woensdag 31 januari 2018

ZOATERDOAGE

'De Kringloopwinkel in Avelgem, mè Rino!'
'Alloo? 'Is t mè de Krienkloopwienkle?'
'Ja, mè Rino, van de Kriengloopwienkle in Oavelgem.'
'Alloo, tis voe te vroagn, morken is dunderdoage, is de wienkel ton oopn?'
'Ja, tussn kerstdag en nieuwdag sluutn we nie.'
'Alloo, k goa ton zoaterdoage komm!'
'Zoaterdoage?'
'Of is die wienkel nie oopn zoaterdoage?'
'Jejoaj, want t is éegluk ne geweune zoaterdag ée!'
'Of moete k vrydoage komm?'
'Tis gelyk, we zyn héel de weke oopn...'
'Alloo, morken of zoaterdoage?'
'Oké...'
'Of vrydoage?'
'Ja zeg...'
'Wel, toet morken of toet zoaterdoage? Of toet vrydag!'
'...'

FEESTJE

'Was het feestje gisteren?' Ahmed knipoogt schalks naar me.
'Hoe bedoel je?' vraag ik.
'Ik kan het ruiken' zegt hij. 'Alcohol.'
Ik heb de avond voordien twee glazen wijn gedronken, en twee biertjes. Dus schud ik het hoofd.
'Dat kan niet' zeg ik. 'Je bluft.'
'Nee echt, ik ruik het. Ik heb een goed werkende neus. Ik ruik het bij de meesten van jullie.'

Er is plaats in de winkel voor een complete slaapkamer. We zijn begonnen met een driedeurs kledingkast in elkaar te zetten. Straks gaan we het queen size bed opstellen. Er is ook nog een bijhorende kaptafel en twee nachtkastjes. Het betreft een oude, charmante slaapkamer in teak, vermoedelijk uit de jaren zestig.
We noemen het retro hoewel het niet klopt. Retro is een nieuw gemaakt product, gebaseerd op oude ontwerpen. De juiste benaming voor deze meubelen is vintage.

Het hoofdeinde van het bed is een smal, gelijkbenig trapezium op pootjes dat aan weerszijden ruim een halve meter buiten het slaapgedeelte uitsteekt, daar waar de nachtkastjes komen. De breedste zijde zit bovenaan. Afgeronde hoeken. Conische pootjes. Best wel een mooi geheel - uitbundig en sober tegelijk - enkel jammer van een paar lichte krassen, waarschijnlijk opgelopen bij het verhuizen. Maar niet onoverkomelijk en met wie een beetje handig is krijgt dit elegante pronkstuk zonder al te veel moeite de glans van weleer.

'Wat bedoel je met jullie?' vraag ik hem.
'Niet moslims' zegt hij zonder aarzelen.
'Ben jij een goede moslim?'
'Ik doe mijn best.'

Hij is een stuk groter en robuuster dan ik. Een hand van mij past in de zijne als een schoteltje in een bord. Hij heeft een woeste baard zonder snor. Een redelijk streng gezicht maar zijn ogen verraden zijn vrolijke ziel. Ze stralen iets ondeugends uit. Hij maakt geregeld grapjes en soms zingt hij luidop in het magazijn.
Ik werk graag met hem samen. Hij denkt na voor hij begint. Hij is tien jaar jonger dan ik maar hij heeft me al veel geleerd over het ineen zetten van meubelen.

'Vroeger was ik geen goede moslim' zegt hij plots. 'Oorspronkelijk kwam ik naar België met de bedoeling om hier enkele maanden te werken en dan terug te keren. Het was bekend dat je in België op korte tijd veel geld kon verdienen. Maar het duurde langer dan ik dacht.' Hij grinnikt hoofdschuddend zijn mooie regelmatige tanden bloot.
'Nu ga ik in de zomermaanden drie weken naar Marokko om mijn familie te bezoeken maar de rest van het jaar woon ik hier, al bijna twintig jaar. Ik wil niet meer terug, ik heb hier vrienden en vast werk. Ik ben een Belg geworden.'

