zaterdag 29 september 2007

donderdag 27 september 2007

zaterdag 22 september 2007

Gelijk Het Weer



Gelijk de zon die sissend in de grond zinkt,
gelijk een wagen met bewasemde ruiten die 's nachts
om onverklaarbare redenen van de weg af raakt
en in het water terecht komt.

Gelijk de in het donker geduldig afwachtende ogen van een kat,
gelijk een rustend lichaam dat bij een onverhoedse aanraking ontwaakt.

Gelijk de vogels die als het donker wordt plots gezamelijk zwijgen,
gelijk een cadeau gekregen cassettebandje waar het laatste nummer
niet helemaal opstaat.

Gelijk het laken dat we tenslotte van ons af gooien,
gelijk een reusachtige witte vlag die smeekt om een tijdelijk bestand.

Gelijk de krekels die onvermoeibaar in canon zingen,
gelijk bommen die eindeloos gedropt worden boven vijandelijk gebied.

Gelijk je huid die een koortsachtige, matte glans heeft na de inspanning,
gelijk een fles rosé beslaat als ze uit de ijskast komt.

Gelijk de brulkikkers die loeien als voorhistorische monsterlijke graseters,
gelijk Ripley, half mens, half aliën, terwijl haar kollosale zoon door het kogelgat in de romp van het ruimteschip naar het eindeloze heelal gezogen wordt.

Gelijk het meisje dat maar niet beslissen kan welke jurk nu weer,
gelijk het weer, het weer, het weer in België.

dinsdag 18 september 2007

Bob



Steun uit onverwachte hoek.

zaterdag 15 september 2007

Donderdag De Dertiende



Het is donderdag de dertiende en we zijn bezig met ‘Spinsels’, een theatermonoloog geschreven en gespeeld door Jonah Muylle, gebaseerd op het boek 'Luister Niet Naar Robert Blake' van Bart van Lierde. Over een koppel dat bij de psychiater op bezoek gaat vanwege relationele problemen. Het verhaal vertrekt bij een alledaags uitgangspunt dat na enkele bizarre wendingen in een welhaast Kafkaiaans web vol intriges terecht komt. Omdat Jonah maar één rol tegelijkertijd kan spelen, en er continu twee spelers in beeld zijn, hebben we de rol van de psych gefilmd. We kiezen dus voor een combinatie van toneel en film.
Deze namiddag zijn we met het decor bezig. Ik spendeer mijn tijd aan het op punt stellen van het systeem voor het openen en sluiten van de gordijnen. Straks ga ik even naar huis, en keer terug om het video scherm te installeren. Daarna zullen we het stuk nog eens helemaal doorlopen. Volgende week donderdag is de première en je zou kunnen stellen dat we beiden lijden aan een gezonde dosis stress.

Ik heb mijn helm nog niet opgezet. Je moet de scooter starten met een startkoord; door herhaaldelijk aan het startkoord te trekken word een veer opgespannen waardoor de motor bij voldoende spanning aanslaat. Het betreft een antiek stukje voortbewegingskunst waar passanten vaak bewonderend naar staan te kijken.
DKW, ‘Das Kleines Wunder’ volgens de enen, maar meer geloofwaardig, ‘Deutsche Kraftwerk’ volgens de anderen. Voor alle zekerheid zoek ik het eens op bij Total Motorcycle.Com en dat levert ‘Dampf Kraft Wagen’ op, bij oorsprong in 1917, in de jaren dertig afgekort tot DKW. Deze scooter dateert uit 1958, en werd enkele jaren terug minutieus gerestaureerd.



Na het startkoord twee of drie keer languit naar boven te hebben getrokken, komt de motor meestal op gang. Toen ik eerder die dag thuis wou vertrekken, heeft het me echter een half uur gekost. Ik was net van plan om de fiets te nemen toen de motor sputterde en er een dikke rookpluim uit de uitlaat kwam. Het haar onder de helm plakte inmiddels aan mijn voorhoofd.
Onder het rijden haperde de motor het grootste gedeelte van de rit. Telkens voelde ik de druk minderen, maar iedere keer weer herpakte de motor zich voor hij helemaal afsloeg. Zo raakte ik toch nog op mijn bestemming.

