dinsdag 27 juli 2010

EN DAT HET WENT

Jouw lach die ik uit duizenden herken,
in een stroom waartussen ik
daarnet al dacht dat ik je zag,
jij die in mijn hoofd je intrek hebt genomen,
met mijn demonen samenspant

Hoe ik je ieder ogenblik verwacht,
verblind, verdoofd, een niet te stelpen dorst
in een gestel dat slechts voor jou
ontvankelijk is, ontegensprekelijk
voor immer van zijn rust beroofd

Hoe ik dolend aan een toog met troebele blik
diep in de nacht zit dag te dromen,
onze gesprekken overloop, woord voor woord
en ieder woord weer omkeer en herschik,
verstrikt, verdwaald,

verterend door de wetenschap
dat jij daarbuiten ergens bent,
en lacht en dingen zegt
en doet die ik nooit
zal te weten komen

En dat het went
dat het niet went
dat je er niet bent
als je er bent

woensdag 14 juli 2010

GODDELIJK

Ik wist, ook al was ik maar een jaar of negen
de almachtige, die is niet te vertrouwen
daar ik met mijn eigen ogen mocht aanschouwen
hoe meneer pastoor, toen hij het brood gezegend

En verorberd had, uit een koperen schaal
met het voor ons vergoten bloed van de messias
zijn dorst kon lessen - alsof het een of ander wijntje was -
ter vergeving van de zonden van ons allemaal

Eddy Spaghetti, zo genoemd omwille van zijn gele haar
had ons namelijk gevraagd om voor de dienst bijeen te komen
het heilige vocht uit de koelkast gehaald en een teug genomen
ter ere van zijn laatste performance als misdienaar

Daarna ging de fles even van mond tot mond
tot Eddy het welletjes vond en er zijn piemel boven hing
een goudkleurig straaltje borrelde uit het joviale ding
eindeloos maar welgemikt, er viel geen druppel op de grond

Onze bewondering groeide terwijl hij rustig verder piste
als door het lam gods geslagen bleven we kijken
naar het tanende geklater dat later een wonder zou blijken
toen hij met de laatste drup net bij het potloodstreepje finishte

vrijdag 2 juli 2010

Tragedie

Hij ziet eruit als iemand die over enkele dagen voor drie weken op vakantie naar de kust vertrekt, en nog snel wat orde op zaken moet brengen. Een korte broek waaronder een paar aandoenlijk bleke billen schitteren. Een afgewassen streepjes t-shirt (grijs-paars), strak over een vlezige buik gespannen. Korte, vuilwitte sokken die halverwege in - op hun laatste benen lopende - wandelschoenen verdwijnen (ik probeer er niet aan te denken hoe het daarbinnen nu moet zijn).
Door de baard (naar schatting twee, drie dagen oud) maakt de bezwete, kalende man een verwaarloosde indruk.
'Is 't woa, verkop jier wok twiddehands?'
Een bevestigende knik.
'Ewel, 't is 't moment: kè'n hele remorke mee!'
Hij wijst naar het raam waarachter een jeep met aanhangwagen staat.
Ik onderdruk een zucht terwijl ik naar het opbollende zeil kijk.
'Skoane boekn en encyclopedies, nog splinternieuwe! Sommigte boekn zitn nog in 't plastic, ge kun peinsn...'.
Twijfelend (als een geestelijke, na het lezen van een boek van Richard Dawkins) loop ik achter hem aan. Boeken die nog in de verpakking steken, vormen meestal een slecht voorteken. Zijn al even ferm uit de kluiten gewassen eega heeft het zeil inmiddels losgemaakt. Na een snelle berekening kom ik op een vijftigtal blauw-witte dozen uit, waarop trossen bananen staan afgebeeld.
'Dozen mé Konsaliksn, een poar mé Reader's Digests, encyclopedies: Lecturama, Larousse, Winkler Prins, Doede Griekn, toede Rome, 'd Egyptenaeren, de nateure us ze nog gezoend was, nen encylopedie van Elsevier, ge ziet: 't zit van olles tusschen!'
Hij tilt er enkele dozen van tussenuit die hij naast zich op de grond zet, schuift dan een doos opzij, gooit er een paar op elkaar, haalt een doos van beneden naar boven, trekt er nog een doos onderuit, schuift opnieuw met enkele exemplaren - alsof hij hiermee een optische illusie wil creëren, en me, door het schuiven en slepen, uiteindelijk zal kunnen overtuigen van de waarde van dit alles.
Ik zie complete reeksen passeren: 'Meesters der Schilderkunst', '7000 jaar wereldgeschiedenis', 'Algemene Ontwikkeling' en 'Beroemde Ontdekkingsreizigers'. Dozen volgeprest met stationsromannetjes; 'Bouquet', 'Iddyle', 'Intiem', 'Harlequin' en 'Nadia', met bovenaan enkele leesbare titels zoals 'Onbezonnen verleiding', 'Neem mijn hart en mijn kroon' en 'Verraderlijke liefde'. Talloze streekromans met een getekende, glanzende stofomslag, de meeste nog in plastic verpakking. Algauw zitten mijn handen onder het vuil; waarschijnlijk staat alles al enkele jaren op zolder te wachten op deze exodus.
'We zien d'r gistern mee noar 't Kriengloop gewist, moa 't wos vaneigenst nie open. 't Is dak mien remorke nodig éen, anders mocht ze doa nog een ende stoan mé ol die boekn up. Moa 'k moete nog noa 't containerpark, en ka da geern gedoan voa dak up reize vertrekn...'
Tot mijn eigen verbazing slaag ik erin om een oud exemplaar van 'De Aanslag' van Mulisch op te diepen, gevolgd door een een grijze 'Alfa-Cyclus' van Ivo Michiels, 'Indische Tuinen' van Adriaan van Dis, 'De Goelag Archipel' van Solzjenitsyn en 'Woeste Hoogten' van Emily Brontë, vijf boeken die hopeloos verdwaald lijken in deze boekenwoestijn, en die ik er vooral uit erbarmen van tussenuit pik. Ondertussen laat ik voorzichtig weten dat er op het eerste zicht niet veel voor mij tussen lijkt te steken. Dat het jammer is, maar dat niemand nog geïnteresseerd is in die oude reeksen en streekromans.
'Ewel, die vint van die tweedehandswinkel in Izegem zei juste tselste! Jeet nog nooit buten kom kiekn!'
Ik leg uit dat ook encyclopedieën ten dode opgeschreven zijn.
'En ze zei'n overtied pertank da da nooit z'n wéerde gink verliezn! Moa ja, wie gieng ter nu peizen up tinternet!'
Ze gooien het zeil terug, maken het opnieuw vast en komen mee de winkel in. Hij tovert een zakdoek uit die short tevoorschijn en wist het zweet van z'n voorhoofd. Een drankje slaan ze af.
'Uj gie vuf euros gift, zien wieder content wei, en 'k goa kik d'overskeute noa 't kriengloop doen'.
Ik geef ze een briefje van vijf. Ze lopen naar de deur. Plots draait hij zich om.
'En uk zegge daj zollemoale meugt éen voe die vuf euro!'
Het gaat hun begrip te boven.
Vermoeid glimlach ik en bedank. De hitte is tastbaar en loodzwaar.
'Verdomme toch', vloekt hij terwijl ze naar buiten lopen, en het tot hem begint door te dringen.
'We moetn nu nog noa 't kriengloop wok!'