Een bed heeft een geschiedenis, meer dan enig ander meubelstuk. Wat voor mensen hebben erin geslapen? Was dit een ouderlijk bed waarin een hele kroost werd verwekt? En nu de eigenaars oud geworden zijn, niet meer op eigen benen kunnen staan en naar een rusthuis werden gebracht, of er misschien al niet meer zijn, is het van een ooit gekoesterd meubelstuk afgegleden naar een oudbollig en nutteloos ding. Of erger nog, is het beladen door ontrouw of zijn er mensen in gestorven...
Kom naar de Kringloopwinkel, bed! Wij wissen je verleden en bieden je een kans op een tweede leven, vers en onbevlekt. Met een beetje geluk wordt een jong koppel verliefd op je en krijg je een opknapbeurt én een nieuwe thuis. En wie weet wordt dat ouwe metalen bednet van je van tijd tot tijd weer eens grondig opgerekt!

We schuiven de zijpanelen in hoofd en voeteneinde. Ahmed draait de schroeven vast.
'Waarom was je geen goeie moslim?'
'Toen ik naar België kwam, was ik een jonge man. Ik woonde en werkte toen in Antwerpen. Ik presteerde veel uren omdat ik geld nodig had om naar huis te sturen. Maar ook omdat ik niet wist wat ik met mijn vrije tijd aan moest. Het was een moeilijke periode, ik miste mijn familie en land. Ik had het ook lastig met de weinig respectvolle manier waarop de mensen hier met me omgingen. Ik begon op café te gaan, was vaak dronken in het weekend en maakte vrienden die drugs gebruikten. Ik heb het allemaal geprobeerd. Ik herinner me niet zoveel van die jaren. Ik raakte vaak betrokken in knokpartijen en mocht geregeld een nachtje in de gevangenis slapen.

En toen leerde ik op café een oudere man kennen. Ik had hem al eerder gezien; we maakten zelfs grapjes over hem omdat hij altijd alleen zat en koffie dronk.
Op een keer, ik had een verschrikkelijke kater, kwam hij naast me zitten. Hij vroeg me wat mijn plannen voor de toekomst waren. Ik moest bekennen dat ik geen plannen had. We begonnen te praten. Hij overtuigde me ervan dat ik evenveel recht had om hier te zijn als iemand anders. Hij toonde me de weg terug naar de moskee en ik stopte met drinken en het gebruiken van drugs. Vermeed vechtpartijen. En toen gebeurde er iets vreemds: ik kreeg het gevoel van eigenwaarde terug. Ik zwijg niet meer wanneer iemand me zonder respect behandelt.'
Hij glimlacht.

'En wat zijn je plannen nu?' vraag ik. Hij begint te lachen.
'Ik weet het nog altijd niet' zegt hij.
'Maar ik kan wel ruiken als iemand van feestje komt.'

30 DAGEN ZONDER KLAGEN

Mijn assistente klaagde steen en been. En het was terecht dus moedigde ik haar aan.
'Doe maar' zei ik, 'nu het nog kan.'
'Hoezo' vroeg ze terwijl ze me niet begrijpend aankeek.
'Volgende week is het voorbij' zei ik. Dan begint 'Tournée Minder Gal', ofwel '30 Dagen Zonder Klagen'.'
Ze keek bezorgd.
'Het is niet zo dat we dan niet meer mogen klagen' verklaarde ik, 'maar we moeten het bewust doen zodat we er meer van kunnen genieten. Het beste is dat we bellen naar iemand, er alles wat op onze lever ligt in één keer uitgooien en dan weer inhaken.'
Ze fronste de wenkbrauwen en keek me aan met die blik waarmee ze me aankijkt als ze me niet gelooft. Want soms vertel ik dingen die niet waar zijn, ik geef het eerlijk toe. En dan kijk ik. Om te zien of ze erin trapt. Wat ze af en toe ook doet. Maar de laatste tijd steeds vaker niet en dan krijg ik dus die blik.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik het eerst ook maar moeilijk kon geloven. Dertig dagen waarop je niet kunt klagen. Over dat er geen winters meer zijn. Of dat het te koud is. Dat de okselstick zo einde carrière is dat hij je oksels bijna lijkt te scheren. Over de eindeloze rij roet spuwende wagens waarachter je voor en na het werk staat aan te schuiven.
Over de 'niet liegende maar ook niet de volledige waarheid vertellende' Theo Francken.
Over het leger monsters onder ons bed.

