vrijdag 31 augustus 2012

MUIZENISSEN

Toen Tommy hoorde hoe koel en verstrooid Sara de hond begroette wist hij meteen dat er iets aan de hand was. Het was vrijdagavond en ze had een vermoeid, bezorgd trekje om haar mond.
'Ja, luister' zei ze maar zweeg en ging met een hand in de bovenkant van haar kleedje, een zomers jurkje dat net onder haar borsten elastisch samengetrokken werd, en haalde een klein vierkant doosje te voorschijn.
'Om de schokken op te vangen onder het fietsen.' Ze zette het doosje voor hem op tafel en opende het voorzichtig. Op een stukje zachte stof lag een wezentje, niet eens een derde van zijn duim groot. Een hulpeloos ding dat af en toe spastisch klauwde alsof het droomde. Ze beroerde het met een vinger waar het zich meteen aan vastklampte. De oogleden waren nog met elkaar vergroeid. Daaronder bewogen onrustige, bolle ogen die de wereld nog nooit hadden gezien. Tommy kreeg meteen een slecht voorgevoel.

Ze zochten op het internet, Sara dacht aan een spitsmuis. Op een forum vroeg iemand wat je voor zo'n pasgeboren ding kon doen. De eindeloze reeks antwoorden - de meeste van jaren geleden, maar het jongste pas twee maanden oud - waren verwarrend of nietszeggend. Slechts een zeldzame keer zat er iets bruikbaars tussen. Zoals, bijvoorbeeld, dat je het om de twee, drie uur met een penseel verdunde, plantaardige melk kon toedienen.
Even later was Sara terug met een klein pakje melk in tetrabrik en een set penselen. Ze nam een borrelglaasje, goot er een klein scheutje van het vocht in en voegde een paar druppels warm water toe waardoor het lauw werd. Ze legde de babymuis in de palm van haar linkerhand waar het met schokkerige bewegingen probeerde rond te kruipen. Blind tastte het om zich heen, kwam overeind en hield zich met knikkende knietjes aan een naar binnen geplooide vinger vast. Toen het bij haar duim aankwam, vormde Sara een buis met haar hand, doopte het dunste penseel in de melk en bracht het vocht naar het verfijnde snoetje. Het schrok van de nattigheid en probeerde verschrikt weg te duiken. Op de tweede poging reageerde het nog angstiger.
'Maar kleintje toch', zuchtte Sara bezorgd. Opnieuw bracht ze het penseel naar het snoetje dat het vol walging afwendde. Van dat gezichtje, waar het met die doorschijnende handjes over wreef alsof het doodop was, kon je elke emotie aflezen.
'Nog één keer', zei Sara luidop denkend. Ze doopte het borstelige topje in de melk. Deze keer slaagde ze erin het puntje in het mondje te duwen, en de indringer vruchteloos afwerend door in het ijle te klauwen, maakte het muisje smakkende geluidjes. Sara lachte nerveus. Tommy zag hoe haar gezicht oplichtte, en voelde zich getuige van een gedoemd gebeuren. Hij kende Sara al lang genoeg om te weten dat dit wezentje haar de komende tijd volledig in beslag zou nemen. Dat ze zich eraan zou hechten, ze was nu eenmaal weerloos op dat vlak.
De babymuis in haar hand bleef zich afweren, Sara besloot ermee op te houden. Ze reinigde het lijfje, dat ondertussen helemaal onder de melk zat, met een wattenstaafje met lauw water. Het protesteerde zacht piepend. Sara sloot haar vuist voorzichtig en blies erop zodat het warm werd. Tommy bewonderde haar vindingrijkheid.
Toen ze naar bed gingen, namen ze het mee. Tommy zette de wekker om de twee uur, en toen die voor het eerst afliep duurde het even voor hij begreep wat er gebeurde. Maar als een moeder schoot Sara overeind, liep naar de badkamer om warm water, bracht de melk op temperatuur en haalde het muisje uit zijn slaap. Het weigerde te eten en Sara moest al haar handigheid aanwenden om wat melk in dat mondje te krijgen.

