donderdag 28 januari 2010

VUUR

en dan lig ik op mijn rug in het gras
hou mijn mond gesloten voor
de overdreven enthousiast
& dol van vreugde likkende hond
een wolk schuift voor de zon
de telefoon trilt in mijn broekzak

het monster in de struik blijkt
een verrassend frisse bries
die over mijn gezicht strijkt
die door mijn haren woelt
die aan mijn kleren rukt
de telefoon trilt in mijn broekzak

via de boezem van een zeemeermin
klatert water uit de neptunus-fontein
in een polyester vijverbad compleet
met plastic reiger en betonnen pad
en een wesp heeft twijfels wat het wordt
mijn t-shirt of de ice-t
de telefoon trilt in mijn broekzak

bij de buren krijgt net opgezette dreunmuziek
concurrentie van een kwaad brullende vrouw
van een op gang gebrachte grasmaaier
van een sputterend sportvliegtuig
dat jongleert met een spandoek
van iemand die oefent op een trompet
de telefoon trilt in mijn broekzak

maar ik doe alsof ik het niet merk
ik hou mijn ogen dicht en denk
aan die keer dat ik hier lag
en staarde in dat felle licht
en duizelig door de hoogte werd

en de telefoon een lomp rond
of rechthoekig ding was
dat vastzat aan een kabel
en op een bijzettafel stond
of aan de muur hing