zondag 31 maart 2019

I.M. MARK HOLLIS

In die tijd werkte ik als nachtarbeider bij Louis De Poortere in de Diksmuidsesteenweg in Roeselare, waar de Colruyt nu een vestiging heeft. Nieuwsgierig na een recensie van Chris Schraepen in Het Volk werd het één van de eerste albums die ik op cd kocht. Toen ik ’s ochtends thuis kwam na een nachtje spinnen, luisterde ik graag nog eventjes in het duister met de hoofdtelefoon naar het meer dan twintig minuten durende The Rainbow of naar de overige drie nummers, ook toen mijn grootmoeder lag te slapen in onze woonkamer. Ze bracht de kerstdagen bij ons door en zou plots ernstig ziek worden. Ze stierf op kerstdag, nu alweer meer dan dertig jaar geleden, maar het lijkt alsof het gisteren was.

In 1986 stond Hollis met zijn band op het festivalterrein in Torhout. Ik heb ze gezien, maar een onuitwisbare indruk hebben ze toen niet gemaakt. De vlam sloeg pas over in 1988 met Spirit Of Eden waarop hij verder ging met waarmee er op The Colour Of Spring reeds werd geëxperimenteerd: new age, psychedelica, symfonische rock, jazz en klassiek, en dat alles teruggebracht tot die paar noten. Uitgepuurde weemoed.
Drie jaar later verscheen het al even wonderlijke Laughing Stock. In 1998 zou Mark Hollis ons nog eens verblijden met zijn gelijknamige solodebuut maar daarna was het helaas definitief voorbij. Alledrie de albums zijn ondertussen een goeie investering gebleken, ze worden nog met vaste regelmaat van hun plek in het cd-rek gelicht. En hoewel ook zijn jongste werk ondertussen meer dan twintig jaar oud is, klinkt het allemaal nog steeds even sprankelend als hoopvol.
En ten zeerste geschikt om iemand mee te troosten.



PIJN

'Rino, ik morgen niet komen.'
Almas staat vertrekkensklaar, heeft net de inhoud van zijn tas getoond. Ik peil zijn gezicht want je weet het nooit met hem. Maar hij lacht niet, en nu ik erover nadenk, ik heb hem vandaag al gevraagd of er iets was omdat het me opviel dat hij karig met grappen is. Maar toen was er niets aan de hand.
'Ik heb pijn, hier, hier en hier.' Hij wijst naar zijn buik, borststreek en rug, en alsof hij mijn gedachten geraden heeft: 'Ik kan niet lachen want véél véél pijn! Morgen ga ik naar dokter.'
We staan naar elkaar te kijken. Hij heeft een eerlijk, open gezicht. Onschuldig zou ik bijna durven zeggen. Zo staart hij naar me, tot hij plots glimlachend de ogen neerslaat.
Ik deins terug, wijs naar zijn mond. Nu begint hij echt te lachen, maar houdt tegelijk zijn gekruiste armen tegen zijn buik waarbij er een pijnlijke grimas ontstaat. Hij maakt een afwerend gebaar.
'Stop, doet pijn. Ik weet niet wat is, moet naar dokter.'

'Heb je misschien aan sport gedaan dit weekend?'
Hij schudt resoluut zijn hoofd maar dan lijkt hij zich iets te herinneren en knikt.
'Ja, zondag, de hele dag sporten gedaan met vrienden! Cricket!'
'Cricket?' vraag ik verwonderd, 'is dat zo'n intense sport?'
'Ja!' Het is te moeilijk om uit te leggen.
'Dat is dan waarschijnlijk ook de reden dat je pijn hebt. Het is spierpijn.'
Hij knikt vaag, nadenkend, lijkt onder de indruk van mijn diagnose en ik zie dat hij mijn woorden overweegt.
'Maar mijn rug dan?' Ook al valt er niets te winnen, ik voel dat ik prijs heb.
'Daar zitten overal spieren Almas. Spieren die je in normale omstandigheden minder vaak gebruikt.'
'Maar zoveel pijn?'
'Troost je Almas, hoe meer pijn hoe groter de spieren!'
Hij lacht; het is pijnlijk om zien.
'Voor spierpijn moet je niet naar de dokter. Het zou kunnen dat het morgen al veel beter is.'
We lopen samen naar de deur.
'Ik kijken. Als morgen oké, ik komen.' 

De volgende morgen komt hij gezwind binnengewandeld.
'Heb je nog pijn?' vraag ik.
'Veel veel beter!' zegt hij. 'Jij goeie dokter!' Hij knipoogt, lacht schalks en loopt daarna de kleedkamer in.