's Morgens bleek dat de boreling de nacht had overleefd. Tussen wat bouwafval vond Sara een oud houten bakje dat ooit voor het inbouwen van een lichtschakelaar had gediend. Het was een stuk groter dan het doosje en ze legde vilt op de ruwe houten bodem. Daarop een laagje wol dat ze van een gelooid schapenvel verzameld had. Het leek een comfortabel onderkomen dat ze afsloot met wat muggengaas. Sara zette het bakje in een tekendoos met de andere benodigdheden om het te voederen. Tommy zocht in de buitenverlichting en vond een matte, oranje gekleurde lamp met een laag vermogen. Hij draaide deze in een oude bureaulamp en schoof die over de tekendoos. Het muisje werd meteen rustig door het zachte, warme licht.
De rest van de dag haalde Sara het frêle wezentje met vaste regelmaat uit zijn bakje en probeerde het melk te geven. Een vermoeiende bezigheid, hoewel elk succesje haar met hoop vervulde en aanmoedigde om verder te gaan. Tommy zocht het nummer van de dierenkliniek in de buurt, wellicht wisten ze daar wel hoe je het doeltreffend kon voederen. Maar het antwoordapparaat meldde dat ze met vakantie waren, en via een ander nummer slechts bereikbaar voor 'uitzonderlijke noodgevallen'. Toen Tommy en Sara 's avonds naar een film keken, stonden ze om beurten recht om na te gaan hoe het met het muisje was gesteld. Het lag te slapen onder de zacht zoemende lamp terwijl er af en toe zinderingen door het lijfje trokken, alsof er nog steeds elektriciteit in het bakje hing.

'Het heeft geen honger!' Tommy hoorde de woede en wanhoop in haar stem toen de wekker om zes uur een derde keer afliep. Het diertje weigerde te eten. Steeds weer probeerde Sara het penseeltje in dat snoetje boren terwijl het afwerende gebaren met die armpjes maakte waardoor de goedbedoelde handeling meer op een foltering leek. Ze keken naar het muisje dat in haar hand lag, en zichtbaar dunner werd. Tenslotte zette ze het weer in zijn bakje in de tekendoos. Het probeerde er uit te klimmen, wriemelend tegen het muggengaas, en ze moest het enkele keren terugzetten voor het eindelijk bleef liggen.

Het leefde nog, had de ochtend opnieuw gehaald, maar toen Sara de babymuis uit het bakje haalde, bleek een deel van de wol rond een armpje gedraaid. Het zat helemaal blauw, en het maakte klagende geluidjes toen ze aan het opgedraaide plukje kwam.
'Hoe kan dat nu toch', zei Sara wanhopig, 'we doen alles verkeerd...' en daarna nijdig: 'je zult het beter moeten vasthouden hoor!' toen Tommy het in zijn grote handen hield zodat Sara het draadje met een fijn nagelschaartje door kon knippen. Meteen begon het armpje op te zwellen.
'Oh, het heeft zo'n pijn' zuchtte ze vol medelijden. Samen staarden ze naar het diertje. Het lag in elkaar gedoken, doodop in haar hand met dat groteske, inmiddels donkerrode armpje.
Daarna liet Sara meer tijd tussen het voederen, gaf het nu om de drie uur te eten en opgelucht constateerden ze dat de zwelling afnam. Het reinigen met de oorstokjes verving ze door een koffieschoteltje met lauw water waarin ze het even baadde. Het schrok, toen het plots belandde in wat voor het diertje een poel moest lijken, en met klungelige, houterige bewegingen tastte het paniekerig om zich heen. Ze nam het muisje er weer uit, depte het droog met een wattenstaafje, blies het warm in haar vuist en zette het op een keukenpapiertje. Het hurkte en een vlek, groter dan het diertje zelf, deinde uit in het papier.
Tommy verving de wol door wat kort versneden, gedroogd gras en snippers keukenpapier en zocht daarna nog eens op het internet. Zo las hij ergens dat je voor het voederen het buikje moest masseren om de spijsvertering op gang te brengen, en erna, zodat alles op zijn plaats terecht kwam. En dat het, als er een wit vlekje op het buikje te zien was, voldoende melk binnen had. Van dan af controleerden ze het iedere keer dat ze het te eten gaven, maar een witte vlek zagen ze niet.

