dinsdag 29 januari 2013

HET WARE LEVEN VAN THOMAS SUTPEN

William Faulkner, 'Absalom, Absalom!'

In 'Absalom, Absalom!' krijgen we het verbijsterende verhaal van Thomas Sutpen, een jonge berooide avonturier die naar Jefferson, Mississippi trekt met het ambitieuze plan daar op korte termijn een grote plantage uit te bouwen en een gezin te stichten. Alles is geoorloofd om dat doel te bereiken en het lijkt er al snel op dat de nergens voor terug deinzende Sutpen in zijn opzet zal slagen. Hij ontfutselt een indianenstam een stuk grond, en gaat met behulp van een Franse architect en een legertje wilde zwarte slaven aan het werk. Hij trouwt met de dochter van een rechtschapen en gerespecteerde dorpsbewoner, die in alles het tegenbeeld van Sutpen lijkt. De vrouw schenkt hem een zoon, Henry, en een dochter, Judith. Maar langzaam haalt zijn verleden hem in; ondanks zijn jonge leeftijd blijkt Sutpen reeds een heel leven achter de rug te hebben. Dit alles speelt zich af in het diepe zuiden van Amerika, in een donker verleden toen het de normaalste zaak ter wereld was dat de ene mens heerste over de andere, en het ene leven kostbaar en het andere waardeloos bleek.

Reeds vanaf de eerste bladzijden weet de lezer in grote lijnen wat de kern van het verhaal vormt. Wat volgt is een subtiele dissectie van de feiten. De reconstructie van Sutpen's levensloop gebeurt aan de hand van enkele vertellers, van wie Quentin Compson, wiens grootvader een kennis van Sutpen was, het meest aan het woord is. Iedere verteller heeft zijn eigen interpretatie gevormd van wat er zich heeft afgespeeld, heeft naargelang zijn relatie tot Thomas Sutpen een andere kijk op het gebeurde, en reikt de lezer puzzelstukken aan die bij een ander relaas ontbreken waardoor de mozaïek niet alleen ingewikkelder maar ook completer wordt. De lezer moet er telkens weer achter zien te komen wie er precies aan het woord is, wat diens rol was binnen het gebeurde, de waarde van de nieuwe informatie die wordt aangereikt in vraag stellen of nuanceren, en uitvissen wat dit betekent voor het uiteindelijke verhaal.

De lezer is de onderzoeker die achter de waarheid tracht te komen, de lijkschouwer die de ongelukkige na de ontploffing weer bij elkaar moet zien te puzzelen om erachter te komen wie daar nu eigenlijk ligt. Hij wordt door Faulkner belaagt met lange verpletterende en hypnotiserende zinnen met eindeloze beschrijvingen die bol staan van de zorgvuldig bij elkaar gesprokkelde adjectieven. Een stroom van woorden waarin wat bloeit weer moet verdorren, wat groots is zal verdwijnen, en tragische levens worden geschetst, van de geboorte tot de dood. Af en toe vertoont een verteller de neiging zich te bezondigen aan mythevorming, zodat de uiteindelijke eindconclusie van de lezer is dat dé waarheid hier niet bestaat, niet meer te achterhalen is, maar dat er meerdere waarheden zijn.

William Faulkner groeide op in de staat Mississippi, en ging zich al snel vragen stellen over de grote thema's van het leven, de verhoudingen tussen blank en zwart en over de decadente opvattingen in het Zuiden in het algemeen. Hij was negenendertig toen Absalom, Absalom! verscheen. Het was zijn negende roman, en hij had ondertussen reeds verschillende meesterwerken op zijn naam staan, zoals 'As I lay dying' en 'Light in August'. Het boek zou er in hoge mate toe bijdragen dat Faulkner in 1949 de Nobelprijs literatuur werd toegekend. Dat dit sprankelende meesterwerk vandaag door een uitmuntende vertaling opnieuw springlevend is, hebben we vooral te danken aan de volhardende vertaler Bartho Kriek, waarvoor hulde.

dinsdag 22 januari 2013

CEL

Slenterend doorheen een decoratief opgesteld aanbod aan ontheemde spullen was ik - onbewust overgeschakeld naar slaapwandelmodus - plotseling klaarwakker. Het ding verantwoordelijk hiervoor werd vervaardigd uit tri & multiplex waar het kleur uit weggetrokken was, en dat een deprimerend grijs uitsloeg. Rechthoekige raampjes in melkglas, net als het omhoog schuivende voorzetstuk. De vraagprijs voor het claustrofobisch aandoende kooitje was afgerond naar vijf euro. Een vriendenprijs.