ZATERDAG

Onze winkelruimte lijkt bijna een combinatie van een overdekte markt en een pretpark: overal slenterende mensen, in hun eentje of in groepjes, met hun gezin of samen met vrienden. Sommigen kuieren traag of staan stil en staren in opperste concentratie naar de aangeboden goederen met een mandje aan hun hand waarin de meest uiteenlopende spullen steken. Een grote groep mensen heeft postgevat tussen de rekken met huisraad. Het is onduidelijk of ze samen horen, tot iemand in een voor mij onbegrijpelijke taal begint te praten. Plots barst een aantal van hen om hem heen in een felle lachbui uit, terwijl de anderen onbewogen verder winkelen.
Een ouder stel staat onderzoekend naar de kaders te kijken. Toevallig hebben we De Zigeunerin en Het Huilende Kind nog maar eens in huis - vaste waarden in ons aanbod. Een ander bejaard koppel lijkt zich te beraden over een in een soort grijsbeige kleur geschilderde dressoir. Ze discussiëren in het Avelgems met elkaar, de vrouw vindt de kleur blijkbaar maar niets. Daartussen zit er een gezin aan een ouderwets, rustieke eettafel, de man draagt een kleed en de vrouw is gesluierd. Ze bestuderen de tafel en praten zacht in het Arabisch terwijl de vier kinderen ongeduldig wiebelen op de rieten stoelen.
De grote hoeveelheid, dicht op elkaar staande fauteuils worden door een opkoper nauwgezet gecontroleerd op slijtage. Een in een diepe kus verzonken stelletje trekt er zich niets van aan.
Kinderen zitten elkaar achterna tussen de rekken. Wanneer het een beetje uit de hand dreigt te lopen, komt Anja ineens vanuit de sortering tevoorschijn. Ze hoeft alleen maar te kijken met die norse blik van haar om het gebroed tot bedaren te brengen. Geschrokken lopen ze terug naar de speelgoedafdeling waar het uitgestalde speelgoed ogenblikkelijk weer al hun aandacht opeist.
Overal wordt er gesnuisterd, gegrabbeld, getest, gebladerd en gepast. Sommige dingen staan pas in de winkel en zijn meteen verkocht. Andere zaken worden honderd keer vastgenomen en teruggezet. Spontane gesprekken breken uit tussen mensen die elkaar van haar nog pluimen kennen. Anderen lopen elkaar hier bijna dagelijks tegen het lijf, maar hebben nog nooit een woord gewisseld.
Aan de kassa staat een rij klanten lijdzaam aan te schuiven. Gelukkig is er 'Classics' op Radio 1: Na 'The One I Love' van REM volgen de Beatles met 'Eleanor Rigby' waarna we vakkundig naar het onaards mooie 'O Superman' van Laurie Anderson worden geloodst, waarmee er bij tenminste één aanwezige voor een licht euforische roes wordt gezorgd.
Hoe later in de namiddag, hoe drukker het wordt. De meesten houden netjes rechts bij het binnenkomen en het naar buiten gaan, twee bij momenten ononderbroken stromen mensen. Maar het deert niemand, iedereen lijkt uitgelaten en opgewekt, en ook de medewerkers zijn in een opperbeste stemming. Als echte professionals plooit de ene Afghaan de kledij op en tikt de andere codes en bedragen in. Nergens kun je uit afleiden dat de eerste hier een klein half jaar, en de tweede pas drie maanden geleden is opgestart. Ook aan de onthaalreceptie verloopt alles buitengewoon vlot. Mario neemt de zakken en dozen in ontvangst en maakt de wasmanden die de klant terug wil, in een mum van tijd leeg. De machine draait nu op zijn best.
Iets voor sluitingstijd krijgen de klanten te horen dat we dichtgaan en begeeft iedereen zich mak naar de kassa.
Wanneer de werkdag erop zit, zwaaien onze jongens en meisjes haastig ter afscheid, alsof ze vanavond nog op reis vertrekken, en ze hun trein, de boot of het vliegtuig moeten halen. Alsof het weken zal duren voor we ze terug zien. Ik loop door de ineens lege winkel waar de echo’s nog nagalmen.
Het is weekend.

SOAI

Moestn de minsn
oolemolle t zelste kleur een
en ze spreekn ool dezelste toale
en z een over ooles t zelste gedacht
en z een zels t zelste geslacht
Oe soai zoe da nie zyn?