'Je zult het toch ooit eens moeten proberen' zei Sara. Tommy trachtte het uit te stellen: met zijn net geen twee meter lange gestalte was alles aan hem buiten proportie en hij was bang dat hij het kleine wezentje dood ging drukken, zoals die achterlijke Lennie in Of Mice And Men. Maar de volgende keer warmde hij de melk, zorgde voor een schoteltje lauw water, nam de tekendoos en zette die voor zich op tafel. De hond lag lusteloos naast hem op de grond. Hij tastte naar het kleine lijfje, oefende net genoeg druk uit op duim en wijsvinger zodat het ertussen bleef haken, en legde het in de palm van zijn linkerhand. Met beverige stapjes ging het op verkenningstocht. Het zwichtte het armpje dat nog gezwollen zat maar zijn normale kleur teruggekregen had. Tommy doopte de punt van het penseel in de melk, controleerde of het niet te warm was door te testen op zijn binnenarm (wat hij Sara had zien doen) en bracht de borstelpunt naar het mondje. Het sputterde tegen en even leek het of het stuipen kreeg, het boog onnatuurlijk achterover en geschrokken keek Tommy Sara aan.
'Ja, als het niet naar zijn zin is kan het brutaal protesteren' zei ze, alsof het om een onhandelbaar kind ging. Eenmaal lukte het om het penseel in het snoetje te boren, de afkeer op dat gezichtje wekte de indruk dat hij met iets onmenselijks bezig was, maar uiteindelijk smakte het en zoog het wat vloeistof naar binnen. Tenslotte gaf Tommy het een badje en masseerde het buikje met een wattenstaafje.

's Avonds moesten ze op familiebezoek en ze namen het mee zodat het op de juiste tijdstippen te eten kreeg. Op een huiverige enkeling na wou iedereen het van dichtbij zien. Sara hield de tekendoos de hele tijd in haar nabijheid want ze hadden hier een kat.
Die nacht kwamen ze laat thuis, Tommy zette de wekker een eerste maal om vier uur. Toen die afliep lag het in een diepe slaap en was er duidelijk niet gelukkig mee dat ze het wakker maakten. Het at een klein beetje met van die geruststellende smakkende geluidjes, maar daarna wilde het niet meer slapen. Het probeerde de hele tijd uit het houten bakje te klimmen. Pas na lang terugstoppen bleef het stil liggen. Het was inmiddels kwart voor vijf en Tommy zette de wekker om half negen.

'O nee...', kreunde Sara. Geschrokken richtte Tommy zich op.
'Is het dood?', vroeg hij zacht.
'Het is weg!' Voorzichtig voelde ze met een vinger in het houten bakje onder de lamp. Het muggengaas zat los. Er was geen spoor van babymuis.
'En het is zo koud...', jammerde Sara terwijl ze in het bakje bleef woelen. Daarmee ging ze voorbij aan het feit dat het houten kistje waarin het muisje zat, op een koffer stond die aan haar kant dienst deed als nachtkastje en ruim een halve meter hoog was. Dus was het eerst uit de tekendoos gevallen en daarna van de koffer die voor het kleintje wel een flatgebouw leek. Hoewel het niet meer volledig duister was in de slaapkamer, knipte Tommy het licht aan, liep voorzichtig zijn voeten neerzettend naar het raam en schoof de gordijnen uiteen. Hij zakte op zijn knieën en staarde onder het bed. Zijn grootste angst was dat het in een van de spleten van het oude parket was gevallen.
En toen zag hij het: het zat onder de koffer, sidderend in elkaar gedoken. Hij kon er net bij en legde het in Sara's hand waar het zich meteen trillend nestelde. Het lijfje dat nu zo dun leek dat ze er bijna doorheen konden kijken, voelde koud aan en Sara maakte terug een vuist waar ze enkele keren langzaam de warme lucht uit haar longen in blies.
'Kleintje toch...' jammerde ze, goot wat melk in het jeneverglaasje, doopte er het penseel in en bracht de punt naar het mondje. Het trachtte het penseel telkens van zich af te duwen en het vocht dat aan het neusje achterbleef, weg te vegen. Maar net toen Sara het op wou geven maakte het plots zachte smakkende geluidjes.
'Ja, goed zo, drink maar!' Ze doopte het penseel met hernieuwde hoop in de melk en bracht het parelende uiteinde naar het wachtende, openstaande mondje. Voorzichtig, om het gebeuren niet te verstoren, ging Tommy naast haar op het bed liggen.
'Zo'n honger dat het heeft', lachtte ze verrukt. Tenslotte draaide ze de hand waarin het lag naar hem toe. Ze keken naar het lijfje dat zich in de plooien nestelde. Onderaan de buik was een wit vlekje zichtbaar, daar waar de melk de maag had bereikt.
'De mama' zei hij aangedaan.
'Ja, de mama' fluisterde ze, en ze keken beiden naar de zuigeling.

