zaterdag 3 mei 2014

BORG

Ze daalde de drie trapjes af terwijl ze met haar hand in de papieren zak ging en een stuk van een zwaar misvormde paashaas trok. 
‘Brave hond’, zei ze tegen de kleine teckel wiens blik de bewegingen van haar hand met een onmogelijk te doorbreken concentratie volgde, en het stuk brood tenslotte voorzichtig in haar bek nam. Ze streelde het dier kort over de rug, en maakte de riem los van de paal. Sinds het ooit zo pittoreske, kleine bakkerijtje met het nostalgische interieur kort geleden was vernieuwd en nu een houten, chalet-achtige inrichting bezat, mochten er geen honden meer binnen.
‘Mens, mens…  Wat kun je da toch graag zien…’ 
Nu pas merkte ze het stokoude, tengere dametje met het grijze hoedje op dat mooi aansloot op het gedateerde mantelpakje en rok die zo laag kwam dat er maar een stukje van de benige enkels prijsgegeven werden. Ze stond aangedaan naar de kleine hond te kijken.
‘Hebt u ook een hondje?’ vroeg het meisje.
‘Ik heb twee Maltesers gehad, maar ze zijn allebei dood. Wat heb ik daar van afgezien!’ De bejaarde vrouw slikte de herinnering weg en dwong zichzelf tot een glimlach op het strak gerimpelde gezicht terwijl ze de ogen scherp probeerde te stellen door het overtollig vocht met nonchalante, maar houterige bewegingen weg te vegen.
‘En hebt u er niet aan gedacht opnieuw een hond te nemen?’
Het vrouwtje schudde glimlachend maar kordaat het hoofd.
‘Ik ben vijfenzeventig, meisje... Enkele maanden geleden, het jongste maltesertje leefde nog, kwam ik eens thuis uit de kliniek en ze heeft me toen drie dagen compleet genegeerd.’ Ze keken stilzwijgend naar de rustig kauwende teckel.
 ‘Mens, wat is dat toch een mooi hondje… Hoe oud is het?’
‘Acht jaar’ zei het meisje.
‘Geniet er maar zoveel mogelijk van’, zuchtte het dametje met een weemoedige glimlach, liep de trapjes op en verdween door de uiteen wijkende deuren.