MUUR

Een hoogbejaard dametje staat aan kassa. Ze heeft dun wit haar waar je haar schedel doorheen zou kunnen zien, was ze niet zo bleek geweest.
Ze lijkt altijd goedgezind, maar vandaag nog meer dan anders. Dat is geen toeval, want onlangs werd er een hele collectie cd’s afgeleverd met accordeonmuziek en Vlaamse schlagers, haar twee favoriete genres.
Zo scan ik Jimmy Frey, Willy Somers, Paul Severs, Joe Harris en Marva, maar ook Camiel Blanckaert, de Amigo's en de kermisklanten.
'U hebt ondertussen al een hele bibliotheek aan muziek, niet?'
'Wablief?'
'DAT U AL EEN HELE COLLECTIE MUZIEK VERZAMELD HEBT!'
'Goh, ik kan het niet laten om in de muziekhoek hier te kijken maar ik weet thuis bijna niet meer waar gezet…'
Knikkend haalt ze een plastic zakje uit haar handtas.
'Ja, muziek, dat is mijn leven! Sinds mijn man een trombose heeft gehad is hij altijd zo slechtgezind. Hij zaagt de hele dag door over alles! Maar gelukkig heb ik mijn muziek. Hij kan dat lawaai niet verdragen zegt hij, maar het doet hem zo goed. De hele tijd mopperen, daar heb je toch geen deugd van?'
'Je schiet er in elk geval niets mee op.'
'Wablief?'
'DAT HET NIET HELPT!'
'Neen, dat zeg ik ook altijd, maar hij zegt dat ik het leven teveel door een roze bril zie, en dat ik nog tegen de muur moet lopen.’ Ze werpt een snelle blik om zich heen, leunt voorover en zegt zachtjes: ‘Maar ik denk dat hij die muur voor mij is!’
De cd’s worden nagezien op krassen en of het wel het juiste schijfje is die in het doosje zit. Daarna wordt het ding dicht gekleefd. Ik snij de plakband door want ze controleert graag zelf nog eens of de inhoud wel correspondeert met de verpakking.
‘‘Hij begrijpt het niet, maar we zijn altijd al tegenpolen geweest. Ik heb nu eenmaal zo'n positieve natuur. Het was niet gemakkelijk eenmaal we allebei met pensioen waren. Het huis was te klein. Geregeld vertrok hij 's morgens met de fiets, en bleef de hele dag weg, tot 's avonds! Maar dat kan hij nu niet meer, en ik begrijp dat hij dat niet leuk vindt maar ik kan daar toch ook niets aan doen?’
‘En hoelang is het geleden dat hij die trombose kreeg?’
‘Wablief?’
‘WANNEER HEEFT HIJ DIE TROMBOSE GEKREGEN?’
‘Zeven jaar geleden. Hij kan niets meer zelfstandig. Hij zit daar maar, in die stoel… En het leven gaat door hé. Het ergste is dat hij zich met niets kan bezighouden. En zagen dat die man kan! Alles gaat altijd verkeerd en nooit is er iets goed. Je zou er gek van worden. Maar dan zet ik de muziek een beetje luider.’ Ze lacht.
‘En hij zegt wel van niet, maar ik weet zeker dat hij er ook van geniet!’

SYNDICALIST

'Rino, wat is 'staken'?'
'Staken is niet meer willen werken. Bijvoorbeeld, omdat je denkt dat je niet genoeg geld verdient. Of omdat je vindt dat je teveel moet werken voor dat geld.'
'Ik wil staken!' Hij lacht.
'En waarom zou je staken?'
'Voor meer geld verdienen!'
'Maar als alleen jij staakt, zou het kunnen dat je baas gewoon een andere werknemer in dienst neemt. Een voorwaarde om je doel te bereiken is dat je collega's met je mee staken zodat de werkgever in de problemen komt. Misschien omdat het werk niet tijdig afraakt waardoor hij tenslotte toegeeft en meer wil betalen. Als je collega's ook vinden dat ze meer moeten verdienen, zullen ze misschien solidair zijn en meestaken.'
'Wat is 'solidair'?'
'Elkaar helpen. Zoals je een vriend helpt die problemen heeft. Maar het kan ook op het werk. Met de dag van de kringloopwinkel zijn we allemaal vrijwillig een uurtje vroeger begonnen, ook al hadden de meesten liever wat langer geslapen. Maar er was nog veel werk, teveel voor één persoon. Maar omdat iedereen wat vroeger kwam was het werk snel gedaan.'
'Maar die man zegt wij moeten staken en winkel sluiten.'
Hij wijst naar een bejaarde buurman die hier elke dag minstens een keer over de vloer komt. Die zwaait lachend terug, er zichtbaar genoegen in scheppend dat hij het vuur aan de lont heeft gestoken.
'Je moet nooit staken omdat iemand anders je dat zegt. Je moet een goeie reden hebben om te staken. Want als je te veel staakt, wordt er niet meer naar je geluisterd.'
'Maar ik wil staken met anderen!' Hij zwaait ongeduldig met die armen maar ik zie de pretlichtjes in zijn ogen.
Hij houdt me wel vaker voor de gek.
Het valt me op dat veel jonge mannen die het geweld ginds ontvluchten door naar hier te komen, zich na vele jaren nog steeds stroef bewegen en ongemakkelijk in hun vel zitten. Hij is pas twee jaar in België maar lijkt meer een vis in het water. Het is zijn groot gevoel voor humor denk ik, een glijmiddel waardoor alles hem een stuk gemakkelijker afgaat. En zijn gevoel voor taal natuurlijk.
'Staken is geen grapje', zeg ik ernstig. 'Een deel van de Belgische bevolking staakt omdat alles duurder wordt en het loon hetzelfde blijft. Ze willen meer geld aan het eind van de maand zodat ze weer evenveel kunnen kopen als vroeger.'
'Maar waarom bussen, én treinen, én vliegtuigen?'
Daar moet ik even over nadenken.
'Om de mensen die werken te beschermen bestaan er organisaties. We noemen ze een syndicaat. Of vakbond. Jij bent toch ook aangesloten?' Hij kijkt verrast en denkt na.
'The union?'
'Ja! En die hebben aan iedereen gevraagd om solidair te zijn en mee te staken. Ook de werkgevers zitten samen in organisaties. En de vakbonden willen deze werkgeversorganisaties via een grote algemene staking onder druk zetten voor hogere lonen, begrijp je? Maar jij bent net over de helft van je werkervaringstraject hier in de kringloopwinkel. Nog een klein half jaar en je kunt gewoon aan de slag bij een echte werkgever. Zou je niet beter wachten tot je een echte job hebt voor je aan staken denkt?'
'Is moeilijk', zegt hij aarzelend.
'Ik wil solidair zijn.'