Nu vrees ik opnieuw startproblemen, maar het blijkt mee te vallen. Vlug zet ik de helm op: eenmaal de motor aanslaat, moet je hem draaiende zien te houden. Een grote vrachtwagen uit tegengestelde richting dendert aan onverantwoord hoge snelheid voorbij. Tijdens het binnenzitten in de donkere toneelruimte ben ik vergeten wat een mooie dag het is, de zon heerst helemaal alleen over de blauwe hemel.
Onder het rijden voel ik de druk opnieuw wegvallen en aanslaan, enkele keren na elkaar. Normaal haalt de scooter een snelheid rond de zestig kilometer per uur, nu rijd ik amper veertig. Omdat het riempje niet helemaal strak zit, duw ik de helm een beetje dieper over mijn hoofd. Ik nader een scherpe bocht naar links. Ik realiseer me dat ik in deze omstandigheden best wel snel rijd, en misschien iets teveel in het midden van de straat. Ik rijd nog maar sinds kort met een scooter, en ben nog niet zo behendig in het manoeuvreren. Ik heb het moeilijk met de bochten, je lijf dat soepel met het voertuig mee hoort te bewegen.
Ik raak dan ook in paniek wanneer de auto voor me opduikt. Zo’n postwagentje, platte neus met een bakje eraan. Wit, net als de scooter. Ik rijd midden de weg, en lijk niet in staat naar rechts uit te wijken. Alsof het stuur vastzit. Ik begrijp dat de auto een keuze moest maken wil hij me niet frontaal aanrijden. Hij moet me links of rechts passeren. Het lijkt me in mijn geval ook geen optie om midden de weg te blijven rijden en aangezien ik niet naar rechts kan, gok ik op links, in de ijdele hoop de wagen links op de weg te kunnen passeren. De chauffeur heeft in zijn situatie jammer genoeg voor nog meer naar rechts gekozen, en komt nu recht op me af. Ik voel een niet te stuiten kracht die me naar de auto toe stuurt, als was het een reuzenmagneet. Ik zie hoe de kalende man aan het stuur zich schrap zet. Z’n hele houding verraadt dat hij nu haast recht op z’n rem is gaan staan. Zijn gezicht lijkt vast te zitten in een langdurige schreeuw, zijn hoofd half zijdelings gedraaid alsof hij niet wil kijken, maar het toch niet laten kan, als bij een afschuwelijke scène in een horrorfilm. De auto gaat nog meer in de graskant rijden, net zoals ik. We glijden naar elkaar toe als op een dodelijke ijspiste. De motor en de wagen raken elkaar, een vluchtige kus, en dan voel ik hoe ik weg word gekatapulteerd.
Deze vlucht is beslissend voor mijn verdere bestaan.
De keuze tussen hemel en hel.
Licht aan het eind van de tunnel of het zwarte gat.
Ik bid tot ieder opperwezen om genade en kom in de gracht terecht, onder de scooter. De mensen van wie ik hou spoken op mijn netvlies. Ik klauter moeizaam onder de scooter vandaan. Ik realiseer me dat ik mijn helm nog opheb. En mijn bril die de laatste tijd bij de minste buiging van mijn neus valt.
Voorzichtig kijk ik verder. Nergens extreme pijn. Mijn armen en handen zien er intact uit. De rest ook. Enkel met mijn rechterbovenbeen lijkt er iets mis. Twee nieuwe scheuren in mijn ouwe trouwe jeans. Terwijl ik ernaar kijk zie ik een snel uitbreidende rode vlek.

“Hij beweegt, hij beweegt...” De man is uit zijn auto gekomen.
“Heb je pijn? Heb je pijn? Jongen, jongen toch... Ik dacht dat je steendood was... Zo’n klap...”
Ik probeer recht te staan, de man helpt me uit de gracht. Hij neemt zijn telefoon en legt uit waar we ons bevinden.
“Ja, aan zijn bil. Het ziet er nogal ernstig uit.”
Het licht lijkt feller te worden, verschroeiend haast. Ik moet aan bepaalde scènes uit ‘Traffic’ denken. Helaas ben ik Benicio Del Toro niet. Het geluid neemt af. Ik ga op de grond zitten.
Even later lig ik in een ziekenwagen. Een man houdt me vast zodat ik in de bochten niet uit de brancard rol.
"Ik moet je proficiateren met je schoenen", zegt hij plots.
Verbluft kijk ik naar mijn voeten die onder het deken uitsteken.
“Caterpillar. De beste. Draag ik ook altijd.”

