dinsdag 29 december 2009

STEMMING

Ik heb je vanmorgen gezien bij zonsopgang.
Je bevond je achter een kniehoog muurtje van beton
te midden van glinsterende jonge sla
radijsjes, broccoli, asperges en spinazie
'stem voor me' fluisterde je mond
maar misschien was het gewoon de wind
die ruiste tussen prille aardappelplantjes
pas aangeaarde prei
en enkele fruitbomen op de achtergrond.

Wildvreemden kunnen je verwarren
met de heilige maagd zoals je overal verschijnt:
in de gang naar het wc van een café
ergens landelijk, midden in een wei
boven plastic bakken vol geraniums
of naast ontzielde foto's in de etalage van een kapsalon
zo ontwapenend die glimlach in een eindeloze bocht
alsof je blij bent me te zien
(hier komt je eerste stem!)
en hoe vreemd de locaties waar je opduikt
op het eerste gezicht ook zijn
het is als met een tekst van Gorki:
het went.

Het is een zonde dat je binnenkort
weer uit het beeld verdwijnt
want nergens kom je beter tot je recht dan hier:
in het huis brandt licht
terwijl jij in het halfdonker flirtend wenkt
vanop een aanplakbord
het lijkt alsof je knipoogt
toeziend op dit groentenbed;
werd je daarom hier neergezet
door een scherpzinnige tuinier?

Ik heb je vanmorgen gezien
en ik beken dat ik geschrokken ben -
van dichtbij zag je er afgepeigerd uit.
Maar terwijl alles aan het bekomen was
van de regen die me uit mijn slaap gehouden had
wist de zon goddank een doorbraak te forceren
en ik was opgelucht toen tot me doordrong
dat die rimpels slechts iets tijdelijks zijn.

dinsdag 22 december 2009

Breinchirurgie

Wells Tower, 'Alles verwoest, alles verbrand'


Een oud spreekwoord zegt dat het niet allemaal goud is wat blinkt, maar het kan ook andersom: neem nu Wells Tower (1973) met zijn debuut Alles Verwoest, Alles Verbrand. Verborgen onder een afzichtelijke boekcover, die overigens aan onze driekleur doet denken, gaat één van de sterkste verhalenbundels van het jaar schuil. Negen zinderende kortverhalen die je bij je nekvel optillen om pas op grote hoogte terug los te laten. Samen vormen ze een intrigerend boek dat je met tegenzin opzij legt.

Helemaal nieuw zijn die verhalen niet, in de afgelopen tien jaar werden er al een aantal gepubliceerd in The New Yorker, De Paris Review en Harper's. Voor deze bundel heeft Tower ze grondig herwerkt. Geen veelschrijver dus, wel een nauwgezette stylist met de reputatie van een moeilijk tevreden te stellen perfectionist.

In het openingsverhaal schetst de New Yorker op meesterlijke wijze de wedervaren van ene Bob Munroe die na de breuk met zijn vrouw onderdak vindt in een leegstaand optrekje van zijn oom dat ergens op een eilandje staat te verkommeren. Als huisgenoot neemt hij een per toeval gevangen vis die hij in een vochtig T-shirt transporteert, en onderbrengt in een gigantisch oud aquarium, 'zo lang als een lijkkist', die zich in het huisje bevindt.

Het is het begin van een reeks merkwaardige ontmoetingen en vreemde gebeurtenissen, kenmerkend voor de verhalen van Wells Tower. Hij observeert de wereld vanuit de meest uiteenlopende personages die hij met een verraderlijk warme, meelevende stem neerzet; randfiguren die al één en ander te verduren hebben gehad.

Eigenlijk niets nieuws onder de zon, maar Tower's stijl knettert in je bovenpan, valt op door zijn vrolijke, krokante frisheid, en verrast de lezer continu met onverwachte wendingen en bloemrijke metaforen. Bovendien slaagt hij erin alles uit te puren en gebald te houden.

Gebroken harten waaruit verzuurde meningen oprispen. Nu eens grimmig, dan weer hilarisch, maar altijd subtiel en hoe bizar en extreem de verhalen verder ook evolueren, de componist houdt de touwtjes stevig in handen, nergens verliezen ze hun geloofwaardigheid. Met de precisie van een breinchirurg ontleedt hij gedachtengangen, voert hij een dissectie uit. Hoewel nooit bij naam genoemd, weet hij de kleinmenselijke kantjes bloot te leggen waardoor de meest sombere figuren glans verkrijgen.