ANUNA

Ik was in de wagen onderweg toen ik Anuna De Wever hoorde op Radio 1. Zeventien en samen met Kyra Gantois verantwoordelijk voor de jeugdige revolte van de afgelopen weken tegen de onverschilligheid en struisvogelpolitiek omtrent de klimaatverandering. De jeugd die wars van alle desinteresse en gemakzucht ten strijde trekt voor een betere toekomst.
Op sociale media is er heel wat bijval voor de acties maar tegelijk regent het cynische vingerwijzingen van burgers die ervan overtuigd zijn dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen, of die zich er allang bij hebben neergelegd dat er hoogstwaarschijnlijk toch niets meer aan te doen is, en in beide gevallen apathisch afwachten. En ondertussen gewoon verder gaan met de planeet naar de verdommenis te helpen.
Want, zoals ik die andere De Wever op de radio hoorde zeggen, Europa is ook maar voor tien procent van de wereldwijde vervuiling verantwoordelijk dus het heeft weinig zin om onze levenswijze drastisch om te gooien, de vliegtuigreizen af te zweren en plastic te bannen uit ons leven.
Kop in het zand? Nee, gewoon het gezond boerenverstand dat zegeviert.
Wat hij niet zegt maar wat wellicht ook meespeelt is dat de Britse chemiereus Ineos onlangs heeft toegezegd om een kleine drie miljard te investeren in de Antwerpse haven; het is dus sowieso niet het moment om het al te nauw te nemen met de milieuvoorschriften, laat staan ze te verstrengen.
Enig gecijfer leert dat zo'n 8 % van de wereldbevolking in Europa woont. Als we, zoals Bart De Wever beweert, 10 % van de vervuiling op onze kerfstok hebben, betekent dit dus dat we boven onze stand leven. Kortom, het maakt wel degelijk iets uit. Dat minister Schauvliege er dan weer een complot in zag, wat haar naar eigen zeggen door de staatsveiligheid bevestigd werd, haalde het wereldnieuws. Daarna beweerde ze zich bij deze uitspraak vergaloppeerd te hebben waardoor ze als minister van leefmilieu op moest stappen. Maar heeft ze echt gelogen, of wordt ze het zwijgen opgelegd? Sorry voor deze, misschien wat ziekelijk aandoende gedachtedwaling, maar je moet met alles rekening houden onder deze beleidsvoerders.
In elk geval, voor Anuna & Co. helpen alle baten; ze heeft een broertje dood aan het gekibbel en politiek getouwtrek. Geen woorden maar daden voor deze strijder voor een betere wereld; zelfverzekerd maar pretentieloos zet ze haar glasheldere stellingen uiteen. Ze pleit voor meer overleg en wil graag meedenken met die andere De Wever. Want iedereen moet mee aan boord, waarmee ze de verstarde conservatieven het nakijken geeft, en dankzij haar duidelijke en openhartige aanpak misschien wel laat ontdooien. Simpeler kan het niet.
Wat was ik blij toen ik haar bezig hoorde in Touché! En hoopvol voor de jonge generatie. Want groei maar eens op, in deze barre tijden.

