zaterdag 15 september 2007

Donderdag De Dertiende



Het is donderdag de dertiende en we zijn bezig met ‘Spinsels’, een theatermonoloog geschreven en gespeeld door Jonah Muylle, gebaseerd op het boek 'Luister Niet Naar Robert Blake' van Bart van Lierde. Over een koppel dat bij de psychiater op bezoek gaat vanwege relationele problemen. Het verhaal vertrekt bij een alledaags uitgangspunt dat na enkele bizarre wendingen in een welhaast Kafkaiaans web vol intriges terecht komt. Omdat Jonah maar één rol tegelijkertijd kan spelen, en er continu twee spelers in beeld zijn, hebben we de rol van de psych gefilmd. We kiezen dus voor een combinatie van toneel en film.
Deze namiddag zijn we met het decor bezig. Ik spendeer mijn tijd aan het op punt stellen van het systeem voor het openen en sluiten van de gordijnen. Straks ga ik even naar huis, en keer terug om het video scherm te installeren. Daarna zullen we het stuk nog eens helemaal doorlopen. Volgende week donderdag is de première en je zou kunnen stellen dat we beiden lijden aan een gezonde dosis stress.

Ik heb mijn helm nog niet opgezet. Je moet de scooter starten met een startkoord; door herhaaldelijk aan het startkoord te trekken word een veer opgespannen waardoor de motor bij voldoende spanning aanslaat. Het betreft een antiek stukje voortbewegingskunst waar passanten vaak bewonderend naar staan te kijken.
DKW, ‘Das Kleines Wunder’ volgens de enen, maar meer geloofwaardig, ‘Deutsche Kraftwerk’ volgens de anderen. Voor alle zekerheid zoek ik het eens op bij Total Motorcycle.Com en dat levert ‘Dampf Kraft Wagen’ op, bij oorsprong in 1917, in de jaren dertig afgekort tot DKW. Deze scooter dateert uit 1958, en werd enkele jaren terug minutieus gerestaureerd.



Na het startkoord twee of drie keer languit naar boven te hebben getrokken, komt de motor meestal op gang. Toen ik eerder die dag thuis wou vertrekken, heeft het me echter een half uur gekost. Ik was net van plan om de fiets te nemen toen de motor sputterde en er een dikke rookpluim uit de uitlaat kwam. Het haar onder de helm plakte inmiddels aan mijn voorhoofd.
Onder het rijden haperde de motor het grootste gedeelte van de rit. Telkens voelde ik de druk minderen, maar iedere keer weer herpakte de motor zich voor hij helemaal afsloeg. Zo raakte ik toch nog op mijn bestemming.

Nu vrees ik opnieuw startproblemen, maar het blijkt mee te vallen. Vlug zet ik de helm op: eenmaal de motor aanslaat, moet je hem draaiende zien te houden. Een grote vrachtwagen uit tegengestelde richting dendert aan onverantwoord hoge snelheid voorbij. Tijdens het binnenzitten in de donkere toneelruimte ben ik vergeten wat een mooie dag het is, de zon heerst helemaal alleen over de blauwe hemel.
Onder het rijden voel ik de druk opnieuw wegvallen en aanslaan, enkele keren na elkaar. Normaal haalt de scooter een snelheid rond de zestig kilometer per uur, nu rijd ik amper veertig. Omdat het riempje niet helemaal strak zit, duw ik de helm een beetje dieper over mijn hoofd. Ik nader een scherpe bocht naar links. Ik realiseer me dat ik in deze omstandigheden best wel snel rijd, en misschien iets teveel in het midden van de straat. Ik rijd nog maar sinds kort met een scooter, en ben nog niet zo behendig in het manoeuvreren. Ik heb het moeilijk met de bochten, je lijf dat soepel met het voertuig mee hoort te bewegen.
Ik raak dan ook in paniek wanneer de auto voor me opduikt. Zo’n postwagentje, platte neus met een bakje eraan. Wit, net als de scooter. Ik rijd midden de weg, en lijk niet in staat naar rechts uit te wijken. Alsof het stuur vastzit. Ik begrijp dat de auto een keuze moest maken wil hij me niet frontaal aanrijden. Hij moet me links of rechts passeren. Het lijkt me in mijn geval ook geen optie om midden de weg te blijven rijden en aangezien ik niet naar rechts kan, gok ik op links, in de ijdele hoop de wagen links op de weg te kunnen passeren. De chauffeur heeft in zijn situatie jammer genoeg voor nog meer naar rechts gekozen, en komt nu recht op me af. Ik voel een niet te stuiten kracht die me naar de auto toe stuurt, als was het een reuzenmagneet. Ik zie hoe de kalende man aan het stuur zich schrap zet. Z’n hele houding verraadt dat hij nu haast recht op z’n rem is gaan staan. Zijn gezicht lijkt vast te zitten in een langdurige schreeuw, zijn hoofd half zijdelings gedraaid alsof hij niet wil kijken, maar het toch niet laten kan, als bij een afschuwelijke scène in een horrorfilm. De auto gaat nog meer in de graskant rijden, net zoals ik. We glijden naar elkaar toe als op een dodelijke ijspiste. De motor en de wagen raken elkaar, een vluchtige kus, en dan voel ik hoe ik weg word gekatapulteerd.
Deze vlucht is beslissend voor mijn verdere bestaan.
De keuze tussen hemel en hel.
Licht aan het eind van de tunnel of het zwarte gat.
Ik bid tot ieder opperwezen om genade en kom in de gracht terecht, onder de scooter. De mensen van wie ik hou spoken op mijn netvlies. Ik klauter moeizaam onder de scooter vandaan. Ik realiseer me dat ik mijn helm nog opheb. En mijn bril die de laatste tijd bij de minste buiging van mijn neus valt.
Voorzichtig kijk ik verder. Nergens extreme pijn. Mijn armen en handen zien er intact uit. De rest ook. Enkel met mijn rechterbovenbeen lijkt er iets mis. Twee nieuwe scheuren in mijn ouwe trouwe jeans. Terwijl ik ernaar kijk zie ik een snel uitbreidende rode vlek.

