vrijdag 30 april 2010

Vertrouwen


Ze is wakker. Hij zegt het met een glimlach, alsof hij me daarmee gerust kan stellen. En verder: dat de operatie goed verlopen is en dat er geen verwikkelingen waren. Dat ze de wonde zowel van buiten als van binnen hebben gehecht. Dat je er achteraf nauwelijks iets van zult merken, en ze eigenlijk alweer gewoon rond kan lopen. Dat wij als mensen een week het bed zouden moeten houden, maar dat een hond taai is, en van zoiets weinig of geen hinder ondervindt.
Hij neemt me mee, naar een aanpalende kamer. Ik sta voor de kooi waarin ze ligt. Ze kijkt me aan. Geen blijdschap in die ogen. Geen gekwispel met die staart. Geen aanstalten om naderbij te komen. Niets.
Het is dan ook erg, héél erg, ik weet het.

Maar wat moesten we dan? Het minste dat je kunt zeggen is dat ze nogal lusteloos was. Dat er melk uit haar tepels spoot als je er per ongeluk over wreef, was natuurlijk ook wel vreemd, maar nieuw was dat niet. Wat ons echt zorgen baarde, was haar gebrek aan eetlust de jongste weken. Het was niet de eerste keer, en ik had het al eens opgezocht. We waren teveel met haar bezig.
Maar het is dan ook zo'n aanhankelijk hondje. Je kunt toch moeilijk boos zijn als ze je dol van vreugde komt begroeten. Als één van ons afwezig is, ligt ze te wachten, de deur in het vizier. En als we er beiden zijn, verdeelt ze haar tijd over ons twee. Van de ene schoot naar de andere. Dan fluisteren we woordjes in haar oor, waar zij gebiologeerd naar luistert, of doet alsof.
Ik heb haar nog nooit met iets zien spelen. Balletjes of speelgoed zijn niet aan haar besteed. Heel uitzonderlijk ligt ze dromerig op een steentje te kauwen, of op een takje. Dan brengt ze zo'n ding ook wel eens in huis en koestert het een tijdlang in haar mandje. Verder volgt ze iedere beweging die we maken. Werpt ons verliefde blikken toe. We noemen het de fluwelen blik.

Haar liefde voor ons bleek uiteindelijk zo groot dat ze ervan in verwachting raakte. Een beetje zoals de heilige maagd Maria overkwam.
Maar dat was toch nog een ander soort wonder.
In dit geval sprak men van een schijndracht. Dat verklaarde de putten die ze graafde. De nesten die ze maakte. Dat ze zich soms stilletjes en in zichzelf gekeerd in een hoekje terugtrok. De aanvallen van neerslachtigheid. De agressieve uitvallen naar vreemden.
Verder was het niet ondenkbaar dat die langdurig gezwollen melklieren leidden tot een tumor. De kans was dus reëel dat we haar gingen verliezen.
De woorden stokten in onze kelen.

De dierenarts bevestigde ons vermoeden. Op anderhalf jaar tijd was dit de derde keer. Hij schreef haar opnieuw pilletjes voor, maar na een paar weken was er nog niets veranderd. Hij wreef zich in de handen toen hij ons opnieuw in zijn wachtzaal aantrof. Zei dat hij het had verwacht. Dat er, alles welbeschouwd, maar één oplossing was voor dit probleem. En dat we niet mochten schrikken, want het was nogal drastisch.
Het kwam neer op een sterilisatie. Baarmoeder en eierstokken moesten eruit.
Dit ging toch iets te ver voor ons. Dat we een, nou ja, gezonde hond moesten laten opereren zat ons dwars. Dat we haar de kans om leven voort te brengen moesten ontnemen, het hamerde op ons geweten. Een tijdlang beheerste het ons leven.
Ze is hier dan ook een volwaardig lid in huis.
We spraken erover met vrienden. Zij die geen hond hadden vonden het fel overdreven en banaal ten opzichte van het echte lijden op deze wereld. Zij die wel een hond hadden drukten ons op het hart de ingreep niet langer uit te stellen. Doorslaggevend bleek het relaas van een bevriend koppel dat met een snik in de keel verhaalde hoe zij hun hond hierdoor op jonge leeftijd waren verloren. De volgende dag maakten we een afspraak.

