zaterdag 29 december 2012

NETWERK


'Wil jij ze? Anders gooi ik ze weg.'
Iets had haar ontstemd.
'Of hebben jullie die dingen niet meer nodig?'

Ze vormden een vreugdeloos stapeltje
op een kastje in de hal,
jaar na jaar gebleekt en versteven.

Lang geleden vergeten en nu
de dupe van een beslechtende schoonmaak.
Ik kwam precies op tijd.

Hij vouwde de bovenste open.
Ik herinnerde me die wonderlijke herrie
net voor hij er zijn neus in snoot.

zaterdag 15 december 2012

OORLOG & VREDE

Sonic City 2012: zondag 2 december

Ooit, lang geleden, toen ik vijftien was, had ik een vriend wiens broer een gigantische muziekcollectie bezat. Wat was dat een spannende tijd: The Sound! Mitch Ryder! Frank Zappa! John Martin! Kevin Ayers! Peter Hammill! Johnny G! Captain Beefheart! Enzovoort!
Urenlang zaten we op zijn kamertje naar de meest obscure plaatjes te luisteren. Het was een hele nieuwe wereld die daar voor me open ging. 's Winters moesten we onze luistersessies in die onverwarmde ruimte soms noodgedwongen inkorten, kwamen we aan het eind door het klappertanden amper nog aan praten toe. Hij nam cassettes voor me op en liet me recensenten lezen zoals Jackie Huys (Knack), Marc Mijlemans (Humo) en Chris Schraepen (Spectator, Het Volk). Vooral die laatste werd de daarop volgende jaren mijn held. Op woensdag en zaterdag kocht ik Het Volk en verzamelde de bijdragen van Schraepen. Zoals die man tot de kern door kon dringen... Hij zorgde er voor dat ik, naast het uitvoeren van mijn gewone job, in mijn vrije tijd over muziek ging schrijven. Kwestie van mijn passie betaalbaar te houden. Ik werd er weliswaar niet voor betaald, maar kreeg na verloop van tijd stapels cd's toegestuurd, en kon geregeld gesprekken voeren met mijn muzikale goden. Dat hield ik zo'n vijftien jaar vol, tot ik me meer en meer op het schrijven van verhalen ging toeleggen.
Niet dat ik nu minder met muziek bezig ben. Ik lees nog steeds muziekbladen die de vinger aan de pols proberen te houden hoewel ook zij, met hun honderden recensies elke maand, door het overaanbod slechts het topje van de cd-berg bestrijken.

Mijn broer, die mijn muziekverslaving deelt, nodigde me enkele maanden geleden uit om met hem mee naar het Sonic City festival in Kortrijk te gaan. Het was sinds de eerste editie in 2007 - waarbij Millionaire als curator optrad - geleden dat ik het tweedaagse muziekfestival bezocht. Deze keer waren het de Suuns, een gestoord viertal uit het Canadese Montreal, die het programma samenstelden. We opteerden voor de zondag omdat Swans die avond afsloot. Experimentele, geweldadige muziek die ik in de jaren tachtig in een duistere kroeg ergens in Diksmuide mocht ontdekken. Van de rest van het programma kende ik niet veel, niets eigenlijk, maar ik maakte mijn huiswerk en kreeg er steeds meer zin in. 
Lang leve AllMusic! Lang leve YouTube!
Het bleek een heel gevarieerd aanbod met veel afwisseling maar hoe verschillend de gasten ook waren, ze vertoonden enkele gemeenschappelijke kenmerken: eigenzinnigheid, totale overgave en een niet altijd even ongevaarlijke vorm van gekte...