LARA

De bejaarde vrouw toetste vol vertrouwen haar pincode in, maar het apparaat liet via een scherpe geluidstoon weten het niet eens te zijn met de transactie.
'Maar er staat zeker nog geld op die rekening!’, foeterde ze verontwaardigd terwijl ze naar de onwillige betaalterminal staarde. Ik nam de kaart uit het toestel, keek er even naar en gaf het haar toen terug.
'Dat was goed geprobeerd', zei ik.
Ze schudde haar hoofd toen ze zag dat ze een elektronische klantenkaart in het toestel had gepropt, en zei ter verontschuldiging maar ook met een opstandige toon in haar stem, alsof ze boos was op zichzelf: ‘Ja, ik ben er niet helemaal bij met mijn gedachten…’
We herhaalden de handeling met een andere kaart, deze keer met meer succes. Ze zuchtte terwijl ze het betaalmiddel opnieuw in haar portemonnee stak, en zei zacht: 'Mijn hondje is pas gestorven.’
Ik nam een oude krant en pakte de set oude wijnglazen, die ze net had betaald, één voor één in.
'Was het al een oudere hond?'
‘Helemaal niet, ze was pas negen jaar. Acuut nierfalen... In een maand tijd was het voorbij. Ik kan het nog altijd niet geloven...’ Met een zakdoekje dat al in haar hand leek te zitten, ging ze naar haar ogen.
’Een Cavalier King Charles. Lara heette ze. Ach, het was zo'n slimme hond!', en ze glimlachte bij de herinnering terwijl haar ogen opnieuw volliepen.
'Ik woon alleen, en ze sliep altijd bij me. Ik wist wel dat ik ze eens zou moeten afstaan maar ik had niet verwacht…’ Het werd stil.
Haar zakdoekje kreeg het hard te verduren.
'Moet mij hier zien staan! Veel mensen zouden het niet begrijpen. 'Voor een hond', zouden ze zeggen.'
‘Ik heb thuis ook een hond,' zei ik.
'Mijn man is tien jaar geleden gestorven, en toen heb ik Lara in huis gehaald. Het was het mooiste cadeau dat ik mezelf kon doen. Zo'n lief karakter, altijd opgewekt, dat staartje hing nooit stil! Ze kende me zo goed, ze wist precies wat ik ging doen, soms al voor ik het zelf wist! Elke dag maakten we een wandeling. En als ik een keertje oversloeg omdat ik me niet lekker voelde, week ze geen moment van mijn zijde. Ze ging zelfs met me mee naar het wc, ze lag dan aan de deur te wachten.
Maar plots wou ze niet meer wandelen. Er zat geen fut meer in. Eventjes dacht ik dat het luiheid was, maar toen wilde ze ook niet meer eten, en bleef lusteloos in haar mandje liggen. Dat was nog nooit gebeurd. Ik liet haar bloed controleren.
Haar waarden bleken zo hoog dat ze al dodelijk waren voor een mens! Ergens rond de zeventig is normaal voor zo'n type hond, maar zij zat aan twaalfhonderd. Toen kreeg ze medicijnen en een week later moesten we teruggaan. Normaal moest het dan iets beter zijn.'
Ik nam een doosje en legde de trui die ze had gekocht onderaan, en daarop de ingepakte glazen.
'Enkele dagen later had ik de indruk dat het iets beter was dus ik dacht dat het de goede richting uitging, maar haar waarden waren bijna tot achttienhonderd gestegen! De dokter zei dat de ziekte te vergevorderd was, en dat het een kwestie van dagen kon zijn. Ze had toen al moeite met stappen. Een paar dagen later kwam ze zelfs niet meer overeind. Maar ik ging nog eens tot bij de dierenarts. Ik weet niet wat ik verwachtte… Een wonder misschien?
De dokter dacht dat ik kwam om haar een spuitje te laten toedienen, maar ik kon het niet over mijn hart krijgen. Dat was vorige week donderdag. Vrijdag verslechterde haar situatie nog, ze sliep bijna de hele tijd. Zaterdag moest ik eventjes naar buiten - snel enkele boodschappen doen - want ik liet haar geen moment meer alleen. En toen ik in huis kwam, begon dat staartje meteen weer te kwispelen! En die oogjes...
Ook al was ze zo ziek, toch was ze nog altijd blij dat ze me zag!
Ik had me voorgenomen om haar de maandag te laten inslapen want ik kon het niet meer aanzien. Maar ze is die zaterdagnacht om één uur in mijn armen gestorven. Zomaar, van het ene moment op het andere.’
Ik gaf haar enkele vellen van een keukenrol die aan de kassa stond. Ze kreunde terwijl ze haar ogen droog veegde, en snoot haar neus.
'Het is de eerste keer deze week dat ik buiten kom. Ik heb het nog aan niemand kunnen vertellen.'
'Hier, nog een paar vellen voor onderweg', zei ik.
Ze probeerde te glimlachen maar het leek eerder een pijnlijke grimas - de ogen rood van het huilen - en vertrok, het restje van de keukenrol in de doos bovenop de ingepakte glazen.

