donderdag 28 februari 2008

zondag 24 februari 2008

vrijdag 22 februari 2008

Greetings From The Past (10)



Frank Zappa - Sleep Dirt

Zappa off stage
Volume 1


Met baard en pruik in aanslag, gehuld in het kleed van de Sint en klaar om het jaarlijkse ritueel te ondergaan bij de plaatselijke chiro, trof het nieuws me als een kaakslag.
Alhoewel maandenlang voorbereid door de media was het eerste ogenblik er één van ongeloof; eerst koning Boudewijn en nu Frank Zappa.
Geboren op 21 december '40 in Baltimore-Maryland, in de V.S., heeft Zappa de kaap van 53 niet mogen bereiken. Dat nu net hij, prediker van de zonde, moest tenondergaan aan een prostaatkankertje. Het PMRC, Parents' Music Resource Center, de qua invloed niet te onderschatten Washington Wives van belangrijke politici, hebben één van hun hardnekkigste tegenstanders verloren in wat zij hun strijd tegen de porno-rock noemen. Positieve noot: gelukkig is de compilatie CD Kom Op Tegen Kanker reeds verschenen.
Frank bracht behalve vier wettelijke erfgenamen ook nog op de kop af 50 elpee's/CD's ter wereld, de vele compilaties buiten beschouwing gelaten. Hij debuteerde met The Mothers Of Invention, maar vanaf '67 verscheen er ook werk onder de naam Zappa. Enkele uitschieters: Cruising with Ruben and the Jets (1968), Uncle Meat (1969), Apostrophe (1974), You are what you is (1981).
Verder was er Bongo Fury (1975), het met de al even vreemde schoolvriend Don Van Vliet, alias Captain Beefheart gedeelde project, The Perfect Stranger (1984) met Pierre Boulez van het Ensemble Intercontemporain en twee albums met het London Symphony Orchestre (1983 en '88). Hij schreef een paar boeken en maakte ook een aantal ondertussen op video uitgebrachte films. De man registreerde iedere noot die hij op wat dan ook speelde, zodat de archiefkast krom draagt van het vele nog uit te brengen en altijd op z'n minst interessant werk.
Componist, producer, meestergitarist, acteur, regisseur, tekstschrijver, maatschappijcriticus. De uitvinder van de concept elpee, de rockmusical en de singel CD. De workaholic die een hekel had aan interviews. De perfectionist die zichzelf op een briljante wijze wist te herhalen. De geniale alchimist in het labyrint der vreemde geluiden. De a-commerciële buisinessman.
Als Amerikaan in hart en nieren wierp hij zich op als waker over de geestelijke gezondheid van z'n medemens, had iets tegen tv-evangelisten en haalde cynisch en gevat maar altijd beleefd uit naar de regerende politici. Zappa had ook steeds problemen met z'n platenmaatschapijen, reden waarom hij een eigen platenlabel oprichtte. Daarop volgden een videobedrijf en een postorderfirma, terwijl hij nog later plannen smeedde met als doel het opstarten van een eigen televisienet. Helaas, daartoe ontbraken hem de financiën. Zappa pleitte voor bewustwording en zelf denken, zich niet te laten opslorpen door het materialisme maar in plaats daarvan ten dienste te stellen van het allerbelangrijkste; vrijheid en liefde.
Zappa overleed zaterdagavond in zijn huis in Los Angeles. Hij werd in zondag in alle sereniteit begraven.

Markant - jaargang 2 - nummer 48 - 9 december '93

woensdag 20 februari 2008

maandag 18 februari 2008

Toonzaalmodel



Uit nieuwsgierigheid ging ik een kijkje nemen.
Helaas was het er met de saloncondities niet al te best gesteld...

dinsdag 12 februari 2008

Muizenissen

De kat hing gebonden aan het bed.

In de tuin speelden heksen
en in het huis spookte het.
Wij telden de sterren
door de gaten in het dak
voor alle zekerheid
keer op keer opnieuw.

Achter de valse wand
voltrok zich een wonderbaarlijke
vermenigvuldiging.

Getrippel
dat
nacht na nacht
toenam.