Ik vroeg me af wie er meest baat heeft bij het feit dat de mensen eventjes niet mogen klagen. Wie hierachter zat. Pas toen ik de dames die met de actie op de proppen kwamen op de radio hoorde en daarna op tv zag raakte ik overtuigd van hun goede bedoelingen.
Als je af en toe dingen vertelt die niet waar zijn, dan geloven ze je op den duur ook niet meer als je iets vertelt dat wel waar is.
Het is iets dat Trump helaas nooit zal overkomen.

'De mensen die de actie 'Dertig Dagen Zonder Klagen' organiseren wijzen erop dat er een verschil is tussen bewust en onbewust klagen. En dat laatste willen ze weg' zei ik. 'Want volgens hen is het niets meer dan een besmettelijke, nare gewoonte. Bijvoorbeeld: je wordt wakker omdat de wekker afloopt en je denkt, 'die vervelende wekker, ik moet nodig een ander muziekje'. En: 'het bed is zo warm en ik heb nog geen zin om op te staan, mocht ik maar blijven liggen'. En, wanneer je de gordijnen opent: 'Wat is het weer grijs en donker buiten, en het zal waarschijnlijk de hele dag zo blijven'. Enzovoort, de hele dag door – dat soort chronisch klaaggedrag – daar moeten we vanaf, snap je?'
'Maar nu mag het dus nog eventjes?' vroeg ze, 'tot volgende maand?'
'Nee' zei ik, 'enkel tot volgende week. Vanaf maandag begint de actie'.
'Waarom' vroeg ze, 'waarom beginnen ze halverwege de maand? Kunnen ze niet aan het begin van een maand van start gaan?' en ze schudde vol onbegrip haar hoofd.
'Ja!' riep ik. 'Doe maar! Ga er maar voor! Goed bezig!'

In al mijn enthousiasme vergat ik dat 'Blue Monday', de maandag van de laatste volle week van januari, de reden was. De dag waarop veel mensen plots de weerbots voelen van de eindejaarsperiode en dan moedeloos en mistroostig zijn. Een goeie dag dus om te beginnen met de actie die heel gepast eindigt op 14 februari, met Valentijn.

Aan de dag daarna willen we nog niet denken.

DOCTEUR

'Patrron! Ne gelukkign nieuwjoare!'
Die stem!
Ik verlaat de sortering en ga kijken of het waar is, of het Richard is die gedag komt zeggen.
Een lange slungel die een eind boven me uitsteekt. Hij draagt een grijze muts die tot net boven zijn ogen komt. Een donkerblauw, hermetisch gesloten jack met de kraag over zijn kin, tot aan zijn mond.
Lange stelten in een skinny jeans.
Door die ingevallen wangen kun je de afdruk van zijn schedel zien. Toch maakt hij een vitale indruk.
'Patrron! Tis voe te zeg ne gelukkign nieuwjoare! En ne beetre gezoendheid dan van my!' Ik schud zijn benige hand.
Zijn vader is Franstalig en zijn moeder Nederlandstalig, of beter nog, West-Vlaamstalig.
'Hoe gaat het Richard?'
'Bèja, ke meuge nie kloag nie! Ja, tis ooltyd wel n twuk moa çava! Kyk, ken ierrch wel n zwellinge (toont zijn hals waar ik eigenlijk niet direct iets zie) en ierrch myn béen, das wok iets roars moa voe de réste, k zegge t: ik meugn nie kloagn!'
'Allez, Richard, fijn je eens te zien!'