WIEBELEN

Een oudere dame schoof met korte, mechanische stapjes langs het uitstalraam. Ze hield halt aan de tafel waarop recente kunstboeken de toeschouwer subtiel probeerden te lokken, geduldig als vleesetende bloemen.
Ik was een nieuwe lading boeken aan het uitpakken, toen ze met haar rijzige gestalte mijn aandacht trok.
Ze keek op en staarde op haar beurt naar mij. Daarna liet ze haar blik weer zakken. Het drong tot me door dat de felle namiddagzon die het raam zijdelings bescheen, verhinderde dat ze me zag.
Ze kwam waarschijnlijk net van de kapper.
In haar donkerbruine, gestroomlijnde haar zat een lichte welving die aan de vrouwelijke filmsterren uit de jaren vijftig herinnerde. Het leverde een gedurfd contrast op met de moderne bril die ze ophad. Hier was een designer aan het werk geweest.
Haar gerimpelde gezicht had een glanzende, bruine tint - overduidelijk niet van de Belgische zon afkomstig. Ze droeg een lange mantel die met bont was afgezet, en aan de ene arm hing een kleine, zwarte handtas.
Toen gebeurde er iets vreemds. Ze opende haar mond, en het onderste gedeelte van haar gebit schoof vooruit. Een ovale rij witte, perfect regelmatige tanden kwam tevoorschijn. Eerst dacht ik nog dat het een slip of the tongue was, maar de prothese bleef uitdagend liggen op haar onderlip.
Ondertussen keek ze rustig naar de boeken. Plotseling begon haar onderkin te wiebelen. Verder vertrok er geen spier in dat gezicht. Toen het schommelen weer stilviel, staken de tanden nog steeds vooruit. Tenslotte werden ze weer ingehaald, en verdwenen in de duisternis.
Ze maakte nog een kauwende beweging met haar mond, draaide zich om, en wandelde met kleine stapjes verder.

BOETIEK K.

‘Mooi hé? Het hangt waarschijnlijk nog maar net in de winkel want vanmorgen heb ik het niet gezien.’
De jonge vrouw werpt nog snel een blik op het roze kleedje dat ze voor zich houdt en reikt het me dan aan zodat ik de prijs kan scannen.
Soms is ze een tijdlang in geen velden te bespeuren, en dan komt ze plots meerdere keren per dag. Maar het is altijd plezierig om haar te zien; een bevallige, opgewekte verschijning — niet toevallig zit dat vrolijk trekje om haar mond.
Ik vind het als verkoper een beetje dubbel als iemand me in zijn aankopen betrekt, maar om de één of andere reden zit ik er bij haar niet mee.
‘Het gaat mooi samen met je huidskleur’, zeg ik. Ze knikt.
Ze is niet blank maar ook niet zwart. Een mulattin dus, de vrouwelijke variant van mulat. Alhoewel gebruikelijk, hou ik niet van dat woord omdat het afkomstig is van de Latijnse benaming voor muilezel, ‘Mulus’, waarmee er eigenlijk bastaard wordt bedoeld.
Koffie met melk klinkt dan weer arrogant, en Indo of halfbloed lijken wel verwijten, net als creool of kleurling. Het is allemaal zo futiel, en het lijkt bedoeld om de persoon in kwestie te degraderen als mens. Terwijl deze als de vrucht van rassenvermenging de brug legt en twee werelden samen brengt.
Maar zo goed als we zijn om termen te verzinnen waarmee we alles wat anders is, of wat afwijkt van het gebruikelijke, tot mikpunt van spot te maken, zo zijn we er nog altijd niet in geslaagd om een formulering te bedenken dat deze mensen recht doet.
‘Je hoeft geen bonnetje te maken om het te kunnen ruilen, ik heb het gepast en het zit me als gegoten.’
Ik voel dat ze naar me staart terwijl ik de getallen intoets en het pinapparaat in gereedheid breng zodat ze met haar bankkaart af kan rekenen.
‘Ik ben zonet aan het bedenken dat alles wat ik momenteel draag, van hier komt. Mijn schoenen, mijn broek, mijn jas, mijn sjaal… Zelfs mijn oorringen!’ Ze giechelt.
‘Als ik bij mijn moeder kom, gebeurt het dat ze zegt ‘O, wat mooi, waar heb je dat nu weer vandaan?’ En dan zeg ik: ‘Van Boetiek K.’ Dat klinkt sjieker en in gezelschap weten dan alleen mijn moeder en ik hoe het precies zit.’
Het is alsof ze mijn gedachten raadt.
‘Niet dat het mij kan schelen wat iemand anders ervan vindt, maar voor mijn moeder ligt het iets gevoeliger. ‘Wat niet weet, wat niet deert’, zegt ze maar ik weet dat ze zich tegenover haar vriendinnen schaamt ook al weet iedereen dat ze het niet breed heeft. Daarom komt ze zelden mee naar hier, en neem ik af en toe op goed geluk iets voor haar mee. Ze is bang om iemand tegen te komen dat ze kent.’
‘Maar die persoon is hier dan toch ook?’
‘Precies wat ik haar zei! Maar dat leek het nog erger te maken. Alsof ze het niet wou weten van iemand anders ook! Het is echt heel ingewikkeld... Maar we hebben het dus opgelost.’
Ze plooit het kleedje en bergt het bij de rest van haar aankopen op, duidelijk in haar nopjes; de glimlach wijkt geen moment van haar gezicht. En dan, alsof het een slogan is, declameert ze een ingeving waar een beetje copywriter al gelukkig van zou worden:
‘Alles wat ik draag, komt van Boetiek K!’