Bij dag bleek de kat
met geen stokken
wakker te krijgen.

woensdag 6 februari 2008

Het Eind Van De Wereld



Vader maakt een onbehaaglijke indruk in zijn zondags kostuum.
Maar moeder draagt het beige mantelpakje zonder schroom: diep uitgesneden, getailleerd en kortgerokt. Aan niets valt af te leiden dat ze drie maanden in verwachting is.
Een nakomertje, hoor ik vader verklaren aan de buren.
“Om ’s avonds mijn pantoffels klaar te zetten”.

Mijn broer, zus en ik zitten achterin de auto te wachten. Het is het warmste moment van de dag. We moeten de ramen opendraaien, anders worden we hier levend gekookt. Uiteindelijk start de wagen en rolt achterwaarts de hellende oprit af.
Wanneer we bij nonkel en tante aankomen, blijken ze ons bezoek niet alleen vergeten te zijn; terwijl we nog buiten staan horen we hoe er binnen zwaar strijd wordt geleverd. Een neefje maakt open en vlucht dan op kousenvoeten de trap op naar boven. Wij blijven onbeholpen in de deuropening staan, een spervuur van verwijten vliegt ons om de oren. Even lijkt het erop dat wij zullen moeten jureren in een huishoudelijk tribunaal. Slechts moeizaam slagen ze er met hun rood verhitte koppen in om het geruzie te onderbreken en een bestand in te lassen.
Van pogingen om de namiddag alsnog te redden is er geen sprake, en de geladen stilte snoert onze kelen dicht.
Enkel een oude staande klok laat van zich horen, is niet uit het lood te slaan. Onverschillig tikt ze de seconden weg.
Klokken blijken ongevoelig voor menselijk gekibbel.

Later zal duidelijk worden dat we deze tante hier voor het laatst hebben gezien.

Vader schraapt zijn keel. Dat betekent dat hij iets zal zeggen en nu volop naar woorden zoekt. Hij begint aarzelend, kijkt naar de grond terwijl hij praat. Dat het jammer is van het misverstand, en we het bezoek bij een betere gelegenheid zullen overdoen. En tot besluit, dat zoiets iedereen kan overkomen.
Hij is geen groot redenaar.

Onder zwak protest wordt ons uitgeleide gedaan.
Even later staan we op straat en kunnen we weer vrij adem halen.
Ons kan het niet veel schelen, maar op moeders gezicht staat de ontgoocheling te lezen. De combinatie huisvrouw en het gegeven dat ze destijds een huis hebben gekocht, ergens aan het eind van de wereld, heeft tot gevolg dat ze afgezien van ons, huisgenoten, en de bakker/melkboer/postbode - soms weken niemand ziet. Deze zeldzame familiebezoeken zijn de enige reden dat ze nog niet gek geworden is.
We stappen in de wagen.
“Wat denk je?”, vraagt vader. Eerder die dag werd al gespeculeerd over een bezoek aan het Sterrebos. Het is daarom dat, hoewel de vraag niet letterlijk werd gesteld, en moeder nog geen antwoord heeft gegeven, er achterin de auto een enthousiast gejoel losbreekt.
Moeder kijkt met haar kwaadste gezicht achterom, en verzekert er ons zo van dat, indien de herrie niet ophoudt, we meteen naar huis zullen rijden. We weten dat haar houding deels gespeeld is, maar het lijkt ons beter nu geen risico’s te nemen. Met een kind in haar buik kan ze niet veel verdragen. Onze op jarenlange ervaring gebaseerde kansberekeningen kloppen niet meer.