'Haja, ik peizn ool lange ik moete kée goan noa myne noedn patrron. En k moest ierrch passeern en ozoa! Ja ke komn sjuuste van n docteurrch en je zeg, Rrichard, je goa gy were moetn werrkn! Tès nietn an te doene! Haja... Ut n docteurrch da zeg, ton goa k ik moetn werrkn zeekre?'
Hij steekt die benige schouders op. Ik heb Richard altijd sympathiek gevonden. Het scheelde geen haar of hij had zijn termijn hier uitgedaan, ook al heeft hij amper de helft van dat traject daadwerkelijk gewerkt. Wie hem voor het eerst ziet kan het misschien moeilijk geloven maar hij is een echte hartenbreker. Hij kan zo ontwapenend eerlijk uit de hoek komen.
Toch ben ik ook vaak kwaad op hem geweest. Een boosheid die voortkomt uit ontgoocheling. Omdat hij er weer niet was. Omdat hij opnieuw verstek gaf. Ik geef het niet graag toe maar soms was het een lijdensweg.
Wat doe je eraan? Als hij een doktersbriefje heeft?
Richard kon van de één op de andere minuut doodziek worden. Je wist 's morgens nooit of hij de avond zou halen. Hij werd lijkbleek terwijl je erop stond te kijken. Het was onmogelijk te achterhalen wat de oorzaak was, maar plots begon hij te schudden en te beven. Het verwonderde ons op zo'n moment bijna dat hij geen schuimende bellen begon te blazen uit neus en mond. Of plotseling in elkaar zakte.
Het is één van Richards grootste talenten: stante pede ziek worden.

'En tis wok doamee da k ne kée binn springe: voe te kykn uj gy géen werk zoed één voe my!'
'Hoelang is het geleden dat je hier gestopt bent Richard?'
'Ja t is, ik peis, wachte wei, ja, kweet nie, miskien drie joar nu?' Dat is een beetje overdreven. Het is exact een jaar en twee maanden.
'Om hier te kunnen werken moet je minimum vijf jaar werkloos zijn, weet je nog? Dus moest je nu werk vinden, moet je daarna weer vijf jaar werkloos zijn voor je hier opnieuw kunt beginnen.'
'Luuster, ik weetn da k vele ziek zyn, moarrch ziek of nie ziek, je meugt erup reekn, ik zoe toch komm werrkn! Zels ool zyn k doaziek! Ik zoe nie mée tuus bluuvn doavoarrn!'
'Ja Richard, maar dat is nu eenmaal één van de voorwaarden.'
'Oeie... Nog twée joarrch tuus zittn dus... Ik wete nie ut da goa lukkn voe da zoa lange te rekkn! Moa ke kunne t probeerrn ee! Miskiens mè ne nandern docteurrch!'

FANTASIE

Tijdens de middagpauze keek ik in de krant.
'Kijk' zei ik tegen Nathalie, 'in Rotterdam is de politie binnenkort gemachtigd om kledij van bepaalde jongeren af te nemen. Dit in het geval ze niet kunnen verantwoorden hoe ze aan het geld komen om dergelijke merkkledij te dragen. Natuurlijk voelt een deel van de uitheemse bevolking zich meteen geviseerd. Maar het is een beetje zoals de politie in Antwerpen auto's in beslag neemt wanneer de bestuurder niet kan rechtvaardigen waar hij de financiën vandaan haalt om zo'n dure wagen in zijn bezit te hebben. Zo willen ze de strijd tegen criminaliteit en het drugsmilieu aanbinden. En daarom willen ze nu agenten opleiden in het herkennen van merkkledij. Dat zou een perfecte job voor jou zijn!'
'Zeg!' zei Nathalie, 'wil je me hier weg of wat?'
'Natuurlijk niet' zei ik. 'Het is gewoon dat jij een specialist bent als het erop aankomt merkkledij te herkennen.'