Sinds kort liggen de straten hier open, en de chauffeur en de man naast me zijn met elkaar aan het overleggen hoe ze uit deze doolhof van wegversperringen moeten raken. De achterste ramen zijn afgeplakt, opdat nieuwsgierigen niet naar binnen kunnen gluren. Enkel het bovenste stukje is overgebleven. In het midden daarvan hangt in de verte een luchtballon.
Ik vraag de man naast me hoelang hij dit soort werk al doet.
“Sedert negentientachtig”, zegt hij. “Maar eind volgende maand moet ik met pensioen.” Hij zucht en kijkt weer naar de chauffeur.
“Ik zal het missen”, mompelt hij.
Verslaafd aan ongevallen. Zou er een hulpgroep voor bestaan?
We rijden binnen langs de spoeddienst. De verpleegsters geven me twee prikken tegen tetanus, en de dokter komt een kijkje nemen.
“Oeioeioei!” zegt hij als hij het verband oplicht.
“Is het erg?” vraag ik hees.
“Ah, welnee,” zegt hij geforceerd geruststellend.
“Er is alleen een beetje werk aan.”
Hij is inderdaad een tijdje met naald en draad in de weer.
“Zal het een mooi litteken worden?” vraag ik.
“Hangt er vanaf wat je graag ziet”, gromt hij.
Nadien durf ik niet te vragen hoeveel draadjes er nodig waren.
De politie wacht me op voor een verklaring waarin ik probeer uit te leggen hoe het gebeurd is. Het is niet gemakkelijk.
“Je bent hier niet in Engeland”, zegt er eentje. “Links van de rijbaan rijden is hier nog altijd verboden.” Ze grinniken samen.
Over donderdag de dertiende rep ik met geen woord.

maandag 10 september 2007

They Only Come Out At Night (1)






Midden in de nacht rijdend, God weet waar vandaan, kan het gebeuren dat je ze tegenkomt. Vuurvliegjes. Eens je erop gaat letten, zie je ze overal.

zaterdag 8 september 2007

Slack Bastard in de Charlatan



Het laatste dat je van Luc Dufourmont kunt zeggen is dat hij bij de pakken blijft zitten. Ooit de onvolprezen zanger van de Ugly Papas, waarin hij samen met Dr Dekerpel de plak zwaaide. Dekerpel, samengesteld uit variërende delen Sun Ra, John Fahey en Frank Zappa. Dufourmont, een vreemde mix van Meatloaf, Robert Plant, en Screamin’ Jay Hawkins. Samen verantwoordelijk voor twee onverslijtbare cd’s; ‘Papa Rules, Ok?’ (’91); flink ontregelde, hoekige en explosieve rock’n roll, en ‘Ugly Papas’ (’94), dat omwille van z’n voor die tijd nog ongebruikelijke melting pot aan stijlen en/of compromisloze experimenteerdrift in de van het lam Gods geslagen vaderlandsche pers grotendeels genegeerd werd.



Hypnotiserende Franstalige psychedelische dubchanson werd afgewisseld met hypernerveuze aanslagen op het zenuwstelsel en de cd werd dan ook ongeschikt gevonden voor de samenstelling van het programma ‘Crooners En Soft Music’.
Met de jaren verkreeg deze grandioze tour de force alsnog de status van cultklassieker. Zowel Think Of One als dEUS zijn schatplichtig.
Het album betekende helaas ook het begin van het einde voor de Papas.
De heren gingen elk hun weg en zorgden hier en daar nog voor een opflakkering waarbij bij de aanwezigen diep van binnen vooral het gemis naar de Ugly Papas voor een ongemakkelijk, branderig gevoel zorgde.
Het was dan ook met een propere zakdoek dat ik me donderdag 6 september naar de Charlatan in Gent begaf, naar een optreden van de ‘nieuwe groep’ Slack Bastard.