AANBOD

‘De kringloopwinkel van Avelgem, met Rino!’
‘Hallo, spreek ik met de kringloopwinkel?’
‘Ja, met de kringloopwinkel van Avelgem!’
‘Dag meneer, ik ben een half jaar geleden bij u geweest en heb daar enkele mooie boeken gekocht, maar ik ben nu met de epiloog van het laatste boek bezig en ik zou dus graag weer eens langskomen om een nieuwe voorraad op te slaan.’
‘Dat is goed nieuws!’
‘Ik heb lang geleden met mezelf afgesproken niet meer op boekenjacht te gaan vooraleer alles wat ik liggen heb uitgelezen is, want anders stapelen die boeken zich maar op.’
‘Daar zou ik een voorbeeld aan moeten nemen mevrouw! De boeken die ik staan heb en nog moet lezen…’
‘Zoals zoveel mensen. Ze kopen boeken en zetten ze in afwachting in hun kast, en dan komen er weer nieuwe boeken uit die je zeker moet lezen en die oude blijven staan. Ook mensen die boeken lezen laten zich graag in de luren leggen! Maar wat ik u wou vragen: welke boeken hebt u momenteel binnen?’
‘Goh mevrouw… Wat vraagt u me nu! Wilt u dat ik alle titels ga opsommen?’
‘Nee meneer, maar de vorige keer had u enkele heel recente publicaties liggen, en ik vroeg me af of u opnieuw zo’n mooi aanbod hebt.’
‘Wij hebben hier altijd heel mooie boeken, mevrouw. De boekenafdeling beschouw ik als mijn stokpaardje. Ziet u, ik heb namelijk nog in een boekhandel gewerkt. Dus sorteer ik streng maar rechtvaardig, en gooi de rommel weg zodat er plaats is voor het goeie materiaal. Daardoor staan er hier geen Artis Historia boeken in de rekken tenzij het om oude fauna en flora plakalbums gaat, en zul je hier ook maar heel weinig streekromans of boeken van Konsalik aantreffen. Ik zorg ervoor dat de reisgidsen niet van de vorige eeuw dateren, tenzij ze ook een historische waarde hebben. Reader’s Digest keil ik meteen de papierbak in, en ook onze kookboekenafdeling is volledig up to date. Er komen gewoon gigantisch veel mooie boeken binnen - ook heel recente titels, sommige staan zelfs nog in de boeken top tien! Dus kunnen we het ons permiteren om kritisch te zijn. We leggen de laatst toegekomen boeken eerst op de tafels, en als we even later opnieuw een lading hebben om aan te vullen, worden die vervangen en bijgezet in de rekken. Zo wordt het aanbod continu vernieuwd.’
‘Zie je meneer, ik hou bijvoorbeeld niet van boeken met ezelsoren of waarin er onderlijnd werd.’
‘Die boeken gaat u hier ook niet aantreffen mevrouw, behalve wanneer het een collector’s item betreft. Alle boeken met buitensporige leesvouwen, losse pagina’s, vochtvlekken, verkleurd door ouderdom of zonder de bijhorende omslag gaan rechtstreeks bij het papier; het is met hartzeer maar we moeten onverbiddelijk zijn. We troosten ons met de gedachte dat deze boeken gerecycleerd worden en als andere publicatie opnieuw een leven zullen krijgen…’
‘Ik weet dat u een sterke collectie hebt, het is ook daarom dat ik u opbel. Want ik kom speciaal van Aalst en dat is niet omdat er hier geen kringwinkels zijn. Maar in uw winkel trof ik al enkele keren boeken aan die ik al een tijdje zocht. Het is echter een hele rit naar Avelgem, en ik wil mijn brandstof niet nodeloos verkwisten. En daarom vraag ik u meneer, of u misschien enkele titels kunt noemen die u recent in de winkel hebt gebracht?’
‘Mevrouw, neem me niet kwalijk maar dat is als bellen naar de krantenwinkel om te vragen of ze de krant willen voorlezen! We brengen hier elke dag andere boeken in de winkel, het is onbegonnen werk om die nu allemaal op te sommen. U zult erop moeten vertrouwen dat het gewoon de moeite waard is om eens af te komen.’
‘Ja maar kunt u dan misschien gewoon beschrijven wat er momenteel wel in de winkel ligt?’
‘Kijk mevrouw, ik ben ondertussen in onze boekenafdeling aangekomen, en ik zie hier een boek voor de beginnende goochelaar, een vliegtuig-encyclopedie, een boek over de geschiedenis van Kortrijk, enkele kunstboeken, een groot fotoboek over China, een boek over de Provence, een citatenboek, enzovoort. Verder een reeks Scandinavische thrillers van Kersten Ekman, Sjöwall en Wähloo, Håkan Nesser, Jo Nesbø en Karin Alvtegen, romans van A.F.TH. Van Der Heijden, Annelies Verbeke, Philip Roth, Hanif Kureishi…’
‘Ja meneer… Enne… ziet u daar niets liggen van Lucinda Riley? Of Sarah Lark? Diana Gabaldon?’
‘Zijn dat de schrijfsters die u zoekt? Ja, dat zou natuurlijk fantastisch zijn moest dat hier nu voor me op de tafel liggen.’
‘Ik weet het! Maar de vorige keer… Nuja… Ik zal misschien toch eens tot daar moeten komen…’
'U weet, de kringloopwinkel, je vindt er zelden wat je zoekt maar je ontdekt er altijd wel iets!'
'Ik hoop het maar...'