Nathalie is mijn assistente. Nooit gedacht dat ik nog ging kunnen zeggen dat ik een assistent had, laat staan een assistente. Het lijkt me meer iets voor een tandarts, of een apotheker. Ik zocht de exacte betekenis op: ondersteunend medewerker. Synoniemen: helpster, ondergeschikte, dienaar, hulpje. Maar ook: collaborateur, collega, ambtgenoot, gildebroeder. Op woordenboeken.nu gaat men nog verder, daar staat er 'waterdraagster'. Het is niet gelogen, en eigenlijk geldt dat voor ons allebei want voor alle duidelijkheid: we werken samen. En af en toe dragen we water naar de zee.
We pakken de problemen met vereende krachten aan en proberen eruit te komen. Ik ben diegene die, als het niet lukt om tot een consensus te komen, de knoop mag doorhakken maar het had net zo goed andersom kunnen zijn. Daarnaast gebeurt het maar zelden dat we het niet eens zijn of worden.
Samen trotseren we stormen. Het water komt ons soms tot de lippen maar tot hiertoe hebben we het altijd gered. Een kleine vestiging zoals Avelgem heeft het voordeel dat je niet zoveel werknemers nodig hebt. Het nadeel is dat je het snel voelt als er iemand ontbreekt.

Normaal hebben we hier zo'n acht, negen medewerkers. Vier van hen hebben onlangs hun traject afgerond. Door gebrek aan kandidaten bij het OCMW konden er maar drie van hen vervangen worden. Twee van de drie vervangers vielen na enkele dagen alweer af. Dat is niet zo uitzonderlijk. Duizend en één redenen. Zoals familiale problemen, lichamelijke aandoeningen of gewoon geen zin om te werken. Het is wat het is.
En soms belanden we in een crisissituatie. Deze week was het zover. Een of andere besmettelijke ziekte trof onze groep - op Ndue en Feysal na. Dagenlang moesten we het met twee medewerkers rooien. Twee personen, dat is het strikte minimum. Iemand om de goederen in ontvangst te nemen, iemand om aan kassa te staan. Het zorgt ervoor dat je inventief blijft.
Nathalie nam in haar eentje de textielafdeling voor haar rekening. Dat is de helft van onze winkel als je het qua ruimte en omzet bekijkt. De andere helft bestaat uit huisraad, curiosa, hobby, speelgoed, boeken, muziek en de meubelafdeling. We doen wat we kunnen.
Aan de ziektebriefjes te zien is iedereen (hout vasthouden) volgende week terug.

En af en toe gaat Nathalie aan de computer zitten met een stapel kledij, schoenen of handtassen waarvan ze het merk dan opzoekt. Geregeld gaat het om stukken van vele honderden euro's. Exclusieve merkkledij van grote modehuizen. Dan gaat de prijs hier fors omhoog. Niet zelden kost zo'n ding dan dubbel of zelfs drie keer zo veel. Schrik niet als de koop van je leven je twaalf euro kost!
'Stel je voor' zei ik, 'dat zo'n agent bij gebrek aan kennis iemand viseert die een jas draagt van de H & M, kun je je het gezichtsverlies al voorstellen? Maar dat kan voorkomen worden als jij de ordediensten helpt, en als compensatie schenkt men die kledij dan aan de Kringloopwinkel. Daarna bieden wij de spullen opnieuw te koop aan. Zo krijgen die arme drommels tenminste de kans hun dure winterjas voor een meer dan redelijke prijs terug te kopen en hebben ze een geldige verklaring én een kasticket om zich te verantwoorden bij de ordediensten!'
'Ja...' zuchtte Nathalie terwijl ze een sigaret uit haar pakje plukte en opstond om te gaan roken.
'Je fantasie slaat weer op hol.'

BRIEF

'Kan ik spreken, Rino?'
'Natuurlijk' zeg ik. 'Kom straks naar mijn bureau.'
Tien minuten later hoor ik Feysal de trap oplopen.
'Ik heb brief gekregen' zegt hij en overhandigt me een envelop.
Die is aan hem geadresseerd. Ik vouw de brief open. Hierop staat zijn naam bovenaan. Het betreft een uitnodiging voor de opening van een nieuwe winkel in zijn straat. Aansluitend is er een receptie. Tevens krijgt de geadresseerde met deze brief tien procent korting op wat hij er die avond aankoopt.