Die tweede december verliet ik precies op tijd de wereld om de donkere bunker in te duiken voor opener Thulebasen, een jong Deens opstootje van hormonaal geweld. Snedige gitaarpartijen, bassen die de broekspijpen rond je benen lieten wapperen en hoekige, buitelende ritmes. Anti-rock waarvan ik de wortels eerst in de garage/surf situeerde, toen in de psychedelica, plots een flard Pixies meende te horen en Pere Ubu zag opdoemen. Fijne jongens dus, die de luisteraar op bewonderenswaardige wijze en in dodelijke ernst geregeld op het verkeerde been zetten, en daarna met een verschroeiende intensiteit verder musiceerden. Hilarisch klinkende bindteksten waar vanwege de echo geen touw aan vast te knopen viel. Kortom: veel humor en een aanstekelijk enthousiasme. Jammer dat het geluidsniveau zo vroeg na de middag al een aanslag op de trommelvliezen pleegde.

Vervolgens maakten we kennis met de atmosferische geluidskunstenares Lucrecia Dalt, een Colombiaanse schone die zich op voortreffelijke wijze de kunst van het instant samplen eigen had gemaakt en er op los experimenteerde. Een bevreemdende trip door het hallucinante universum van een sensuele diva op een basgitaar met ritmestoornissen; een beetje bijgelovige had het nadien over een verschijning gehad. Nu eens klonk ze als Julee Cruise die in de schoot van Alan Vega gevallen was, en dan weer leek ze door de molen geraakt waar ook de Residents ooit slag mee hadden geleverd. Ik zag een in rood fluweel ingerichte bar voor me met een elegant van hun glazen nippend coctailpubliek bestaande uit louche zakenmannen met hun vrouw aan hun ene arm en hun maîtresse aan de andere. Nachtmuziek dus, die halverwege de zondagnamiddag helaas ook iets slaapverwekkends had, hier en daar zag ik al iemand geeuwen.

De New-Yorkse freejazz saxofoniste Matana Roberts was de dag voordien flink geschrokken van de sint in Nederland, of beter nog, de diverse sinten die ze daar door de straten had zien trekken met een legertje pieten in hun zog, en die haar om de een of andere reden herinnerden aan de Klu Klux Klan... Zo had ze het publiek van meet af aan beet en de om haar improvisaties bekend staande activiste liet niet meer los: de aanwezigen kregen een spoedcursus neuriën en zang, en daar doorheen deed de Afro-Amerikaanse haar verhaal dat diepgeworteld zit in de mystieke en spirituele tradities van haar voorvaderen. Degenen die hiervoor de verplaatsing naar Kortrijk hadden gemaakt waren er echter aan voor de moeite: haar werk leent zich niet voor een vluggertje, en door de beperkte tijd die ze toegewezen kreeg bleef het jammer genoeg bij eventjes proeven.
Matana Roberts
Sir Richard Bishop had van plaats geruild met het Liverpoolse The Clinic waardoor we plots oog in oog stonden met enkele als chirurg uitgedoste postpunkers. Ze hadden op een of andere spoedafdeling misschien beter werk kunnen afleveren, want hier slaagden ze er niet in om een blijvende ingreep uit te voeren. Het concept lijkt door een marketingbureau bedacht: een outfit die doet denken aan de Residents, en een (te lang) getrokken stoemp van Stranglers, Pistols, Clash en The Dead Kennedys die ons met dat orgeltje van yesterday een goeie dertig jaar terug in de tijd catapulteerde. Dat ze er af en toe een nummer van hun nieuwe plaat tussen plakten, het relaas van een ongeïnspireerde zoektocht naar nieuwe wegen, werkte eerder verwarrend. Halfbakken, of opgewarmde kost dus, en misschien was het ook voor hen te vroeg op de dag, maar het gebrul dat ze voortbrachten leek zo nu en dan afkomstig van een oude krokodil met getrokken tanden.