Die maandagmorgen vertrok Sara zoals gewoonlijk naar haar werk. Tommy had met Sara afgesproken dat hij een dag verlof zou nemen. Hij zat aan tafel met een velletje keukenpapier die hij op een oude krant had gelegd. Daarnaast het bordje om het nadien in te baadden. Een glas warm water waarin hij het halfvol met melk gevulde borrelglaasje eventjes op temperatuur liet komen, en het penseeltje. Het leek bijna een ritueel. Daarachter stond de hoge houten wijnkist die Tommy gevonden had, en waar het nu onmogelijk nog uit kon vallen. Rond het houten bakje waarin het sliep lag een laagje fijne houtkrullen die hij bij de buren had gehaald. Tommy viste de babymuis van tussen het gras en het keukenpapier en zette het voor zich op tafel. De oogjes leken minder bol en beter afgelijnd, alsof ze zich zo dadelijk zouden openen. Het kopje leek bijna groter dan het lijfje. Het wiebelde op die beentjes en toen het plots tegen zijn vingertoppen botste, klom het via zijn duim op zijn hand en nestelde zich in de plooien. Tommy masseerde het buikje met het wattenstaafje; het opende zijn pootjes waardoor hij er beter bij kon. Het was duidelijk dat het hiervan genoot.
Daarna zoog het de melk gretig van het penseeltje. Binnen de kortste keren bolde het buikje op met een beweeglijk, wit vlekje in het midden. Tommy maakte het badje klaar en zette het muisje erin. Waggelend op die achterpootjes schepte het water, waste zijn voorpootjes, wreef over zijn snoetje en het was aandoenlijk om te zien hoe dit kleine blinde ding zijn best deed, hoe het streefde naar een leven in dit grote onverschillige universum.

Steeds vaker, wanneer het muisje na het wassen op het keukenpapiertje werd gezet, plaste het, alsof het een gewoonte werd, maar deze keer voegde het er ook een zwart keuteltje aan toe. Dit was voor Tommy het bewijs dat dit wezentje hem nu vertrouwde. Een machtspositie die onbehaaglijk aanvoelde maar tevens een wonderlijke vorm van intimiteit teweegbracht.
Kort na de middag ging hij naar de dokter met de melding dat een familielid terminaal was. Een alleenstaande oom die niemand had, en hij zich verplicht voelde om de man in zijn laatste dagen bij te staan. Omdat Tommy zelden ziek was en nooit iets aan de dokter vroeg, stelde deze geen verdere vragen en stemde toe in een week ziekteverlof.

Tommy leek een ingebouwde klok te hebben die hem waarschuwde als de duur tussen twee maaltijden bijna verstreken was. Eerst keek hij hoe het diertje lag te slapen onder de lamp, bracht alles in gereedheid en kweet zich geduldig en met steeds meer liefde van zijn taak. Toen Sara 's avonds thuis kwam, ging ze meteen kijken hoe het met de boreling was gesteld. Ze was een beetje ongerust want ze had op haar werk over het muisje verteld en enkele foto's op haar gsm laten zien. Iemand had zeker geweten dat het geen muis was maar een rat. Als dat waar was, bleek dit slecht nieuws want ratten droegen gevaarlijke bacterieën met zich mee zoals Leptospirose, die tot hersenvliesontsteking en tal van andere ziektes kon leiden. Tommy vond het allemaal wat overdreven maar Sara stond erop dat ze het voor alle zekerheid een beetje voorzichtiger aanpakten en om te beginnen handschoenen zouden dragen. Ze zocht het telefoonnummer van een oudere veearts bij wie haar ouders klant waren. Sara legde de situatie aan hem uit. Ze hoorde aan zijn stem dat hij maar weinig sympathie voor hun project voelde en toen ze zei dat het nu pas duidelijk was geworden dat het misschien om een rat ging, leek hij zijn geduld te verliezen.
'Gaan jullie een wilde rat in leven houden? Een broeinest van gevaarlijke ziekten en infecties? Ik kan alleen maar adviseren om het dier zo snel mogelijk af te maken.'
Na dit telefoontje herinnerde ze zich plots dat haar ouders van dierenarts veranderd waren omdat deze man ooit eens erg brutaal tegen haar vader was geweest. Pas toen Tommy zich voorgenomen had de volgende dag het Natuurhulpcentum te contacteren, waar je terecht kon met hulpbehoevende, wilde dieren, keerde haar gemoedsrust terug. Ze gingen slapen, namen ze het diertje opnieuw mee naar boven en voelden zich opgetogen over de hogere kist waarin het nu lag.