KOAS


LEEFT OOLE DOAGE LIK OF DA T JOENE LATSN IS

Skrieft de meterstandn up, van t woatre, de goaze & n illetriek
Zoekt de byzoenderste papiern en leg ze toope
mè n lyste mè d adressn voe de dooabrievn
en n upsomminge noa wie da ze ginne meugn zenn
Mak ne n update van joen testament
en vergit nie van n déel te moande te voarzien
voe de katte en n oend
Skrieft miskien n poar afskeidsbrievn
Kykt voe ne beetre foto voe t dooazendje
Zoek tekstn voe voarn te leezn
kiest muziek, en selecteer foto's
uj wilt da ze der ginne héele cirque van moakn
Noteert u ze joe meugn verbrann of in ne pit steekn
en wukne stéen da j wilt, of wukne pot
Legt, uj goa goan sloapn, joen bankkoarte,
joen rybewys en je pasport by ool de réste up n toafle
en n overzicht van joen login's en joen paswoordn
en de sleutels van noto
Kiest n kostuume woarin da j wil ofliggn
Smyt weg wuk da j nie wilt da ze vienn

OOGGETUIGE


Fotograferen is wachten op het juiste moment. Of op de juiste samensteller van De Standaard...

VLIEGE & KOBBE


DRIEKART

‘De Kringloopwinkel in Avelgem, met Rino!’
‘Alloo? Is t mè de kriengloopwienkle?’
‘Joat, mè Rino van de kriengloopwienkle in Oavelgem.’
‘Zeg joengne, zoej gy ne kée n twuk willn doen voe my?’
‘Joak wei!’ 
‘Wè, k zyn k ik doa vannuchend gewist ee, en kee k ik doa n poar roa bottn zyn angn, driekart! Zoe j gy ne kée willn kykn wukke moate da z éen? K peise zessndertig of zeevnendertig!’
‘K zyn ool up boane! Roa bottn?’
‘Ja, t zyn éenigste roa die der angn! Driekart!’
‘Aja, k zie z angn! Wachte wei…’
‘Liefst zessndertig, ne zeevnendertig gaot te groa zyn…’
‘Gee teegnslag! T is ne achndertig!’
‘En nondedju, t is were nie roar! En gee ze nie n moate klindre?’
‘Nu nog niet, moa miskien binn n eure… Ge witte t ier noais ee!’
‘Allez, nietn an te doene!’
‘Jow…’