'Het is een uitnodiging' zeg ik.
'Waarom?' vraagt hij.
'Gewoon' zeg ik. 'De winkel is nieuw en de uitbaters nodigen de buren uit voor een drankje.'
Hij staart naar het papier.
'Het is reclame' zeg ik. 'Het betekent niets.'

'Maar waarom mijn naam?'
'Omdat je met de brief korting krijgt en die is niet voor iedereen. Enkel voor de mensen die deze persoonlijke uitnodiging kunnen voorleggen. Kennissen en familie wellicht. En blijkbaar ook de buren.'
'Maar ik ken mensen niet!'
'Het is niet belangrijk Feysal.'
Ik kijk nog eens naar de uitnodiging.

'Je hoeft je geen zorgen te maken' zeg ik, ' want je bent toch te laat. De opening was drie weken geleden. Je kunt de brief gewoon weggooien.'
Hij knikt, zichtbaar opgelucht, vouwt de brief zorgvuldig dicht, steekt deze terug in de envelop en daarna weer veilig in de binnenzak van zijn jas.

KOOPJES

‘De Kringloopwinkel in Avelgem, mè Rino!’
‘Alloo? Is t mè de Kringloopwienkle in Oavelgem?’
'Mè Rino, van de Kringloopwienkel in Oavelgem!'
'Alloo, is t met de chef?'
'Tis mè de verantwoordelijkn!'
'Wel chef, tis voe te vroagn uj gyder oopn zyt vandoage'
'Jow we zyn oopn! Van te neegnoalf toet n twoalfnoalf en van te n éenn toet te vuufnoalf!'
'Ja k weete wonneer da j oopn zyt wan ke komme verre oole weke! Moa mèt n éestn die up ne moandag viel woare k lik nie zeekre!'
'Ja moa tis ool woensdag née!'
'Ja moa ja, tis voe de zekerheid! De wienkels woarn zundag wok oopn zeijn z up de raddio, moa toch woare gydre geslootn!'
'Tis toch géen woa da j ier an de deure gestoan ee?!'
'Joak néeh!'
'Nie ool de wienkels woarn oopn ee zundag, ha TON beter éest ne kée gebeld voa da j kwam!'
'Wè ja, tis doamee da k nu belle! 


Moa wuk da k a willn weetn: zyn der nu koopjes by gyder?'
'Joat, t zyn ier oolsan koopjes!'
'Ja moa, in Oednoarde is ooles an nild van de prys!'
'Wè, we vroagn ier zoa lettre dat we de prys nie mée in twéen kunn doen!'
'Gow chef, nie zéevern ee!'
'Ja moa, k zevere niet! Is t géen woa miskien? U j zegt da j oole weke komt? T zyn ier toch oolsan koopjes? En oe moe we da ton noemn? U we da nog n kée in twéen doen?'
'Ja, da weete k ik wok niet wei... Oe dat da goat... Miskien moe j kée belln noa Oednoarde?'
'Joak! K goa dat doen! K goa ne kée belln noa Oednoarde! Mersie voe de tip!'
'Ja... Tis géern gedoan ee chef! En k goa ton ne kée komm kykn wei!'
'Ge zy welgekomm!'
'Danke chef! Toe ton é!
'Jow...'

JACQUELINE

Ik was buiten aan het opruimen rond de inkom van de winkel en zag Jacqueline naderbij komen. Ze was op korte tijd erg verouderd. Maar vandaag liep ze nog meer voorovergebogen dan anders, zette kleine, onzekere stapjes en maakte een vermoeide, verkrampte indruk. Haar blik was op de grond gericht waardoor ze me niet zag, zelfs niet toen ze bijna voor me stond.
'Jacqueline!' riep ik, want ze hoorde niet zo goed meer. Ze richtte zich op en meteen kwam er een brede glimlach over haar oude, benige gezicht, die echter onmiddellijk weer verdween.
'Ach, meneer!' zuchtte ze (ik had haar al vaker gevraagd me bij mijn voornaam te noemen maar ze bleef meneer zeggen) 'ik ben zo blij dat ik hier ben! Mens toch, mens toch…' Ze legde een hand op mijn arm voor wat steun en schuifelde verder, richting deur.
'Ach, wat me nu overkomen is, ik durf het bijna niet te vertellen...' En ze schudde haar oude hoofd terwijl ze met een gekwetste, kwade blik voor zich keek.

'Weet je nog, dat beige lederen jasje dat ik hier laatst kocht?'
Jacqueline en haar lederen jasjes… Iedere week vindt ze er wel eentje, maar telkens zijn ze te groot of te klein. Het zijn koopjes, maar ze zou zich blauw betalen om ze te laten verstellen tot ze haar passen. Aandoenlijkst is haar ongeloof wanneer we er haar op wijzen dat je iets dat te groot is kunt verkleinen, maar iets dat te klein is niet kunt groter maken…
Ze is heel erg mager en klein van gestalte, maar doordat ze zo krom is moet ze haar gading tussen de grotere maten zoeken. En ze kan haar kledij hier niet passen, daar heeft ze hulp bij nodig. Dus neemt ze alles mee met de afspraak dat ze het terug kan brengen om te ruilen. Wat ze nadien meestal ook doet.

'Zie je het voor je? Dat zat echt perfect hé? Wel, ik heb het niet meer!' En ze keek naar me, met een hysterische blik vanuit die opengesperde ogen. Zo had ik haar nog nooit gezien.
'En ik ben kwaad meneer! Kwaad! Zo kwaad! Echt, ik zou moeten kunnen...' en ze balde haar vuisten terwijl haar ogen zich vernauwden, maar toen ontspande ze zich, liet haar blik zakken en zei: 'ja, en ik moet nochtans op niemand kwaad zijn behalve op mezelf...'

Ze richtte zich weer naar me op.
'Elke week, elke week komt hij langs voor zijn aperitief, zo'n glazen' – ze hield haar duim en wijsvinger van haar rechterhand zover mogelijk uit elkaar – 'elke week! En niet enkel bij mij hoor! Bij veel oude mensen in de straat! En elke week zit hij daar, in mijn beste zetel, tot een week of twee geleden. Jacqueline, zegt hij, wat een mooi jasje dat er daar aan die stoel hangt! En ik zeg lachend ja maar, dat is van mij hoor! En – hoe dom kun je toch zijn! – wil je het eens passen? En hij trekt dat jasje aan... Echt waar, het zat hem als gegoten! Doe het maar weer uit hoor, zeg ik, maar hij zegt: zeg Jacquelientje, mag ik het niet meenemen om thuis eens te laten zien? Zodat ze weten welk jasje ik wil? Jij weet toch ook hoe moeilijk het is voor je iets vindt dat volledig naar je zin is? En toen heeft hij het meegenomen, jongens toch, hoe stom, hoe stom van me!'
En ze sloeg met haar hand tegen haar eigen hoofd.

'Zou je nog zo'n jasje hebben meneer? Je weet wel, dat beige jasje dat ik hier onlangs kocht, zo'n mooi jasje! Ik heb het je toen laten zien. Wil je alsjeblieft voor me uitkijken tot er nog zo eentje binnen komt en het dan opzij houden? Ik kom iedere week langs en soms meerdere keren...'
'Jacqueline' zei ik, 'vertel eerst eens wat er daarna gebeurd is.'
'Ja...' zei ze, 'ja, hij was ermee weg hé! En ik zag hem niet meer terug! Tot gisteren, plots stond hij weer aan mijn deur. En toen zat hij opnieuw in mijn beste zetel, en ik schenk zijn aperitief uit, het was de rest van de fles. En hij lacht, zet het glas aan zijn lippen en neemt een ferme slok alsof er niets gebeurd is! Ja maar, wacht eens eventjes zeg ik bij mezelf, dat zal hier geen waar zijn hoor! En ik zeg, wel? Waar is mijn jasje? En weet je wat hij zei? Welk jasje? Ik weet niets van een jasje! Jacqueline, ben je dement aan het worden? Ik heb hier geen jasje gezien, laat staan dat ik er eentje zou meegenomen hebben!'

'Heb je ooit al zoiets gehoord? Dus ik zeg: Wat!? Jij vuile dief! Kijk hier, deze fles is leeg, zie je? Wel, het was de laatste! Je moet niet meer langskomen voor je aperitief, je kunt ergens anders je broek gaan warmen!'
Ze raasde, ze was buiten zinnen, maar ondertussen haalde ze een grote zakdoek uit haar handtas en depte haar ogen.
'Ach meneer toch, je bent toch nooit te oud om bij te leren hé… En ik wist nochtans al wat voor iemand het was... Want kort daarvoor, een week of drie geleden had ik tandpijn – weet je niet meer dat ik hier rond liep met mijn hand tegen mijn wang? En ik zat aan de keukentafel terwijl hij weer eens in mijn beste zetel zat, en echt, ik verging gewoon van de ellende en ik zeg, je hebt toevallig niets bij je zeker? Een Dafalgan of zo? En nee, natuurlijk had hij niets bij zich en ik denk even na en ik zeg: het is kwart voor zeven, wil je niet even over en weer lopen voor me naar de apotheek hier enkele huizen verder? Tegen dat ik er ben is het gesloten... Oeioeioei, toen had ik iets gezegd! Wat, was het al zo laat? En in één keer goot hij zijn glas leeg en hij moest meteen weg want hij moest eigenlijk al in Ronse zijn! Hij sprong recht en voor ik nog iets kon zeggen was hij verdwenen…'

Ze schudde haar oude hoofd, en ik zag de spuugdruppeltjes van tussen die dunne, kwade lippen vliegen: 'Ik heb er nooit iets van gekregen, ik heb enkel gegeven aan die gierigaard! Die krenterige vrek! Ach, ik mag er niet aan denken, al die jaren dat hij hier gratis zijn aperitief kwam drinken... En ik, stom wicht, ik geef hem dan nog mijn mooi jasje mee! Ik kon er vannacht niet door in slaap komen, ik heb er de hele tijd aan liggen denken...' Haar zakdoek ging gedurig heen en weer, van oog tot oog.
'Luister eens Jacqueline' zei ik, 'je zult dat geen twee keer tegenkomen!' ('Wees maar gerust!' mompelde ze.) 'En er zal hier wel weer zo'n jasje binnen komen; misschien niet helemaal in hetzelfde kleur of hetzelfde model, maar het zal even mooi, misschien zelfs nog mooier zijn en het zal je als gegoten zitten! En je weet, veel zal het niet kosten, maar het kan wel eventjes duren.'
'Maar wachten kan ik!' zei ze kranig, met hernieuwde vechtlust.
'Ik heb alle tijd van de wereld! En ik zal nog meer langskomen, als het moet kom ik elke dag!' Ze snoot haar neus luidruchtig.

'En ik ben daarna naar de buren geweest en heb daar verteld wat er gebeurd is, en zij hebben er andere buren bijgehaald en toen heb ik mijn verhaal nog eens gedaan, en toen bleek dat hij wel vaker dingen leent zonder ze terug te brengen... Iedereen had wel iets van hem tegoed! In onze straat moet hij dus niet meer zijn, de nietsnut...
Maar vanmorgen, toen ik uit bed stapte stond het huilen me nader dan het lachen. En ik kan zo moeilijk weg, mijn benen zijn ontstoken...
Ik had geen vervoer en ik wist eventjes echt niet hoe maar het kon me niet schelen, ik MOEST naar de Kringloopwinkel! En ik heb eerst een stuk met de bus afgelegd, en de rest dan te voet. Ik heb er lang over gedaan, maar ik ben er uiteindelijk toch geraakt hé! En over anderhalf uur komt de buurvrouw me ophalen, dus over de terugweg moet ik me geen zorgen maken!'

En door haar tranen heen lachte ze naar me en ze greep naar mijn arm en ze zei: 'Ja, je zal het nu toch wel beginnen te geloven zeker? Als ik zeg dat ik hier graag kom?' En toen liet ze me los, boog voorover, nam de tas op die ze had neergezet en zei: 'Kijk, ik heb nog enkele spullen meegebracht om af te geven…'