Ze richt zich op en kijkt me onderzoekend aan. Lijkt zich een en ander af te vragen. Wist jij hiervan? Zat jij ook in het complot?
Plots komt ze overeind en loopt een beetje beverig, onzeker naar me toe. Ik help haar uit de kooi, zet haar op de grond. In een grote boog loopt ze om de dierenarts heen, gehaast, snuffelend op zoek naar iets.
Zie je wel, zegt de man in de lange witte stofjas, je zou haast denken dat ze het alweer vergeten is. Wanneer ik in het bezit ben van haar riem en halsband, ga ik haar achterna. Ze wacht aan de deur naast een grote, gele plas. Dus daarom moest ze zo snel de kamer uit.
Ik draag haar naar huis. Haar buik is over de hele lengte dichtgenaaid; een warme thuis van zijn inboedel beroofd. Zo zie je maar: ook al heb je niets, dan nog weten ze wel iets te vinden.
Ze ziet er moe, angstig en gekwetst uit. Die blik vol vertrouwen is verdwenen. Ik leg haar neer in de zetel. Ze draait zich van me weg. Wat ik ook zeg, ze doet net alsof ze me niet hoort.
Ik fluister haar lievelingswoordjes, maar het haalt niets uit.
Slechts bij haar gratie ben ik een hondenfluisteraar.

donderdag 15 april 2010

In geval van nood

Ilja Leonard Pfeijffer, 'Harde Feiten'


Na een eerste kennismaking met het werk van Ilja Leonard Pfeijffer enige tijd geleden, viel me op dat de Leidse dichter/romancier veel aangebrande reacties ontlokte aan pers en collega's. Hij werd beschuldigd van ijdelheid, grootheidswaan, plagiaat, publiciteitsgeilheid, van het moedwillig veroorzaken van literaire donderstormen en het zich bezondigen aan poëticale taartensmijterij. Merkwaardig genoeg leek de beschuldigde niets van dit alles tegen te spreken.

Integendeel, Pfeijffer leek de strijd zelf te zijn begonnen toen hij onder meer verklaarde tegen spontane, anekdotische en autobiografische poëzie te zijn. Tegen prozaïstenpoëzie ook én het gebruik van het tegenwoordig deelwoord. Om dat te staven haalde hij gul voorbeelden aan van hoe het dus niet moet, waarbij namen vielen als Serge van Duijnhoven en Adriaan Jaeggi, Cees Nooteboom en Rutger Kopland, Willem-Jan Otten en T. van Deel. Ook Drs. P., Jules Deelder, Gerrit Komrij en Jean Pierre Rawie deelden in de klappen. Pfeijffer, die beweert te moeten schrijven uit noodzaak en iets toe wil voegen aan het grotere geheel, betreurde de hoffelijke verdraagzaamheid onder de dichters. Constateerde hoe het ooit zo levendige dichterspaleis met zijn wapengekletter een home geworden was. Daarnaast roemde hij het valsspelen, de alliteratie, het koppensnellen en verklaarde allen die het daar niet mee eens waren uit liefde voor het woord de oorlog.

Gematigde onderzoekers vonden echter aanwijzingen dat het allemaal met een knipoog moest worden waargenomen. Dat werd vorig jaar nog bevestigd bij het verschijnen van het (reis)boek 'De filosofie van de heuvel'. Daarin fietst de onverbiddelijke en onverzettelijke, corpulente redder van de letteren verliefd en verblind zijn teerbeminde geliefde achterna naar Rome. Maar de jonge vrijgevochten Russische deerne laat zich niet dirigeren. Een aandoenlijk relaas waarin de schrijver zich al even bloot geeft als op de niets verhullende foto die de achterkant van zijn verzamelde gedichtenbundel 'De man van vele manieren' siert.

Ook 'Harde feiten (100 romans)' is verre van een noodzakelijk boek. Het lijkt eerder het resultaat van een grote voorjaarsschoonmaak, waar het Pfeijfferhuis al geruime tijd op zat te wachten. Honderd kortverhalen, kroniekjes, parabels, levensverhalen, kattebelletjes en hallucinaties. Op zijn best doordrongen van een droog kafkaësk absurdisme, van een aan Galeano refererend surrealisme, of bepoeierd met een vleugje Oscar Wilde. En bij uitbreiding elementen uit de hele wereldliteratuur natuurlijk, zó uit het nest geroofd. Maar dan overgoten met fikse scheut onvervalste en bruisende Pfeijfferij.

Kleine, pretentieloze spielerei wisselt af met ambitieuze, sprookjesachtige verhalen bol van onverwachte wendingen en metaforen. Waarin oneerbare voorstellen worden gedaan, ongeboren kinderen het woord voeren, zwarte magie beoefend wordt. Over bospaddenstoelen en hondenspychologie. Over het oplossen van raadsels, Oosterse mythologie en dingen die bedroefd maken. Over katten en muizen. Waarin het verwijten regent en er excuses worden gemaakt. Waarin kleine blonde meisjes af en toe om de hoek loeren en de middenvinger opsteken.

Pfeijffer presenteert een literaire stoemp waar zelfs de meest verbitterde criticaster af en toe vrolijk van moet worden. Het ideale boek trouwens om aan een haakje in het toilet op te hangen, in geval van nood.



© Rino Feys @ Cutting Edge