Ik werd teruggeworpen naar de tijd toen ik als achtjarige samen met mijn vader bij het eerste licht de velden in trok, gewapend met een thermos hete koffie, slagnetten en een lokvogel. De vrouwtjesvogel werd aan een touwtje vastgemaakt, waarna wij ons in het struikgewas verschuilden. In stilte nipte ik van de hete koffie terwijl vader zijn eerste zelfgedraaide sigaret opstak. De lokvink raakte uitgeput, hield na een poosje op met fladderen en hupte hulpeloos rond. Ze begon om hulp te roepen, eerst zachtjes, maar steeds luider; 'Help! Help! Help!' Ons geduld werd beloond. Een zwerm vinken dook uit de mist en viel rond het wijfje neer. Op dat moment trok mijn vader aan een touw waardoor het vangnet dichtsloeg. Een voor een haalde hij de dodelijk verschrikte diertjes vanonder het web. De oudere vogels en de wijfjes liet hij meteen weer vrij. De jonge mannetjes werden in een verzamelmuit gestopt; terug thuis zouden ze elk een kooitje zoals dit hier krijgen. Isoleercellen waarin alleen het lichter wordende melkglas verraadde dat de dag aangebroken was. Daarna zouden ze 'verleerd' worden. De vogels werden in de buurt van een veteraan gezet; een dier dat het grootste deel van zijn leven inmiddels tussen vier houten paneeltjes had doorgebracht, en voor wie de buitenwereld slechts een vage, onwaarschijnlijke herinnering was.

Ik dacht aan de vinkenzettingen op zondagochtend; mijn ouders hielden er een verschillend geloof op na. We vertrokken op onze fietsen naar een omliggende gemeente waar een wedstrijd was. Mijn vader reed voor me uit zodat ik het kooitje op zijn bagagedrager in het oog kon houden. In het café dat de zetting uitschreef, vroeg hij wat water om het drinkbakje dat hij voor vertrek had leeggemaakt, weer aan te vullen. Tientallen, soms meer dan honderd kooitjes die op een regelmatige afstand van elkaar op het asfalt stonden. Daarin telkens een op oorlogspad zijnde of paniekerige mannetjesvogel die indringers binnen zijn teritorium meende waar te nemen en deze een uur lang door het eindeloos herhalen van het aangeleerde melodietje vergeefs probeerde te verjagen. Daar vlakbij: mensen die hun adem inhielden en met een krijtje streepjes op een krijtstok trokken iedere keer een vogel een volledig liedje zong. Sommige vogels haalden 700, 800 liedjes in een uur.
Het duurde lang voor ik begreep wat er eigenlijk aan de hand was. Mijn vader, een bouwvakker die van maandagochtend tot zaterdagavond werkte, raakte geoefend in zijn verdediging. Een mantra. 'Het is het enige wat ik heb, en dat wil je me ook nog ontnemen.'  Verder moest ik horen hoe goed die vogels het bij hem hadden. Altijd vers eten en drinken. Af en toe een stukje fruit. Een takje ganzemuur. Nooit koud in de winter. Afgeschermd van hun natuurlijke vijanden. Een zorgeloos bestaan. Ik zag hoe mijn honende gelach wonden sloeg, maar mijn afkeer voor die kooitjes werd er alleen maar groter op.  

Hier stond ik nu, in de Kringwinkel die zich openstelt voor minderheden en alles doet om mensen uit hun isolement te halen. Die in moeilijkheden geraakte broeders en zusters opnieuw een kans wil bieden om het leven alsnog bij de horens te grijpen. Die ontheemden die hun land moesten ontvluchten helpt een nieuwe thuis te vinden en deel uit te maken van deze, ondanks de crisis, nog steeds welvarende maatschappij. Nee, dat dit kooitje hier te koop werd aangeboden kon alleen maar een vergissing zijn.

dinsdag 8 januari 2013

F-BOOK

(zondag 6 januari)

VRIJDAG 21 DECEMBER 2012

'Coroage, 't is de laatsten!' De man in deze krantenwinkel is bijzonder spraakzaam tegen onbekenden.
'Nog een beetje, en we zijn er vanaf!' reageer ik, verrast door zijn vermogen om zo vroeg in de ochtend en op de dag zelf grapjes te maken over het eind van de wereld.
'Ja', zegt hij ernstig, 'maar er zijn er al veel die verlof genomen hebben en de kerstvakantie reeds hebben ingezet...'

(9 december 2012)

Geachte medewerker van BPOST BANK Internet Banking Department,

Bedankt voor de uitleg van het werk van de afdeling Internet Bankieren BPOST BANK. Dank u bij voorbaat voor 2013 geïnstalleerde beveiligingssoftware. Maar ik voel me veiliger met deze innovatie beschikt niet over online bankieren, en ik vrees dat in de toekomst alles behalve zorgelozen van uw services gebruik maken. En excuses ik voor de succesvolle afronding van uw Internet fraude moeten dwarsbomen mijn gegevens via de link niet wenst te bevestigen.
Wij danken u voor uw begrip.
Met vriendelijke groet,

Rino Feys

(3 december 2012)

Hallo met Rino.
Mijnheer Feys?
Ja inderdaad.
U zoekt werk?
Excuseer?
Wel, wij hebben op ons interimkantoor zopas een reactie van u ontvangen.
Ah ja, dat klopt, ik heb daarnet gereageerd op een vacature.
En welk werk zoekt u?
Hoezo? Ik heb gereageerd op een vacature met een sollicitatiebrief en een C.V. in bijlage zoals op jullie website staat aanbevolen.
Ja, maar dat kunnen wij hier niet zien.
Jullie kunnen het niet zien?
Nee, die toepassing kunnen wij helaas niet openen.
Dus ben ik hier al een hele tijd bezig met iets wat jullie niet kunnen zien.
Ja, maar een persoonlijk gesprek is belangrijker dan een C.V....
Maar waarom ben ik dan uren bezig met het schrijven van een sollicitatiebrief en het opmaken van een C.V. als jullie het niet kunnen lezen?
So-wie-so is een persoonlijk gesprek noodzakelijk, mijnheer Feys, hoe-dan-ook! En daarbij moeten we u kunnen zien! En als u wilt kunt u uw C.V. dan ook meebrengen... Hallo? Hallo?
Hallo mijnheer Feys?...

(17 november 2012)

De binnenstad was afgezet, de sint was op komst en had als voorwaarde een vrije doorgang geëist. Ik moest toevallig in de stad zijn, maar zag me genoodzaakt te parkeren op een parking aan de rand. Dichter raakte je met de wagen niet. Een vrouw probeerde toch door te rijden. Ze kwam tot stilstand aan een versperring. Een forse agent met helm op stond in het midden van de straat. De motor stond iets verder geparkeerd. De vrouw draaide het raampje omlaag en riep in de richting van de agent: 'Mijnheer! Mijn garage is ginds, maar hoe kan ik tot daar geraken?' De agent kwam dichterbij.
'Mijnheer', herhaalde de vrouw, 'daar is mijn garage. Zou ik kunnen doorrijden om er te parkeren?' De agent zei nu iets, maar ik had het niet gehoord, en ook de vrouw bracht een hand bij haar oor terwijl ze haar ogen tot spleetjes kneep.
 'Mevrouw', zei de agent.
 'Het is mevrouw.'

(18 juli 2012)

Beste boekenvrienden, het is een trieste zaak maar ik verlaat boekhandel De Zondvloed omdat deze in de opzet die ik voor ogen had niet rendabel is te Roeselare. Dit blijkt uit de boekhoudkundige cijfers van het afgelopen jaar (jaren). Het gebeurt met grote spijt in het hart, maar in alle vriendschap. Johan Vandenbroucke zal het dagelijks bestuur van de boekhandel in Roeselare vanaf augustus overnemen en het concept van de winkel opnieuw bekijken.
Ik weet dat dit voor de winkelfans als een donderslag bij heldere hemel komt, en ik verontschuldig mij daarvoor, maar ik had het hart niet om er in de winkel over te beginnen. Ik dank allen die ons de afgelopen vier jaar gesteund en door de vele moeilijke momenten heen geholpen hebben. Het was gelukkig niet enkel kommer en kwel, ik heb hier ook de tijd van mijn leven gehad. Met heel veel plezier denk ik terug aan de prachtige boeken die we mochten verwelkomen, aan de mooie vriendschappen die hier zijn ontstaan, en aan de meer dan zestig auteurslezingen die we mochten organiseren. Als u mij wilt bereiken, gelieve dan niet het winkelmailadres, maar naar mij persoonlijk te mailen via rino@scarlet.be. Ik wens u het allerbeste en nog heel veel boekenliefde toe.

(11 juli 2012)

Bejaard koppel Nederlanders in de winkel.
'O meneer, is dit alles wat u van Philip Roth hebt? Dit rijtje hier?' Ze staan naar de boeken toegekeerd, en proberen hun hoofden achterom te draaien, maar dat laten die nekwervels niet meer toe.
'Wat zegt u? Ja? Nou zie je wel, ze hebben het hier ook niet. Toch vreemd, nergens vind je het...'
'Wat zoekt u precies?' vraag ik, terwijl ik dichterbij kom.
'Ach, Nemesis, maar het is er niet...' Ze strijkt met haar vinger over de ruggen, ook van het boek dat ze zoekt. Ik schuif het een beetje achteruit. Met grote ogen vol stille bewondering kijken ze beiden naar me op, terwijl ik me weer verwijder.
 'Nou wat zeg je me daarvan, hebben we er overheen gekeken, gek word je daarvan! Nouja, dat heb je met gele boeken, het is weer eens bewezen, die zie je gewoon niet staan...'

(27 juni 2012)

'Moet je nu zien', zegt de vrouw tegen haar man, 'er ligt hier een boek voor jou'. Vijftigers, die van de markt komen en binnenvallen voor de wekelijkse koffie- en plasstop. Ze verspreiden de geur van vis en kip aan het spit waardoor Toots, de teckel, kwispelend uit haar mand stapt, zich rustig uitrekt, en dan goedgemutst op onderzoek gaat.
'Je weet dat ik geen boeken lees', bromt haar man, en knipoogt naar me.
'Jammer', zegt de vrouw, 'het was nochtans perfect voor jou', en legt, nadat ze de achterflap gelezen heeft, 'de kunst van het heldere denken' weer terug.

(23 februari 2012)

Dagelijks is er wel iemand in mijn vriendenclubje hier die het op prijs stelt dat ik hem of haar een verjaardagskaart heb gestuurd. Dat zie ik bij meldingen, want daar vinden sommige jarigen 'je bericht leuk'. Als ik op 'je bericht' klik, verschijnt er zo'n aandoenlijke balonnetjes/bloemetjes/sterretjes kaart met een old school verjaardagslettertype er sierlijk en/of uitbundig doorheen die de gelukkige van mijnentwege proficiateert. En te bedenken dat ik nooit goed met verjaardagen was! Maar Facebook heeft dat voor me opgelost. Misschien heb ik iets geactiveerd dat er voor zorgt dat niemand nog vergeten wordt, hoewel ik me niet kan herinneren wanneer of wat dat was. In elk geval is het feit dat ik zo'n kaart verstuurd heb voor mij een even grote verrassing als voor de jarige zelf. En het voelt een beetje genant aan: wéér een verjaardag die ik bijna vergeten was! Maar dankzij Facebook weten mensen dat ik aan hen denk! De rest doet er niet toe. Weet dat het gemeend is. GELUKKIGE VERJAARDAG IEDEREEN!

(12 oktober 2011)

'Wacht, ik heb hier de krant van vandaag', zeg ik tegen de vrouw bij wie ik een koffie breng. Ze zit te lezen in de krant van gisteren.
'Zal er iets anders in staan misschien?' vraagt ze, en dan in zichzelf: 'k Peis 't nie'.