw zouden luiden en hoopten op beterschap.
Die middag vielen Bob Marley & The Wailers binnen op de 18de plaats in de BRT top 30 met 'Could you be loved'. De hypnotiserende intro op gitaar waarop een orgeltje aansloot om daarna pas echt uit de startblokken te schieten toen slagwerk en basgitaar plots uit die glanzende, zilverkleurige speakers knalden; wat kwam er toch een superieur geluid uit moeders grote zwarte transistorradio van Philips! Deze aanval op hart en hoofd opende een nieuwe deur in mijn muziekhuis. Wat kon je daar nog achter draaien zonder dat het banaal klonk?
Bob Marley leek ook in niets op de andere muzikanten die je in Hitring of op Avro's Toppop zag. Geen vooraf ingestudeerd bekken trekken of paraderen voor de lens, nergens geschminkte fotomodellen die al dan niet halfnaakt bij een zwembad lagen, geen mannen die in dure pakken met zwarte zonnebrillen spastisch stonden te dansen. In Marley's band had esthetiek niets te maken met muziek. Zijn muzikanten oogden onaangepast en sommigen zelfs ongeschikt voor de camera, terwijl je bleef kijken naar het glimlachende, dansende mannetje dat zijn ogen dicht hield terwijl hij zong, waarbij zijn lange dreadlocks geregeld vol enthousiasme omhoog zwiepten.
Marnix zei dat hij gelezen had dat dit typisch voor reggae artiesten was, dat ze zichzelf niet verzorgden en hun haar vol ongedierte zat. En dat hij er niet vreemd van zou opkijken als Bob Marley ook nog eens een drugsverslaafde was. Ik geloofde er niets van maar het kon me ook niet schelen; iemand die dergelijke muziek maakte kon niet veel verkeerd doen.
Aan het eind van de vakantie bleef ik een weekend bij mijn grootmoeder logeren. Sinds de dood van mijn grootvader woonde ze alleen. Het leek wel of ze altijd patience zat te spelen, de kaarten eindeloos schuddend, of starend over die bril naar het vastgelopen kaartspel - misschien dat er ergens een doorbraak te forceren viel. Merkwaardig genoeg liep het spel zelden helemaal vast. Na een tijdje ontdekte ik dat ze geregeld vals speelde. Zo draaide ze, terwijl ze oude liedjes neuriede, de bovenste twee kaarten zo onopvallend mogelijk om waardoor ze weer verder kon.
De woonkamer was een grote, rechthoekige ruimte met in het midden een eettafel, en waarin ook haar fornuis en koelkast stonden, een oude zwarte stenen afwasbak met een elektrische pomp, een dressoir en een tv, een eenzit en een driezit. Boven de radiokast hing een grote ingelijste zwart-witfoto, gesigneerd door de fotograaf en genomen op de huwelijksdag van mijn ouders. Mijn piepjonge moeder in haar trouwkleed, omringd door oudere broers en zussen terwijl mijn grootouders op de voorgrond elk in een plechtige fauteuil zaten.
In de huizen naast haar woonde aan de ene kant een zus, en aan de andere kant een dochter met haar man. Zij hadden drie meisjes. De jongste was twee jaar ouder dan ik. Van haar kreeg ik oude Joepie magazines.
In een van die blaadjes zag ik een foto van Bob Marley die zijn dreadlocks in een veelkleurige muts verborg. In het bijhorende artikel las ik dat hij ziek was. Een smerige huidkanker verteerde zijn lijf. Toch vertrouwde Marley erop dat het goed zou komen, en rekende als rastafari op de hulp van ene Haile Selassie, die volgens hem de reïncarnatie van Jezus was.
Ik hoopte dat hij gelijk kreeg, maar had er geen goed oog in. We hadden al wat ervaring met kanker in onze omgeving. Zo had een buur van ons, een jonge dertiger, enige tijd geleden ook de diagnose van kanker gekregen. Hij en zijn vrouw hadden geen vertrouwen in de geneeskunde en ondernamen in plaats daarvan alle mogelijke bedevaarten om hulp te zoeken van bovenaf. Toen de situatie steeds erger werd, schakelden ze alsnog de dokters in maar de situatie was toen al te vergevorderd om nog verschil te kunnen maken. Zij bleef achter met twee kleuters. Ik staarde recht voor me als ik met mijn fiets voorbij hun huis reed.
Ik keek nog eens naar de foto die bij het artikel hoorde. Iedereen wist dat mensen met kanker vermageren en hun haar verliezen. Maar Bob zag er helemaal niet slecht uit. Hij glimlachte zelfs. En zijn muts leek nog altijd goed gevuld.

Geen opmerkingen: