zondag 28 oktober 2012

RIJK

De man behoorde tot het slag dat ooit als kapstok begon maar ondertussen in de kleerkastfase terecht gekomen was. Hij was ongeveer even groot als ik en droeg vrijetijdskledij die hier en daar onder een laag roet bedekt ging. Ook over zijn gezicht zaten enkele zwarte vegen waardoor hij een beetje een verkenner op patrouille leek. Zijn enkele dagen oude stoppelbaard deed vermoeden dat hij zich enkel in het weekend schoor. Op het eerste zicht had zijn verschijning iets brutaals en vrolijks, maar dan met een trieste sluier eroverheen.
Dat het slechts om één kachel ging, bleek hem plezier te doen.
'Ik heb mijn deel al gehad voor vandaag' verzuchtte hij terwijl hij een kuipstofzuiger met zich mee rolde. Dit was niet de man met het Franse accent waarmee ik aan de telefoon afgesproken had. Plots hield hij halt, veegde een grote zwarte hand aan zijn broek af, en stak die toen naar me uit: 'trouwens, ik ben Franky!'

'Nen Dovre! Ik heb er ook een maar die van mij is breder.' Hij bestudeerde de ruimte tussen zijn enorme handen terwijl hij ze steeds verder uiteen hield, zodat zijn houtkachel uiteindelijk bijna twee keer zo breed werd.
'Waarschijnlijk de beste investering ooit geweest. Mijn broer heeft een meubelbedrijf, en regelmatig haal ik zijn afval op. Restanten van leemplaten, triplex en MDF. Alles gooien we in die kachel, zelfs melkverpakkingen en plastic flessen; zo besparen we ook nog eens op PMD! Het helpt allemaal warmen!' Hij stak de stekker van de stofzuiger in het stopcontact, viel voor de kachel op zijn knieën terwijl het monster gierend tot leven kwam, opende het deurtje en zoog het restant aan as, houtskool en onverbrande resten op.

'IEDERE DAG MOET IK EEN VERSE BROEK AAN', riep Franky, hoog boven het hels fluitende lawaai uit. Ik keek naar zijn broek. Het was een op verschillende plaatsen gescheurde jeans die er eerder uitzag alsof hij reeds een maand rond die billen zat. 'MIJN VROUW DACHT DAT ZE HET OPGELOST HAD TOEN ZE OP EEN DAG EEN ZWARTE OVERALL MEE NAAR HUIS BRACHT. DIE HEB IK EEN KEER AAN GEHAD. BENAUWELIJK! NET ALSOF JE LIJF IN EEN GEVANGENIS ZIT!' De stofzuiger viel stil.
'Ik koop mijn broeken in zo'n outlet store, van die kledingstukken waar een klein mankement aan is. Bikkembergs, Michalsky, Dolce & Gabbana..., allemaal aan tien, vijftien euro 't stuk, in plaats van twee, drie, vierhonderd. Dat betaal ik niet voor een broek! Ik ga liever een côte à l'os eten met de vrouw. En het enige wat aan die dingen scheelt, is een knoop die ontbreekt, of een zoom die loszit...' Hij rolde de stofzuiger achteruit, legde een hand op de vensterbank naast hem en duwde zich op. Nu pas kwam die uitpuilende buik volledig tot zijn recht. 'Heb je een blaadje en een balpen?' Franky begon te tekenen, een plattegrond, noteerde straatnamen en omcirkelde iets vierkants dat een gebouw moest voorstellen. Toen gaf hij mij het vel papier terug. 'Voor als je nog eens een broek nodig hebt' zei hij, en ineens gingen zijn wenkbrauwen omhoog waardoor zijn ogen een stuk groter werden, alsof hij een openbaring kreeg, 'of schoenen, want die hebben ze daar ook!', ging enkele stappen achteruit, en showde toen een stel laarzen door zijn broekspijpen op te trekken. Van die goeie, ouderwetse cowboylaarzen.
'Vijfentwintig euro', zei hij. 'Echt pythonleer. Heb ik in Sluis zien staan voor vierhonderd.'

Voorzichtig trok Franky de kachel vooruit, zodat de pijp van de muur loskwam, en schoof het gevaarte opzij. Opnieuw zakte hij op zijn knieën, stak de zuigmond in de muuropening, en stelde de stofzuiger in werking die bij het sombere vooruitzicht in een woest gehuil losbrak. Ik zag hoe de brokstukken schokkend door de meterslange slurf naar de maag van het gillende monster werden geslingerd.
'MIJN DOCHTER MOEST VANMORGEN BINNEN IN HET ZIEKENHUIS. TOEN ZE WAKKER WERD VERTOONDE HAAR LINKERKANT VERLAMMINGSVERSCHIJNSELEN.' Franky wendde de zijkant van zijn hoofd in mijn richting terwijl hij tegen de schoorsteen schreeuwde. 'NIET ECHT VERWONDERLIJK ALS JE REKENING HOUDT MET HAAR OVERGEWICHT. MAAR ZE WAS BANG DAT DE DOKTERS WEER GINGEN BEWEREN DAT HET ALLEMAAL IN HAAR HOOFD ZIT.' Hij schakelde de stofzuiger uit, reed het gevaarte opnieuw achteruit, en schoof een lange plastic tas naderbij die hij openritste.
'Ze is al eens eerder opgenomen met een depressie. Niet echt een verrassing, als je haar moeder kent...'

Hij haalde er een stuk buis met een grove borstelkop uit, draaide het ding om en schoof de kop in het schoorsteengat. Daarna haalde hij een tweede buis te voorschijn, draaide die ook om, en schroefde de twee uiteinden aan elkaar. Opnieuw haalde hij een stuk buis te voorschijn, schudde zijn hoofd, toen de zak met onderdelen en vloekte: 'Verdomme, ze zitten er allemaal omgekeerd in!'
Tenslotte vroeg hij me om even te gaan zien of de borstelkop reeds door de schoorsteen stak. Ik liep naar buiten en stond een tijdlang naar boven te staren. Er gebeurde niets. Uiteindelijk ging ik weer naar binnen. Franky was overeind gekomen, en rookte in gedachten verzonken een zelfgedraaide sigaret. Ik zei dat er nog altijd niets te zien was. Hij schrok, 'ah, maar ik dacht dat ik je had horen roepen', zei hij, viel onbarmhartig op die knieën, en schroefde er nog een stuk op. Het ging moeizamer dan de rest, en met een vertrokken gezicht maakte hij een knik met zijn hoofd, de sigaret tussen de tanden geklemd. Ik ging nog eens kijken. Een zwarte krullenbol stak boven de schoorsteen uit, als een vroege zwarte piet die controleerde of de kust vrij was.

'En te bedenken dat ik mijn eigen schoorsteen niet mag kuisen', mompelde hij met de peuk nog steeds tussen de lippen terwijl hij het laatst gemonteerde stuk met lange halen op en neer schoof en zo de binnenkant van de schoorsteen schuurde met de borstelkop.
'Dat telt niet voor de verzekering. Zo moest ik - ik woonde toen nog bij mijn ex in Gent - een schoorsteenveger bellen! Toen die klaar was, rekende hij me 135 euro aan. 135 EURO! Voor met moeite een half uur werk!' Franky keek even naar me met een verbijsterde blik, alsof hij het nog steeds niet kon bevatten en begon de stukken daarna weer uit elkaar te halen. 'Deze stofzuiger kost 150 euro, en zo'n set borstels kun je in elke stock voor minder dan 50 euro vinden.' Hij schudde het hoofd, en duwde het restje van zijn sigaret uit in de kachel. 'Het probleem is dat ze allemaal veel te snel rijk willen worden.' Hij ritste de zak dicht. 'En toen die oplichter weg was, keek ik nog eens goed naar die factuur, en zag ik dat de achterkant reeds een contract voor volgend jaar was!'
Hij schoof de kachel terug, en bracht de pijp weer in het gat in de muur. 'En wat kun je eraan doen? Je hebt dat attest nodig om in orde te zijn met de verzekering.' Hij legde zijn hand op het raamkozijn en kwam moeizaam overeind. Ik wendde mijn blik af.
'Hoewel. Ik heb zelf eens een schoorsteenbrand gehad. De boel toen gewoon laten fikken. Mijn schoorsteen was nog nooit zo proper geweest! Maar ik had wel een waterslang op iedere verdieping klaargelegd. Want je weet natuurlijk maar nooit, ergens een barstje in de muur en voor 't zelfde geld brandt je huis af!'

Ik vroeg of ik hem iets kon aanbieden, een koffie, of iets anders.
'Nee, geen koffie voor mij, daar word ik veel te nerveus van. Maar moest je een biertje hebben, dat zou ik niet afslaan!' Terwijl Franky zijn materiaal inlaadde, schonk ik een glas bier uit. Toen hij weer binnenkwam, had hij een aktetas bij. Daar haalde hij een factuurboek uit. 'Heeft de Fransman de prijs gezegd?' Hij keek me strak aan. 'Euh, nee', zei ik, 'ik dacht dat het een vaste prijs was'.
'Natuurlijk is het een vaste prijs', zei hij. 'Maar uit beleefdheid zou hij toch de prijs kunnen zeggen. Voilà, dat is dan negentig euro.' Hij schreef een attest uit. 'Dat scheelt toch de helft met mijn collega in Gent, hé. Je kunt ook meteen een afspraak maken voor volgend jaar.' Ik lachte, maar hij keek me ernstig aan.
'Want het probleem is, als je ooit zo'n attest bij je verzekering gestoken hebt, diezelfde verzekering je nadien nauwlettend in het oog houdt.'

Plots haalde hij de schouders op, en nam een forse teug van zijn pint.
'Ik kan het niet laten', zei hij. 'Heel mijn leven zelfstandig geweest, en een paar jaar geleden liet ik mijn boekhouder eens uitrekenen hoeveel mijn pensioentje zou bedragen. Ik heb de firma toen snel verkocht! Gelukkig was één van mijn werknemers bereid om de zaak over te nemen, een Fransman die al twintig jaar voor me werkte. En toen hebben we de rollen omgekeerd, en ben ik bij hem in dienst gegaan. En nu zit hij aan mijn bureau...' Hij stond een tijdje dromerig naar buiten te staren toen plots een krachtige boer weerklonk.
'O pardon', zei Franky en stak zijn factuurboek weer weg. 'We gaan er de brui aan geven voor vandaag'. Hij goot de rest van het glas in één keer naar binnen. Opnieuw veegde hij zijn hand aan z'n broek af, en stak die naar me uit. 'Je hebt mijn telefoonnummer op dat papier daar', hij knikte naar de factuur, 'en niet vergeten van die broeken, het is topkwaliteit en wat je uitspaart kun je aan een lekker stuk vlees uitgeven', hij knipoogde, 'en als er iets scheelt, eerst naar mij bellen!' De deur viel dicht. De ruimte herademde. Ik keek naar de klok. Het was precies drie kwartier later.

zaterdag 27 oktober 2012

PRIVECONCERT

'Wat bespeel jij die snaar toch goed...',
ze luisterde met haar ogen dicht.

'En wie is dit?', ik verdiepte me in een solo.
'Joe...Coc...ker?'; ze leek in ademnood.
'Joe Cocker?!' Ik begreep er niets van
maar fluisterde in haar oor:
'Het was Dick Dale'.
'Surf!...' piepte ze ongeduldig.

Verbluft over haar muzikale kennis
ging ik verder tot ze riep:
'Wie zei je ook alweer? Dick Dale?'
Ze kreeg de slappe lach.
'Joe Cocker speelt enkel luchtgitaar,
en zelfs dat maar half' mompelde ik.

Het concert moest worden stilgelegd.

dinsdag 9 oktober 2012

TROPENHELM

De winkel sloot om 19 uur op vrijdagavond, maar ik had enkele late klanten gehad. Als je slechts één iemand hebt na sluitingstijd, dan vraagt die meestal wel of het hindert dat er nog even rondgekeken wordt. Maar als er zich drie of meer mensen in de winkel bevinden, doet iedereen over het algemeen alsof zijn neus bloedt. Niet dat het mij iets uitmaakte want ik had alle tijd zodat het over halfacht was toen ik de sleutel eindelijk om kon draaien en de dagverkopen printte. Toots lag in haar mand, door het doven van de meeste lichten al weer half bij bewustzijn. Uit ervaring wist ze dat de lange dag in de winkel nu bijna ten einde was en ze rekte zich slaperig geeuwend uit.
Toen ik even opzij keek, zag ik een oudere man bij het uitstalraam. Hoewel het sombere weer ervoor zorgde dat het vroeg duister werd, droeg hij een pilotenbril met donkere glazen waardoor een groot gedeelte van zijn bleke gezicht verborgen bleef. In weerwil van de rest, deed de wilde bos grijswit haar op zijn hoofd vreemd genoeg jeugdig aan. Hij hield een kleine, vuilwitte straathond aan de leiband met zo'n typisch rechthoekig lijf waarin menig ras samen komt, vrolijk opstaande oren en een schrandere blik.
Ik herkende de man uit een vervlogen tijd, toen in het café waar ik als twintiger vertoefde het gerucht de ronde deed dat hij een politieman in burger was die de boel af kwam schieten, op zoek naar illegale drugs. De muziekkroeg die mij destijds tot de vaste stamgasten mocht rekenen had nu eenmaal geen al te goeie reputatie op dat vlak. Hoe dan ook, wij vonden het best spannend, en hij leek ons in elk geval de geknipte man als 'spion'. Hij was een heel stuk jonger toen, hield het qua conversatie bij het bestellen van een drankje en had een knap maar onbewogen gezicht. Het soort pokerface waarmee hij zo in Scarface mee had kunnen spelen.

Hij trok enkele keren aan de gesloten deur, alsof hij ervan uitging dat die gewoon een beetje klemde. Ik maakte open, om te horen wat er aan de hand was.
'Pardon', zei hij, 'maar hoe laat is het?' Ik wees op de kerkklok waarop je het tijdstip van hieruit uitstekend kon aflezen.
'Twintig voor acht', zei ik.
''t Is voor dat boek met die tropenhelm', hij wees iets aan in het uitstalraam, 'maar ik kom misschien beter eens terug'.
'De kassa is nog niet afgesloten, dus u kunt gerust nog een boek afrekenen', zei ik terwijl ik me afvroeg of hij mij nu ook herkende. Maar mijn lange haar en jeugdige gezicht had ik ondertussen ingeruild voor een baard en een bril, en het leek me bovendien onwaarschijnlijk dat hij me ooit had opgemerkt. Hij kwam binnen, en de straathond, die last van reuma bleek te hebben en duidelijk ook al niet meer van de jongste was, sprong kwispelend naar me op. Plots klaarwakker wipte Toots uit haar mand, en met een aanzwellende grom donderde ze op ons af. Door deze onverwachte wending ontstak het oude hondje in een schril geblaf die onmiddellijk in de keel gesmoord werd doordat zijn baasje hem ruw bij bij zijn leidband omhoog trok, zodat hij happend naar adem op z'n achterpoten stond.
'Hij stikt', zei ik bezorgd.
'Nee hoor', zei de man terwijl hij zijn zonnebril rustig dichtklapte en in zijn jaszak stak, 'hij is dit gewoon.'
Na een tijdje liet hij de hond langzaam weer zakken, waar Toots van profiteerde door de rochelend bekomende indringer nieuwsgierig te besnuffelen.

'Ik verzamel al heel mijn leven tropenhelmen', verklaarde de vermeende geheim agent zijn interesse voor het boek, 'en ik heb heel speciale, uitzonderlijke exemplaren die ik meebracht toen ik nog vaak naar Afrika reisde. Maar sinds ik ziek ben, komen er niet veel meer bij. Ik heb precies zo'n tropenhelm als die op dat boek daar, een zeldzaam exemplaar en niet gemakkelijk te vinden. Helaas is het in slechte staat. Het probleem met die tropenhelmen is dat ze na verloop van tijd beginnen te verpulveren en uiteindelijk helemaal uit elkaar vallen.' Ik luisterde naar het merkwaardige verhaal, vond dat hij er daadwerkelijk ziek uitzag, maar stelde me toch vragen bij de weeïge dranklucht die hij verspreidde. Ik overliep de boeken aan het raam om erachter te komen wat zijn aandacht had getrokken. Toen zag ik het. Het waren de Indiëromans van Jeroen Brouwers, een kloek boek die 'Het Verzonkene', 'Bezonken Rood' en 'De Zondvloed' in één band bundelde. We hadden tijdelijk enkele exemplaren aan halve prijs in voorraad, en die aan het raam gelegd. Hij knikte toen ik het boek opnam. Ik had met de man te doen; je kunt veel over de boeken van Brouwers zeggen, maar toch niet dat ze over tropenhelmen handelen.
'Ik weet niet of dit boek werkelijk beantwoordt aan uw fascinatie voor tropenhelmen', zei ik, en legde uit dat het trilogie was, een combinatie van drie romans die zich grotendeels afspeelden in het voormalige Nederlands-Indië waardoor de vormgever er een afbeelding van een tropenhelm op had gezet, maar dat er geen afbeeldingen in de boeken stonden en hij ervan mocht uitgaan dat hij ook verder weinig of niets over tropenhelmen te weten zou komen.
'Jamaar', zei hij met een lichte ergernis in zijn stem terwijl hij met gesloten ogen het hoofd schudde, 'hoeveel kost het boek?'
'Negenendertig negentig', zei ik, 'min vijftig procent, dat is dus nog negentien euro vijfennegentig.'
Hij haalde zijn portefeuille tevoorschijn.

We liepen naar de kassa. Hij stak me een briefje van twintig toe, en maakte met een wegwerpgebaar duidelijk dat ik die laatste vijf cent mocht laten zitten.
'Zo heb ik ook een hele verzameling schorpioenen. Elke keer ik naar Afrika ging, bracht ik er enkele mee in thermosflessen. Dat zou je nu ook niet meer moeten proberen!' Hij lachte. Het was een wonder hoe hij dat verwoeste gebit al de hele tijd verborgen had weten te houden.
'Niet van die zwarte exemplaren die je in het zuiden van Europa vindt, en waarvoor je bijna een vergrootglas nodig hebt. Mijn interesse ging uit naar de tropische exemplaren', hij bracht zijn rechterhand omhoog en hield duim en wijsvinger tien centimeter uiteen, 'zoals de saharaschorpioen', zijn vingers gingen nog iets verder uit elkaar, 'of de vijfstreepschorpioen, prachtige dieren die een volwassen man met één beet kunnen doden. Mijn vrouw was doodsbang als ik thuiskwam. Knettergek werd ze ervan!' Opnieuw lachte hij dat slagveld bloot. 'Ze hield niet van mijn hobby's... Ik heb het nooit ernstig genomen, maar toen ik ziek werd, stond ze op een dag naast mijn bed en zei: 'Kijk maar goed, het is de laatste keer dat je me ziet!' Ik kon niet geloven dat ze me in de steek zou laten, maar ik heb haar daarna niet meer teruggezien... Laatst hoorde ik dat ze ergens in Frankrijk woont.' Hij staarde dromerig naar het boek dat voor hem lag. Zijn hond bleek alweer voldoende hersteld, want plots gromde hij om een of andere reden wat hem opnieuw op een kwalijke ruk aan de leiband kwam te staan.
'Een vriend van me doodde de schorpioenen, en conserveerde ze. Hij behandelde ze regelmatig, zodat ze intact bleven. Maar een jaar of tien geleden is hij gestorven, en sindsdien heeft niemand er nog naar omgekeken. En nu beginnen ze langzaam uit elkaar te vallen...'

'Kan het dat ik me u herinner van vroeger?', onderbrak ik hem plots, en noemde het jeugdcafé waar ik hem destijds geregeld had gezien. Hij knikte.
'Ja, ik ben daar vaak geweest. Meestal in afwachting van mijn vertrek naar Afrika.' Verwonderd staarde ik hem aan.
'Tot ik ziek werd, was ik reisgids. Zuid-Afrika was mijn specialiteit, maar ik heb ook in andere delen van Afrika gegidst... Het is het mooiste continent ter wereld.' Hij zuchtte.
'Ik heb altijd gehoopt dat ik me er ooit ging kunnen vestigen, maar ik heb te lang gewacht... Misschien maar goed ook, want alles verandert er zo snel... Jongere collega's zeggen me dat er niet veel meer over blijft van het Afrika dat ik gekend heb.'
Ondertussen had hij zijn zonnebril alweer opgezet, nam de hond op en hield het dier onder een arm geklemd waarna hij met zijn vrije hand het boek vastnam. Ik liep met hem mee, om de deur te openen.
'Ik kom nog wel terug', zei hij. 'Voor die twee andere delen. Van die trilogie'.
Woorden die pas ten volle tot me doordrongen toen hij verdwenen was.

woensdag 3 oktober 2012

ONZE HOOP IN BANGE DAGEN

Het is op zijn minst zes jaar geleden dat we hier nog zoveel post kregen! Grote witte briefomslagen, maar ook gele, blauwe, oranje, rode, groene, bruine, paarse... Geen betalingen, aanmaningen, reclamedrukwerk maar voor de verandering vriendelijk opgestelde geschriften gericht tot de degenen - op de envelop soms afgekort tot 'fam.' ook al zijn we helemaal geen 'fam.' - wonend op dit adres. En onnodig te wachten op de postbode, de brieven dwarrelen de hele dag door in onze bus, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, zoals het de goeie voorvader van onze mailbox betaamt. Als een oude papieren sneeuwdroom die bewaarheid wordt.
Plots weerklinkt dat metalige tjinngg, en een golf van vreugde schreeuwt het uit in onze borstkassen terwijl het piepend schuiven van de brievenbusklep over de naar binnen draaiende geleiders hoorbaar is, en daarna het zachte getokkel van - weeral! - een deinend schrijven die deze benauwde brievenbus niet kent en de zijkanten raakt terwijl het ons leven geruisloos probeerde binnen te dringen. Goed nieuws voor meneer de postbode: de hond veert niet eens meer op! Daarna: het optrekken van een wagen, het snauwende, verwijderende brullen van een scooter, het vage gerinkel van een fietsbel, of helemaal niets: misschien een gehaaste jogger, onder die kap luisterend naar de selectie op z'n iPod, of een zich van deur naar deur slepende bejaarde?
Soms is er enkel een visitekaartje te vinden. Een flard van ontgoocheling die door het hart trekt - heel kortstondig - want wij begrijpen het maar al te goed: niet iedereen heeft tijd om de hele dag brieven te schrijven, en zo'n naamkaartje is nog altijd beter dan niets! Meewarig schudden we het hoofd of grinniken vol verbazing als we de beroepen van de briefschrijvers zien: een uitbater van een elektronicazaak, een gepensioneerd politiecommissaris, een maatschappelijk werkster bij het ziekenfonds, een leraar wiskunde, een verpleegkundige, een huisvrouw, een bediende, landbouwster, houtbewerker, tuinbouwer, opvoedster... Gewone menschen dus, goed volk, zoals jullie, zij en wij! Nu en dan schrikken we op, bij een oude klasgenoot, een ver familielid, of een oude vriend of vriendin. Ook veel gezichten die we reeds kenden, maar waar we geen naam op konden plakken, een buur, iemand die we tegenkomen in de krantenwinkel, waarmee we staan aan te schuiven in de supermarkt, of gewoon op straat passeren terwijl we naar de bakker lopen. Nu hoeven we er ons niet langer vanaf te maken met een schichtig knikje, maar kunnen we vrolijk, schalks knipogend roepen: Dag Guido! Hallo Luc! Fijne dag Amelie! Alles goed Ugur?