De man van het Natuurhulpcentum zei dat hij - enkel omdat hij vanwege zijn job niet anders kon - ervaring had met het opvoeden van babyratten. Een moeizame onderneming met weinig slaagkans en vooral zinloos, want later waren de overlevenden bovendien stuk voor stuk uiterst agressief geworden waardoor ze moesten worden afgemaakt. Meteen liquideren was simpelweg het beste wat je voor zo'n dier kon doen. Tommy had helemaal niet het gevoel met de dierenvriend te maken te hebben die hij in zo'n centrum verwacht had.
'En dat die dieren agressief worden, is niet meer dan logisch' zei hij 's avonds tegen Sara. 'Zelfs ik werd bijna woest op die man.' Ze lachten het weg, maar het was niet van harte. Toen Sara het kleine wezentje die avond nog eens goed bekeek, kon ze steeds moeilijker geloven dat het hier om een rat ging. Vooral die achterpoten deden haar twijfelen. Misschien was het wel een springmuis? Tommy knikte maar eigenlijk kon het hem niets schelen. Het deed er voor hem allang niet meer toe of het nu een muis of een rat of een olifant was. Het was een wezen dat duidelijk had gemaakt dat het wou leven en door het in huis te halen hadden zij de verantwoordelijkheid op zich genomen alles te bewerkstelligen om het een slaagkans te geven. Het enige waar hij zich zorgen om maakte, was dat het diertje, ondanks het feit dat het nu at, zo mager bleef.

Nadat Sara de volgende ochtend naar haar werk was vertrokken besloot Tommy toch maar naar dat noodnummer van de dierenkliniek in hun buurt te bellen. Hij vertelde de vrouw over de babymuis die ze met melk voederden.
'En', vroeg de vrouw, 'werkt dat?' De vraag deed de moed in zijn schoenen zinken.
'Het drinkt, maar het sterkt niet aan en ik had graag geweten of we wel de juiste voeding aan het diertje geven.' Hij hoorde hoe ze zuchtte.
'Het is voor het eerst dat me zoiets gevraagd wordt... Wacht, ik zal het hier eens voorleggen.' De hoorn werd neergelegd, en Tommy kwam middenin een eindeloos wachtmuziekje terecht. Na een tijdje begreep hij dat hij het zelf zou moeten uitzoeken, haakte in en besloot nog eens op het net te gaan speuren. Uiteindelijk las hij ergens dat melk slechts een tijdelijke oplossing was maar dat je er wat babyvoeding doorheen kon roeren om zo langzaam op krachtiger voer over te schakelen. Blij weer iets vooruit te komen liep hij naar een naburig warenhuis en koos na lang aarzelen het potje 'aardappelen met wortelen'. Hij roerde een mespuntje door de melk die daarna geelachtig kleurde.
'We moeten je iets sterkers geven kleintje, zodat je wat op krachten komt...' Zoals gewoonlijk zoog het de melk gretig naar binnen maar toen hij het penseeltje voor de derde keer in het mengsel doopte, kreeg het muisje krampen - zoals de eerste keer dat Tommy het gevoederd had - maar dan heviger. Het krulde, als in een soort shock, spastisch achterover en Tommy voelde een golf van paniek over zich komen terwijl hij tranen in zijn ogen kreeg.
'Maar kleintje toch...' Machteloos streelde hij het lijfje. Na een tijdje verdwenen de krampen weer en het muisje probeerde angstig weg te kruipen in de plooien van Tommy's hand. Ontgoocheld goot hij de melk met babyvoeding in de gootsteen.
Toen Sara 's avonds thuis kwam, was er bij haar weer twijfel gerezen omtrent het feit of het nu al dan niet een rat was en dat dit toch wel doorslaggevend was wat betreft de toekomst van het diertje.
'Want', verklaarde ze, 'dieren die je uit hun natuurlijke biotoop hebt weggenomen kun je niet terug zetten in de natuur omdat ze niet over de vaardigheden beschikken om in het wild te overleven. Maar een rat wordt later blijkbaar ook nog agressief, echt waar Tommy!', toen hij de ogen sloot en traag het hoofd schudde, 'waardoor je ze niet in gevangenschap kunt houden...'
'Laten we eerst nog even afwachten, tot we zekerheid hebben' zei Tommy met een ongebruikelijke norsheid in zijn stem.
'Oké' gaf Sara toe, 'maar beloof me dat je het voortaan alleen nog maar met handschoenen te eten geeft, en niet langer aan de keukentafel. En we zetten het niet meer naast ons bed maar in de aanpalende kamer. Werkelijk Tommy, ik wil niet dat we een ziekte opdoen omdat we ons hebben laten leiden door onze emoties.' Tommy beloofde het, en daarnaast dat hij de volgende ochtend bij de huisdokter zou informeren of er voor mensen risico's verbonden waren aan het in huis hebben van een babyrat. Maar ondanks dat ze tot een akkoord gekomen waren, bleven ze de rest van de avond koel tegen elkaar doen. Op de zitbank tussen hen in lag de hond, alsof die niet wist wiens kant te kiezen.
Ze lieten babyrat, of wat het nu ook was, beneden en Tommy stond om de drie uur op om het te voederen. Het was verrassend kwiek en energiek. Het klom op zijn reusachtige hand alsof het een klimrek was. Het speelde in het water. Het nestelde zich knus in zijn handpalm. Het leek bijna gelukkig.