Zoals in het beklemmende 'Hoog en droog'. Matthew Lattimore, leeft al heel zijn leven op gespannen voet met zijn broer Stephen, en heeft een hekel aan het rotjoch. Enkele glazen blijken echter genoeg om zijn gemoed te doen overlopen en hem de moed te verschaffen om broerlief uit te nodigen voor een jachtpartij.

Het levert een subtiel spervuur aan pittige dialogen op die evolueren naar een verbaal duel met af en toe een wapenstilstand. Het verhaal krijgt een geheel nieuwe wending wanneer Matty tijdens de laatste dag onverwacht een hert schiet, wat eerst zo goed als uitgesloten leek. Plots voelen de mannen zich verbonden, overstijgt trots hun banale discussies. Op de één of andere manier lijkt het leven zin te krijgen; de broers komen dichter bij elkaar dan ooit voorheen. Tijdens het versnijden blijkt het vlees echter bedorven, en alles wijst erop dat het dier op sterven na dood was toen het geschoten werd. De gevolgen zijn catastrofaal...

Met Alles Verwoest, Alles Verbrand heeft Wells Tower een instant klassieker afgeleverd.


© Cutting Edge/images © De Arbeiderspers

zaterdag 12 december 2009

Happy End

Het was middag, en ik zat een boterham te smeren. Ze lag op de mat aan de deur, en volgde iedere beweging van mijn handen aandachtig, om niets te missen van het heerlijke schouwspel waarmee de restjes straks in haar etensbak zouden belanden.
Er kwam iemand binnen - ze rechtte haar oren, hield haar kop een beetje schuin en stormde toen, grommend en blaffend, op de deur af. Het is een onuitgesproken overeenkomst: ga ik zitten, dan neemt zij de winkel over.
Maar de rondborstige vrouw bij wie de strak zittende jack en broek bedoeld leken om haar gulle lichaamsvormen te accentueren, besteedde geen aandacht aan de teckel en kwam recht op me af. Ze had halflang krullend, zwart gekleurd haar en probeerde haar leeftijd te maskeren onder een laagje bruine crème dat over haar wangen lag, met een toefje roze net onder haar jukbeenderen. Haar blik was uitdagend, en uit haar bewegingen en voorkomen sprak een brute vrijpostigheid waaruit bleek dat ze niet echt een lezer was.
Ze haalde een plastic mapje uit haar handtas en vroeg smekend: 'Sorry voor het storen meneer, maar hebt u Doortje misschien gezien?' Haar stem was schor en kraakte als een oude vinylplaat. Ze stak me een foto toe. Een donkerbruine Perzische kat met gele ogen keek hooghartig naar de camera. Ze zat sierlijk rechtop in de armen van de vrouw die voor me stond. Het hadden zussen kunnen zijn.
Ik zei dat ik Doortje nog nooit had gezien, vroeg hoelang ze al vermist was, en of ze de dierenbescherming had gecontacteerd.
Ze draaide ongeduldig met haar ogen.
'Ach meneer, twee weken is ze weg, en alles heb ik geprobeerd. In de omliggende straten briefjes in de brievenbussen gestoken, een advertentie in de Streekkrant gezet, in ieder warenhuis binnen een straal van twee kilometer een foto gehangen...'. Ze zuchtte.
'En zit ze niet per ongeluk ergens in een hok bij buren opgesloten?' Ik dacht aan het skelet van de kat die ik ooit achter de gesloten deur van een bouwvallige, verlaten boerderij aantrof.
Ze lachte, maar het was niet van harte, en machteloos haalde ze haar schouders op.
'Ach, eigenlijk weet ik wel waar ze zit. Gegarandeerd bij de Kosovaren naast mijn deur, die altijd vriendelijk lachen in mijn gezicht, maar doen alsof ze me niet begrijpen wanneer ga klagen als de muziek 's namiddags weer eens zo luid staat dat de kaders aan de muur hangen te trillen!' Ze sprak gejaagder nu, en het bruin op haar wangen kreeg een diepere teint.
Ik voelde me plots moe worden.
'Excuseer mevrouw, maar wat zouden zij met uw kat doen?'
'Zo'n raskat... Verkopen zeker? Weet ik veel. Of misschien hebben ze ze wel opgegeten.' Ze snoof.
'Toen ik hen vroeg of ze mijn kat niet hadden gezien, schudde die man z'n hoofd en zei: 'Mevrouw toch. Niet treuren om kat. Mevrouw heeft geen kat nodig. Mevrouw heeft man nodig...', en zijn vrouw en kinderen kwamen lachend rond hem staan. Moet ik nog meer zeggen?'
Ze slikte, en er welden tranen haar ogen. Ze stak het mapje met de foto terug in haar handtas, en haastte zich naar de uitgang.
Ik wist niet goed wat nog te zeggen. Maar toen tot me doordrong dat ze zo dadelijk en waarschijnlijk voorgoed verdwenen zou zijn, riep ik 'Succes nog!', alsof ik nog steeds hoopte op een happy end.

dinsdag 8 december 2009

Prosto Tak!