De daarentegen springlevende legende Sir Richard Bishop slaagde met enkel een akoestische gitaar waar The Clinic faalde. Met zijn gepassioneerde mengeling van folk en fusion met uitlopers in de New Age en Oosterse muziek, veroverde deze Amerikaanse meester de harten in het ondertussen volgelopen pand. Het is een beproefd concept waarmee hij in zijn eentje sinds 2005 geregeld de baan op trekt. Als bij een eerbetoon herinnerde zijn snarenwerk af en toe aan de betreurde John Fahey, en het verwonderde me niets toen ik later las dat de solocarrière van Bishop destijds in diens stal begon. Een instinctief schipperen tussen virtuoze dissonantie en verstilde melancholie waar je als luisteraar de moed en energie uit putte om de strijd met de komende avond aan te gaan.

Door de verschuiving in het programma kreeg je na dit virtuoze staaltje gitaartechniek de Canadese electronica-ambientkunstenaar Tim Hecker voorgeschoteld, en dat was een minder grote tegenstelling dan het op het eerste zicht leek. Want ook Hecker begeeft zich graag op dat kruispunt tussen compositie en diafonie. Hij liet zijn publiek in het duister tasten terwijl zijn 'cathedral electronic music' geleidelijk aanzwol en de ruimte tenslotte deed trillen als onze teckel op oudejaarsnacht, wanneer het vuurwerk afgestoken wordt. Het werd de meest compromisloze set van de dag, en de concertzaal fungeerde als een duiventil waarbij de meeste duiven ontroerd koerend naar deze begaafde duivenpiet staarden terwijl enkele oudere duiven zich mopperend uit de voeten maakten, en ook nieuw neerstrijkende duiven deinsden geregeld hoofdschuddend achteruit.
Het trio rond Portishead multi-intrumentalist Geoff Barrow bewoog zich daarna tussen donkere, melancholische electro punk, krautrock, de score van een Japanse horrorprent, claustrofobische acid-rock en dat alles onder die patchoullie wolk van de vroege King Crimson. Er werd vooral uit hun jongste plaat geput, het alsmaar geweldiger klinkende '>>'. Verontrustende droge, minimale muziek, terug gestript tot de essentie, zo strak als het voorhoofd van Nicole Kidman. In sterk contrast met de onwennige, beklemmende composities hing er tussen de nummers een gezellig jongens onder elkaar sfeertje op het podium. Er werd gegrapt en gegrold, en de enkele stoorzenders uit het publiek die nu al te veel gerookt/gedronken hadden werden over het algemeen vakkundig genegeerd. Een naar de keel grijpende, overtuigende set.

En toen was het tijd voor hetgene waar het gros van de aanwezigen naar hier waren afgezakt, het legendarische Swans met de onverslijtbare grompot Michael Gira als ceremoniemeester. Gira doekte Swans in 1997 op, maar besloot in 2009 dat de tijd rijp was voor een vervolg. Hij omringde zich met vers bloed en enkele oudgedienden en timmerde opnieuw uit volle overgave aan die verderfelijke weg waarbij de oude baan naar Kortrijk met al zijn cabardouches en groezelige bars een respectabele boulevard lijkt. In 2010 verscheen 'My Father Will Guide Me Up a Rope to the Sky', gevolgd door het live album 'We Rose from Your Bed with the Sun in Our Head'. Sinds augustus is er de fantastische dubbelaar 'The Seer', een genadeloze, uitgepuurde mokerslag, zo'n plaatje waar het er bij die eerste beluisteringen op bepaalde momenten naar uitziet alsof je laatste uur geslagen is, een gewaarwording die niet alleen mij maar ook de kleine teckel lijkt te overvallen...

Een zeskoppige band nam het podium in. Links vooraan zat oudgediende Christoph Hahn zijwaarts naar het publiek toe achter zijn dubbele lap steel gitaar. Daarachter de viking met het ontblote bovenlijf Thor Harris (Devendra Banhart, Shearwater) met een uitgebreid arsenaal aan toeters, bellen, potten en pannen, al dan niet van eigen makelij, plus viool en klarinet. Rechts van hem Phil Puleo op de drums. Daarnaast bassist Christopher Pravdica, en rechts vooraan een getrouwe van het eerste uur, gitarist Norman Westberg. Gira nam de derde gitaar voor zijn rekening, vastberaden alle mythes die sinds het ontstaan rond Swans circuleren - en dan vooral die live reputatie van bikkelharde & verbijsterende waanzin - waar te maken.