“Hij beweegt, hij beweegt...” De man is uit zijn auto gekomen.
“Heb je pijn? Heb je pijn? Jongen, jongen toch... Ik dacht dat je steendood was... Zo’n klap...”
Ik probeer recht te staan, de man helpt me uit de gracht. Hij neemt zijn telefoon en legt uit waar we ons bevinden.
“Ja, aan zijn bil. Het ziet er nogal ernstig uit.”
Het licht lijkt feller te worden, verschroeiend haast. Ik moet aan bepaalde scènes uit ‘Traffic’ denken. Helaas ben ik Benicio Del Toro niet. Het geluid neemt af. Ik ga op de grond zitten.
Even later lig ik in een ziekenwagen. Een man houdt me vast zodat ik in de bochten niet uit de brancard rol.
"Ik moet je proficiateren met je schoenen", zegt hij plots.
Verbluft kijk ik naar mijn voeten die onder het deken uitsteken.
“Caterpillar. De beste. Draag ik ook altijd.”

Sinds kort liggen de straten hier open, en de chauffeur en de man naast me zijn met elkaar aan het overleggen hoe ze uit deze doolhof van wegversperringen moeten raken. De achterste ramen zijn afgeplakt, opdat nieuwsgierigen niet naar binnen kunnen gluren. Enkel het bovenste stukje is overgebleven. In het midden daarvan hangt in de verte een luchtballon.
Ik vraag de man naast me hoelang hij dit soort werk al doet.
“Sedert negentientachtig”, zegt hij. “Maar eind volgende maand moet ik met pensioen.” Hij zucht en kijkt weer naar de chauffeur.
“Ik zal het missen”, mompelt hij.
Verslaafd aan ongevallen. Zou er een hulpgroep voor bestaan?
We rijden binnen langs de spoeddienst. De verpleegsters geven me twee prikken tegen tetanus, en de dokter komt een kijkje nemen.
“Oeioeioei!” zegt hij als hij het verband oplicht.
“Is het erg?” vraag ik hees.
“Ah, welnee,” zegt hij geforceerd geruststellend.
“Er is alleen een beetje werk aan.”
Hij is inderdaad een tijdje met naald en draad in de weer.
“Zal het een mooi litteken worden?” vraag ik.
“Hangt er vanaf wat je graag ziet”, gromt hij.
Nadien durf ik niet te vragen hoeveel draadjes er nodig waren.
De politie wacht me op voor een verklaring waarin ik probeer uit te leggen hoe het gebeurd is. Het is niet gemakkelijk.
“Je bent hier niet in Engeland”, zegt er eentje. “Links van de rijbaan rijden is hier nog altijd verboden.” Ze grinniken samen.
Over donderdag de dertiende rep ik met geen woord.

3 opmerkingen:

Jaap Bijsterbosch zei

Wij zeiden vroeger: DKW=Duitse KinderWagen.

sputnik zei

Wie werd er ook weer mistroostig door mijn teksten ?

Ik wens je een zeer spoedig herstel.

Rino Feys zei

Touche & Merci