Ilja Leonard Pfeijffer, 'De filosofie van de heuvel'


In het voorjaar van 2008 gaat Ilya Leonard Pfeijffer in op het voorstel van Gelya Bogatishcheva, een ruwe diamant van Russische makelij, die op een mooie dag in z'n schoot is komen vallen. Het betreft een uitstap op de fiets naar, waarheen anders, Rome. Een gedroomde uitdaging voor de gezette schrijver die naast dichter en romancier vooral een kroegtijger geworden is. In tegenstelling tot het jonge blonde, vrijgevochten meisje, dat ooit balletdanseres in Siberië was, blijkt zijn conditie beneden alle peil.

Bij de Turkse fietsenmaker koopt hij zich een oude racefiets. Ze kiezen voor eenvoud en beperken hun hele hebben en houden tot de inhoud van een klein rugzakje. Zelfs een degelijke wegenkaart hebben ze niet bij. Zo vatten ze de reis aan, goed voor zo'n slordige 2600 kilometer door bossen en langs autosnelwegen, over berg en dal. Dankzij Pfeijffers magische bankkaart wordt er geen honger geleden en zijn er slaapplaatsen in overvloed.
Ondertussen bedenkt hij zijn filosofie van de heuvel. Eerst meent Ilya dat de heuvel plat is. Daarna stelt hij zich voor hoe de heuvel een slapende reus is, waar hij zo licht en stil mogelijk overheen moet. Maar bij elke nieuwe heuvel lijkt hij gedwongen zijn theorie te herzien.

Er is nog een andere reden waarom Ilya akkoord gaat met de reis. Als hij in Leiden te dicht bij Gelya komt, floept ze als een zeepje uit z'n hand. Gek wordt hij hiervan, en hij hoopt dat de wil van het onafhankelijke meisje op weg naar Rome zal breken. Helaas voor hem verloopt het niet zoals hij had verwacht. 'Prosto tak!' is haar levensmotto: alles wat waardevol en belangrijk is, gebeurt vanzelf. Met de jeugd aan haar zijde maakt zij zich nergens zorgen over, vooral niet over de liefde.

'De filosofie van de heuvel' is een buitenbeentje in het oeuvre van Pfeijffer, een voor zijn doen bedrieglijk eenvoudige en eerlijke, als dagboek opgevatte reconstructie van een veroveringstocht. Geheel tegen zijn eigen regels in geeft de verliefde schrijver zich schaamteloos bloot, en het lijkt hem Siberisch koud te laten of het boek door kenners van zijn werk al dan niet op hoongelach en achterdocht onthaald zal worden. Gekruid met milde ironie brengt hij op meeslepende wijze verslag van een (toog)grap die tot een krankzinnige onderneming leidt met voor beiden blijvende gevolgen, want uiteindelijk besluit het tweetal om in Genua te blijven wonen. Hun enthousiasme werkt aanstekelijk en je kunt als lezer alleen maar bewondering voelen voor de manier waarop afstand wordt genomen van het alledaagse.

Tegelijk waakt de Leidse leeuw erover dat het nergens melig wordt. Want hoewel het Ilya wat tegen lijkt te zitten in zijn streven op romantisch vlak, schept hij steeds meer behagen in het fietsen en ondertussen filosofeert hij erop los. Soms gaat hij daarin zover dat je bijna van een spirituele ontdekkingsreis zou kunnen spreken.
Dankzij de sfeervolle foto's van Gelya, fotografe van dienst, en de nauwkeurig bijgehouden reisinfo (afstanden, routes, vertrek en aankomstijden) kan de lezer het traject naadloos volgen en eventueel nog eens overdoen.

En uiteindelijk is het ook een heilzaam boek. Want Pfeijffer komt erachter dat een heuvel en alle daarop volgende heuvels voor een groot stuk in je hoofd zitten. Samen vormen ze een onoverwinnelijke berg. Bannen die handel. Prosto tak! Gewoon op je af laten komen. De rest volgt vanzelf.



© Cutting Edge/images © Arbeiderspers