Er ontwikkelde zich een intro waarbij duidelijk werd dat er ons een oorlog wachtte. De aanwezigen hielden hun handen aan hun oren, of belandden in diepe trance. Ik trotseerde de pijnlijke trillingen rond mijn trommelvliezen, aanschouwde het martelen en vroeg me af hoe het in hemelsnaam kon dat nog geen enkele instrumentenrechten organisatie hen op het spoor gekomen was. En net toen ik dacht dat ze op hun hoogste punt hadden bereikt, en dat het niet meer sneller, harder, luider kon, gingen de muzikanten gezamenlijk in crescendo en stevenden af naar een lange, overdonderende finale. Was dit een wals geweest, dan was het een pletwals... Gira putte vooral uit de jongste albums van Swans, maar wat betekent dat als een aantal muzikale stukken op The Seer naar eigen zeggen gebaseerd zijn op demo's van dertig jaar geleden? En zo vorderde dit letterlijk en figuurlijk adembenemende concert, het zweet gutste van het podium, en er werd hevig slag geleverd maar het bleef onduidelijk wie er aan de winnende hand was: de muzikant, de melodie of het volume. Uiteindelijk won mijn vrees voor blijvende schade het pleit zodat ik besloot mijn trots op te bergen en de eerder op de dag aan de bar bemachtigde oordoppen in te brengen.

Het is algemeen bekend dat mensen wiens gezichtsveld afneemt, steeds beter gaan horen. Nu merkte ik dat ook het omgekeerde waar was: met het dempen van het geluid leek het of ik beter begon te zien. Ik zag allerlei dingen gebeuren, dingen waarvan ik instinctief wist dat al de hele tijd aan de gang waren, maar die ik had gemist omdat ik verblind was door het lawaai. Het eerste wat me opviel was Norman Westberg's fixatie op Gira, hoe hij zijn oude compaan nauwlettend in de gaten hield, vermijdend hem ook maar even de rug toe te keren alsof dat gevaar in hield. Hahn, de lap steel gitarist die zijdelings naar het publiek gekeerd zat, hield het brein achter deze groep ook in de gaten, maar keek meestal tegen de achterkant van diens doorweekte hemd aan. Er viel een zeker ongeloof af te lezen uit zijn ogen, alsof hij daar al spelend op dat instrument op dit podium uit een coma was ontwaakt, en hij staarde verbluft naar het waanzinnig dansende publiek op die eerste rijen, naar die jonge meisjes die in vervoering ongeremd kronkelden in de meest wulpse bochten. Een knappe, gedistingeerde grijzende man die met zo'n voorkomen moeiteloos levensverzekeringen aan de man moest kunnen brengen, maar die ogenblikkelijk in een angstaanjagend grijnzende Hellboy veranderde telkens Gira zich naar hem toedraaide.
Eigenlijk mocht het een wonder heten dat Phil Puleo niet magerder stond, drummer zijn in zo'n band is geen geschenk... Ook de fors gespierde viking Thor ging er kletterend en rammelend stevig tegenaan, maar nam af en toe een kleine adempauze die hij doorbracht met viool of klarinet. Geregeld ging Gira in duel met zijn muzikanten, waarbij hij ervoor zorgde dat iedereen aan zijn trekken kwam. Maar Christopher Pravdica genoot het voorrecht dat hij de meeste songs met de voorman in een soort hondsdolle razernij meewiegend naar hun hoogtepunt mocht voeren. Ik zag hoe Gira zich smeet - het grijze halflange achterover gekamde haar kleefde aan zijn schedel - als een generaal die midden op het slagveld het voortouw neemt. Die verbijsterende, niets ontziende waanzin waarmee hij achterover hangend herhaaldelijk naar boven spoog, en met zijn speeksel in het uitgelichte decor fonteinen creëerde waar de rest van de band bedenkelijk voor wegdook of naar keek. Allen leken ze op hun hoede voor deze man. Allen zetten ze hun beste beentje voor wanneer ze in zijn stralenkrans kwamen.