Het was de doktersvrouw die de telefoon opnam, de dokter bleek afwezig. Tommy twijfelde eerst nog of hij het haar wel wou vertellen maar deed toen het verhaal uit de doeken.
'Ik denk dat u eigenlijk naar een dierenarts moet bellen' zei ze verbaasd.
'Heb ik ook al gedaan' legde Tommy uit, 'maar de reden dat ik naar de u bel, is om te weten komen of het diertje een gevaar kan inhouden voor onze gezondheid.'
'Dat zou me sterk verbazen van zo'n pasgeboren ding' zei de doktersvrouw, 'maar ik ben dan ook geen dokter'. Tommy hing op.
'Ik weet niet wat je in een vorig leven hebt uitgespookt maar de wereld lijkt je niet echt genegen' mompelde hij terwijl het kleine diertje vanuit het bakje op die wankele beentjes in zijn hand klom.
De oogjes zaten nog steeds dicht, en Tommy keek uit naar het ogenblik dat ze zich zouden openen. Hij staarde naar het uitgeteerde lijfje, en dacht aan de vorige nacht, toen het zo beweeglijk was geweest. Misschien dat de babyvoeding, ondanks de krampen die het met zich meebracht, toch nog zo slecht niet was. Wellicht moest het lijfje wennen aan het nieuwe voeder. Hij haalde het potje uit de koelkast en streek een heel klein beetje in de plooien van zijn linkerhand, daar waar het diertje graag lag. Het had de neiging om zijn snoetje daarin te boren, misschien zou het op die manier wat van het goedje opnemen.
Het dronk de melk rechtop staand en hield het borstelsteeltje met die doorzichtige handjes vast. Het nestelde zich daarna in zijn handpalm, waarbij het een tijdlang smakgeluidjes maakte. Hij gaf het een badje. Alles verliep naar wens. Maar toen hij het op het keukenpapier zette, verontrustte het hem dat het uitwerpseltje bleker was geworden en niet meer zo stevig leek.

's Middags zag hij dat hij een oproep van Sara had gemist. Het was heel uitzonderlijk dat ze hem opbelde van op haar werk maar hij vermoedde dat ze wou weten hoe het met kleintje was dus belde hij terug.
'Luister Tommy' zei ze, 'ik heb hier vandaag foto's gezien en nu is het mij duidelijk dat het wel degelijk om een rat gaat. Dus je haalt dat ding weg uit huis en je raakt het niet meer aan, vooral niet zonder handschoenen. Hoor je me?'
Er kwam een krop in Tommy's keel, en zijn ogen vulden zich met tranen.
'Ben je daar nog? Hallo? Tommy?' Hij hoorde haar wel, maar hij kon niet antwoorden.
'Tommy!' Hij vermande zich, en probeerde iets terug te zeggen.
'Ja, ik sta... ik ben hier nog'.
'Is er iets?'
'Nee... Nee...'
'Tommy? Wat scheelt er Tommy? Is er iets gebeurd?'
'Nee... Nee... 't Is gewoon... Kleintje...', hij stond te snikken aan de telefoon.
'Maar Tommy toch...' zuchtte Sara. 'Zet het gewoon in het berghok onder de lamp en vanavond zien we dan wel verder.'
Hij liep naar de badkamer waar hij een washandje nam waarmee hij zijn gezicht enkele keren met koud water nat maakte en dat hij toen tegen zijn gesloten ogen, neus en mond liet rusten. Tommy herinnerde zich niet wanneer hij nog voor het laatst had gehuild.
'Kleintje toch' klonk het gedempt.