Dufourmont heeft schoon volk rond zich verzameld: Isolde Lasoen, Steven Janssens, Filip Wauters en partijgenoot Dick Descamps. Afzonderlijk in dit of een vorig leven onder meer werkzaam bij Daan, Ozark Henry, Billy King, Whodads en Ugly Papas.
Het span dat op het podium stond oogde bijzonder monter & fris, en tijdens het optreden bedacht ik dat dit de grote droom van Dufourmont moest zijn: Belgische topmuzikanten die op hetzelfde spoor zitten en zich ten doel gesteld hebben het publiek op een genadeloze trip te trakteren doorheen een vandaag zo goed als vergeten maar opwindend stukje muziekgeschiedenis. Oude nummers werden vanonder het stof vandaan gehaald en grondig gestretcht en nieuw leven ingeblazen. Tijdloze nocturnes van de Dead Kennedys, Captain Beefheart, Howlin’ Wolf, Jacques Dutronc en de Papas zelve werden zonder muilband op de aanwezigen losgelaten. De kansloze meute verweerde zich bewonderenswaardig. Strakke en genadeloos duelerende en op elkaar inhakkende gitaren. Een drumstel dat onophoudelijk afgeranseld werd, tevergeefs hopend op een genadeslag.
(Toch zou ik er alles voor geven om een avond lang een drumstel te zijn.)
De bas als een gejaagde hartslag die het geheel leven in blies en de broekspijpen en passant deed flapperen. In Dufourmont nam de demon de overhand en de uitpuilende oogballen rolden exorcistgewijs in de purperen op knappen staande tronie, terwijl in spuug verpakte doodsreutels over de koppen stuiterden. Het zal geen verrassing zijn als ik hier beken dat me gaandeweg het gevoel besloop bij iets legendarisch aanwezig te zijn. Momenten van beestachtige, maar ontroerende schoonheid.
Nouja, zoiets.
Mijn zakdoek kwam in elk geval van pas.

zaterdag 1 september 2007

Ansichtkaart



Nergens iets over dat we met het oudste vliegtuig
van Bangladesh Airlines meevlogen,
nota bene van Brussel naar Barcelona
en dat iedereen om ons heen tot Allah bad,
“als we nu neerstorten”, zei ik,
“zijn wij de enigen die in korte broek naar de hemel”,
je onderbrak me met een elleboogstoot;
op een vliegtuig werd jij ernstiger.
De passagiersruimte had iets weg
van onze woonkamer zaliger,
versleten meubilair en antiek bloemetjesbehang,
een soort seventies gezelligheid,
dat bij mij merkwaardig genoeg
ook een gevoel van veiligheid opriep.

Nergens iets over de turbelentie op het vliegtuig,
en dat de bagage daarna niet meegekomen bleek.
(Dat ze voorgoed verdwenen was,
konden we nog niet weten.)
En het hotel volzet, maar blijkbaar komt dat wel vaker voor.
Na een lange rit in de taxi van een grimmig kijkende,
voormalige Joegoeslaaf waardoor het eigenlijk
meer iets van een ontvoering weghad,
kwamen we in het enige hotel uit de reeks met airco terecht.
Wij koesterden vermoedens dat het beetje tocht
dat we voelden vooral aan het ontbrekende
stuk glas in het raam te danken was.

Nergens iets over die vechtpartij op de Ramblas,
twee jongemannen die de jeuk uit elkanders vuisten
jaagden door korte doffe kloppen op te vangen
met roodaangelopen koppen.
Daarna stuurden we naar aloude gewoonte
een kaartje naar onszelf.

En toen het geld uit onze kluis verdwenen was,
onverklaarbaar, ja heel vreemd vond zelfs het personeel,
bleek de maat vol, de vakantie voorbij
en wilden we alleen nog maar naar huis.
We veinsden een brand, een ongeluk, een sterfgeval,
en mochten een vlucht eerder weg, en baden
gezamelijk tot God en voor de zekerheid ook tot Allah
voor wat moed, bang als we waren voor
de terugtocht met Bangladesh Airlines.
Angst is besmettelijk.
(Dat het vliegtuig geboekstaafd stond als het langst
vliegende toestel ter wereld en twee weken later
om veiligheidsredenen voorgoed uit het luchtruim
genomen werd, konden we nog niet weten.)
Nee, niets van dat alles.

Alleen een ondergaande zon,
die weerspiegeld werd in water en
bergen in de verte, donker en onbereikbaar,
en langsachter “GROETJES!”,
met daaronder onze namen in sierlijke,
zelfverzekerde krullen
op het kaartje dat drie weken later
in de brievenbus stak.