We moesten ondertussen zowat anderhalf uur achter de rug hebben, en het laatste nummer deinde langzaam uit. Het opzwepende ritme nam af en Pravdica maakte een gebaar naar de klankman die zich (vanuit het publiek) rechts van hem bevond, omdat er klaarblijkelijk iets schortte aan het geluid, maar het kan ook gewoon een inside joke geweest zijn. Hij stond niets vermoedend te lachen toen Gira hem op de schouder klopte, en naar de spelende muzikanten wees. Een publieke waarschuwing dat hij bij de les moest blijven.
Je zag de glimlach op het gezicht van Pravdica wegsterven, en de pijnlijke grimas ontstaan die de plaats innam. In een Franse kolere, bol van de net opgewekte testoteron, stak hij zijn handen in de lucht en knikte naar Gira, 'wat?', maar die laatste had zich weeral afgekeerd en rondde zijn gitaargedeelte af, zwaaide naar het joelende en applaudisserende publiek, en verdween naar de backstage ruimte. De ritmesectie bleef verder spelen, de andere muzikanten beëindigden een voor een hun partij en stonden hierna verweesd te wachten, niet goed wetend wat te doen. Hahn legde zijn kapsel in de plooi, duwde zijn bril achteruit - een tic van hem - aarzelde een tijdje en stond recht, hees zich in zijn kostuumvest en voegde zich bij de andere werkeloze muzikanten terwijl de twee drummers nog steeds bezig waren. Ondertussen vroeg Westberg in gebarentaal aan de verbolgen Pravdica wat er aan de hand was. Die laatste haalde verontwaardigd de schouders op en knikte bars in de richting waarin Gira verdwenen was. Westberg schudde geruststellend het hoofd, sussende gebaren makend met zijn hand. Toch had het onderonsje van deze afwachtende mannen op dat podium ook iets van een vakbondsactie. Misschien had iemand een teken gegeven, misschien gebeurde het puur intuïtief, in elk geval spoedde Hahn zich ineens haastig naar zijn lapsteel, net op tijd want Gira sprong het podium op en gorde zijn gitaar om.

De bisronde werd ingezet. De gekwetste Pravdica vermeed oogcontact met zijn werkgever. Maar hoewel het ondertussen vast stond dat hij de verliezer van de avond was, zag ik hoe hij opnieuw helemaal in vervoering raakte, en langzaam zijn wrok vergat.
Het drong tot me door dat deze muzikanten niet tegen Gira opgewassen zijn. Zijn inzet is puur, onvoorwaardelijk en onuitputtelijk. Het bijeen brengen van zes dergelijke mensen, stel dat ze bestaan, zou op een podium onvermijdelijk tot een bloedbad leiden. Diegenen waarmee hij zich hier omringde - deze rasmuzikanten - vormden het beste compromis dat hij kon sluiten.  
Nadien stond hij keurig als een heertje cd's te signeren, en ik en mijn broer verlieten de Kreun met een subtiel kermende Captain Beefheart op de achtergrond. We voelden ons als Ted Pikul en Allegra Geller aan het einde van de film Existenz, ontheemd en uitgeput maar dankbaar, en met als enig verlangen deze hemeltergende kwelling zo gauw mogelijk opnieuw te mogen ondergaan.

Thor Harris, Christoph Hahn, Michael Gira, Christopher Pravdica, Phil Puleo,  Norman Westberg

zaterdag 1 december 2012

ZEEDIJK

Een dame op leeftijd
wachtte naast
een kinderfiets.

God weet hoe lang
ze daar al stond.