Tommy had de wijnkist niet uit huis gehaald, maar in de voorkamer gezet. Ze stonden samen te kijken hoe het onder de lamp sliep. Sara herinnerde hem eraan dat ze die avond bij mensen op bezoek moesten. Terwijl ze het nog eens te eten gaf, deed hij boodschappen. Toen Tommy terug was, vertelde ze hem dat ze zonet nog naar een dierenarts had gezocht via de computer. Ze had uitgekeken naar iemand met een vriendelijk, open gezicht en die opgebeld. De man had haar ongerustheid weggelachen. Van iets dat uit de riolen kwam kon je inderdaad ziektes opdoen maar toch niet van zo'n pasgeboren ding, ook al was het dan een rat, had hij gezegd. Hij antwoordde geduldig op haar vragen, en nam zo al haar twijfels weg. Tommy voelde een golf van opluchting en geluk over zich neerdalen, nu ze zich eindelijk weer volledig op kleintjes welzijn konden concentreren.
Toen ze drie uur later weer thuiskwamen, ging hij in de kamer kijken, en zag hoe het kleintje bewoog in het licht van de lamp. Hij vulde het glas met warm water, zette er het jeneverglaasje in, legde het wattenstaafje naast het schoteltje en maakte de punt van het penseel soepel. Hij viste naar het kleintje, verschoof het een beetje maar het bewoog amper, kwam niet overeind.
'Nee hé...', zei hij geschrokken en nam het in zijn hand. Het klauwde enkele keren met een pootje, en er trok een siddering door het lijfje dat toen in elkaar zakte. Hij zag hoe het buikje samentrok alsof het vacuüm gezogen werd.
Tommy kreunde toen Sara de voorkamer binnenkwam.
Ze legde haar hand op zijn rug toen ze het roerloos in zijn hand zag liggen.
'Het is... alsof het wachtte', snikte Tommy. 'Alsof het wachtte tot die hand er was...' De tranen rolden over zijn wangen terwijl hij de buik van het muisje met zijn wijsvinger probeerde te strelen.

Hij zocht het doosje waarin Sara het had meegebracht maar dat was onvindbaar. Sara stak hem iets in plastic toe, maar hij nam in plaats daarvan enkele vellen keukenpapier, wikkelde het kleintje erin en liep naar buiten. Uit het berghok haalde hij een schop, liep de tuin in naar een rustig hoekje, sneed een kleine rechthoek in het gras, zo diep als de stalen blad lang was en haalde toen een grote klomp aarde op. Hij opende het vel keukenpapier nogmaals, streelde het lijfje dat nog slechts een schim van het oorspronkelijke wezentje was, wikkelde het opnieuw in en legde het op de bodem van de kleine put. De klomp aarde verbrokkelde hij over het lijkje en plaatste het stukje gras terug.
Hij vermoedde dat het diarree had gekregen. Dat het de afgelopen uren was uitgedroogd. Hij was er niet geweest om het op te merken. Hij had aan zijn opdracht verzaakt.
Plots voelde het alsof hij de afgelopen dagen niets anders had gedaan dan de lijdensweg van het diertje eindeloos te rekken. Geen ogenblik hadden hij of Sara geweten waarmee ze bezig waren.
Toen hij terug binnenkwam, nam Sara hem in haar armen.
'Ik begrijp het natuurlijk wel en ik vind het ook erg, maar het is toch wel vreemd dat je daar nu zo om moet huilen', zei ze.
'Het is gewoon... Het wilde zo graag leven...', snikte Tommy.
Bezorgd keek ze hem aan, en nam zich voor nooit meer zo'n weerloos wezen mee naar huis te brengen. Ze was er altijd van uitgegaan dat hij veel sterker was.
Want wat als er nu eens iets écht ergs gebeurde?

woensdag 29 augustus 2012

IN AMERIKA


John Steinbeck, 'Reizen met Charley'