Er staan geen andere wagens op de parking. Het lijkt daardoor alsof het bos van ons alleen is. Zus verzamelt dennenappels tussen de bomen, mijn broer en ik nemen de taak van verkenner op ons. We speuren de omgeving af, kammen het bos uit, verkennen toekomstige paden op zoek naar avontuur. Het daagt ons algauw dat het hier niet gemakkelijk te vinden zal zijn.
Soms keren we op onze schreden terug, gealarmeerd door moeders stem die vol ongeduld onze namen roept, maar daarna maken we ons geleidelijk aan weer los van het traag verder slenterende groepje.
De bomen wijken uiteen en mijn broer en ik komen in een open gedeelte van het bos. Daar zijn we getuige van een merkwaardig tafereel. Het grasplein voor ons is bezaaid met kleine, grijze vlinders. Het wordt nog vreemder, als blijkt dat het geen vlinders maar heen en weer bewegende visstaarten zijn. Op een bankje zit een non met gesloten ogen te genieten van de zon, alsof wat zich hier afspeelt de gewoonste zaak van de wereld is. Ik kan niet langer toezien en vastbesloten zo’n vis te vangen ren ik met grote stappen het grasveld in, als de grond plots onder me wegvalt. Ik zak weerloos weg, tevergeefs grijpend naar houvast - zoals ’s avonds in bed, wanneer de slaap komt. Maar in tegenstelling tot die ogenblikken weet ik nu heel zeker: dit is geen droom.

De lucht is koud en vol zodat ik gedwongen word mijn mond dicht te houden.
De vage weerstand die ik ondervind voelt vertrouwd aan. Toch dringt maar langzaam tot me door dat ik in water terecht gekomen ben. Ik bevind me in complete duisternis en heb er geen idee van welke richting ik uit moet.
Terwijl ik in grassen en wortels van bomen verstrikt raak, start er een diapresentatie. Worstelend om boven water te komen, zie ik heldere, bijna overbelichte flitsen van familieleden in en rond ons huis. Soms bewegen de beelden. Broer die lacht. Zus tekenend aan tafel. Moeder die breiend televisie kijkt. Vader die iets onverstaanbaars zegt. Onze schele kat die naar me staart. Sedert ze een ongeval had, lijkt het of haar ogen niet meer samen willen werken. Zou het kunnen dat, omdat geen van beiden de auto aan zag komen, ze het vertrouwen in elkaar verloren zijn?
Merkwaardig genoeg gaat er van de beelden iets geruststellends uit, hoewel ze aan een hoge snelheid worden vertoond alsof de projecteerder zich moet haasten om de voorstelling tijdig af te krijgen.
Ik krijg gras te pakken boven water, en trek mezelf omhoog. Hoestend en water opgevend klauter ik op handen en knieën uit de vijver, en zie hoe mijn broer nog steeds even onbeweeglijk staat te kijken. Ook de non zit nog op het bankje, al lijkt het erop dat ik nu haar aandacht heb.
Mijn ouders komen er net aan, moeder slaakt een gil.
“Een hond!”, roept ze en slaat een hand voor haar mond. Ik haal de losgetrokken grassen en waterplanten weg en sta recht. Langzaam komt moeder naar me toe. Uit haar gelaat is alle kleur verdwenen. Het vertoont een uitdrukking die nieuw voor me is, nog niet in het bestand voorkomt. Ik krijg een onheilspellend voorgevoel van wat er me te wachten staat. Krachtig haalt ze uit en geeft me een klinkende oorveeg. Toch doet de klap geen pijn. Het lijkt of mijn wangen verlamd zijn door het koude water.

In stilte lopen we naar de wagen.
“Het is een straf”, zegt moeder zacht.
“We zullen weer naar de mis moeten gaan.”

Vader steekt nonchalant een groene Michel op, en zwijgt terwijl hij in de verte staart; z’n befaamde Clint Eastwood pose waar moeder ooit voor gevallen is.
Het is onduidelijk of het er iets mee te maken heeft, maar in elk geval kalmeren de gemoederen. Om te vieren dat ons gezin tamelijk ongeschonden uit deze beproeving gekomen is, besluit vader te trakteren met frieten van een frituur waarop in grote letters ‘Hoste en Zonen’ staat.
Ik heb het koud in mijn natte kleren.
Over mijn frieten blijkt een dubbele portie samoeraisaus te zitten.
Om op te warmen, legt broer uit. In zijn stem steekt er iets pesterigs, ik hoor hem lachen achterin zijn keel.
Maar om de een of andere reden kan het me niet schelen.
Ik eet het bakje helemaal leeg.

Daarna rijden we opnieuw naar het eind van de wereld.