Wanneer John Steinbeck verneemt dat hij aan een ongeneeslijke hartziekte lijdt, besluit hij om werk te maken van die uitgestelde roadtrip door Amerika. Steinbeck, schrijver van klassiekers zoals 'Grapes of Wrath' (1939) en 'East of Eden' (1952) speelt al langer met het idee, want hij heeft het gevoel vervreemd te zijn geraakt van het land dat zo'n prominente rol speelt in zijn boeken. Het is niet ondenkbaar dat, als hij nog iets langer wacht, zijn conditie een dergelijk intense onderneming niet meer aan zal kunnen.
De schrijver schaft zich een kleine vrachtwagen aan die hij Rocinante noemt, naar het paard van Don Quichote, en laat die ombouwen tot camper. In 1960 vertrekt hij met zijn oude hond als metgezel. Charley is een uiterst beleefde poedel die zich zelden of nooit opwindt, behalve als er wasberen in de buurt zijn. Verder komt hij goed van pas, bvb. als Steinbeck zin heeft in een praatje. Dan laat hij Charley uit de truck, drinkt rustig een kop koffie en gaat daarna op zoek naar de viervoeter, wat hem bij de betere keuken en gastvrije bewoners brengt. Onderweg voert hij geregeld filosofische gesprekken met Charley, waarin hij zich beklaagt over de eenheidsworst die wordt opgediend in wegrestaurants, de deprimerende keuze aan leesvoer onderweg, en het armzalige aanbod op de plaatselijke radiostations. Soms herkent hij zijn land niet meer, en vraagt zich af waarom vooruitgang er zo vaak uitziet als verwoesting. Charley doet er steevast het zwijgen toe, een stilte die hij hoogstens doorbreekt met een 'ftt', wat betekent dat hij de plaatselijke flora wil verkennen.

De reis verloopt van Long Island naar de Pacific en terug naar New York. Steinbeck is een smakelijk verteller, en de lezer komt alles te weten over de grote en kleine problemen die zich stellen op zo'n reis. Zo komt de vindingrijke avonturier er achter dat, als je 's morgens, voordat je vertrekt, je vuile hemd, ondergoed en sokken samen met wat water en zeep in een emmer met deksel doet, en dat met een elastisch koord aan de stang in je kleerkast vastmaakt, je 's avonds over schone was beschikt. Je leeft mee als Charley ziek wordt, en John een norse dierenarts treft die niet meteen geneigd is om nog iets voor de oude hond te doen. Charley komt er uiteindelijk weer bovenop, maar zou het verschijnen van het boek niet halen.

Het moeilijkste gedeelte van de trip wordt voor laatst bewaard. Steinbeck had al een hekel aan het idee dat hij door Texas moest, iets waar hij om familiale redenen niet onderuit kan. Maar echt grimmig wordt het pas als hij het zuiden bereikt. De kloof tussen blank en zwart is er nog onoverbrugbaar, en het is duidelijk dat niemand voorzag dat een zwarte president vijftig jaar later op een tweede ambsttermijn zou afstevenen. Het valt de schrijver, die gruwt van rascisme, moeilijk om zwijgzaam toe te zien hoe kleurlingen er onder het juk van de blanken gebukt gaan. Hij moet ook op zijn tellen letten, want pottenkijkers zijn er niet welkom, vooral niet als hun wagen het kenteken van New York draagt.

Reizen met Charley vormt een buitenbeentje in het oeuvre van Steinbeck. Een reisverhaal over een verdwenen wereld. Een handige kampeergids met tal van wetenswaardigheden, en tips over reizen met honden. Een meesterlijk staaltje vertelkunst, geschreven met een vrolijke ondertoon, terwijl je tussen de regels het relaas leest van een oudere man die met een open blik naar een snel veranderende wereld kijkt. Twee jaar na de verschijning van het boek zou Steinbeck de Nobelprijs voor de Literatuur in ontvangst nemen, een kleine vier jaar voordat zijn hart het begaf.

zaterdag 18 augustus 2012

IK PARKEERDE BIJ EEN BUSHALTE


Op de betegelde strook tussen gras en asfalt lag een ekster,
een vleugel gevouwen als een arm, knus als een hoofdkussen.
Een tweede ekster dook op, bleef hangen,
streek op een paaltje neer, werd een vraagteken.

Rukte op tot de liggende vogel, marcheerde eromheen:
dit was not done, in volle zon open en bloot liggen pitten.
Kruiste de vleugels, prikte om door te dringen.
Maar behalve dons en veren was er weinig dat bewoog.

Viel omhoog, stortte te pletter.
Bedaarde, stak zijn nek uit, versteend.
Ging er schril kwetterend vandoor.
De bus toeterde achter me.