zondag 25 december 2011

TOEVALLIGE VOORBIJGANGERS

Eric herinnerde zich dat hij in zijn achteruitkijkspiegel keek. Maar hij kon zich met de beste wil ter wereld niet meer herinneren of hij ook in zijn deurspiegel had gekeken.

Het was zondag, kort na de middag, en het bedrijf waar hij werkte organiseerde een opendeurdag. Van de personeelsleden werd verwacht dat ze dan op zijn minst hun gezicht lieten zien.
Maar hij was nog maar net vertrokken toen hij vaststelde dat hij zijn mobieltje niet bij had. Links in de verte zag hij een villa, ernaast een brede oprit en daarachter een bedrijf. Daar kon hij oprijden en omkeren. Met een loom gebaar activeerde hij de richtingaanwijzer. De luxueuze terreinwagens achter hem minderden vaart. Eric kwam bijna tot stilstand, en draaide toen linksaf.

Waar hij woonde, had men de rijbaan enkele jaren geleden heraangelegd. Hier en daar was een opening voorzien langswaar men in de riolen kon. Die gaten werden dichtgemaakt met metalen deksels, die zich iets beneden de oppervlakte bevonden. Daarover werd een laagje asfalt aangebracht. Maar om een of andere reden verzakten die dingen waardoor het asfalt erboven loskwam, en stukje bij beetje spoorloos verdween. De daverende schok waarmee voorbij rijdende wagens de put voor zijn deur raakten, werd normaal en voegde zich bij de andere achtergrondgeluiden.
Tot op een middag een visverkoopwagen langs reed. Het voertuig, ontworpen om in enkele bewegingen tot winkel omgebouwd te worden, bevond zich inmiddels dichtbij zijn uiterste houdbaarheidsdatum. Nadien gaf de, wonderlijk genoeg, ongedeerde visverkoper ook toe dat hij misschien wat te hard gereden had. In elk geval bleek de combinatie van metaalmoeheid, snelheid en het niveauverschil teveel gevraagd van het vehikel.
Later herinnerde Eric zich nog steeds haarscherp het aanzwellende lawaai waaraan niet te ontkomen leek. Hij had, de seconden dat het duurde, enkel gewacht op de klap die alles vermorzelde.
Het paneel waaronder mensen op druilerige marktdagen konden schuilen en dat de lengte van de verkoopwagen mat, was losgekomen en achter een geparkeerde wagen blijven steken. Het voertuig werd meegesleurd en botste tegen een tweede wagen aan. Daarna scheurde de visverkoopwagen in twee. Een deel kwam op de rijbaan terecht, de rest was gaan slingeren en had, vooraleer de gevel van een krantenwinkel te slopen, nog een aantal wagens geraakt. De ravage was enorm. Alsof er een bom was ontploft. Lukraak neergekwakte, gedeukte wagens die in plassen glas, plastic en metaal stonden, en overal tongen, schollen, grieten, roggen, zeebaarzen en kreeften. Een schouwspel zo absurd dat het bijna vreemd werd dat de dieren niet lagen te klapperen, of met hun staarten tegen het wegdek sloegen.

De herinnering daaraan kwam in een flits bij hem op terwijl zijn voorwielen het grind opreden. Want ook nu hoorde hij een gelijkaardig, aanzwellend lawaai. Van iets dat met toenemende snelheid uit elkaar leek te vallen, een wereld die instortte. Hij keek in zijn achteruitkijkspiegel. Daarna gebeurde alles in slow motion.

Hij zag een zware motor die aan hoge snelheid, in een opspattende regen van vuur, op zijn zijkant over de asfalt gleed. Daarachter de motorrijder, op zijn rug, in een rood-wit gelijnd pak. Hij schoof over de rijbaan, zijn hoofd naar voor, handen en benen omhoog, over de berm, door het gras en knalde toen achterover in de gracht. De laarzen waren het laatste dat Eric van de motorrijder zag. Het was zo onwerkelijk dat hij er bijna om moest lachen. Maar in plaats daarvan vloekte hij binnensmonds. Zijn huid tintelde, ieder haartje had zich opgericht en hij beefde ogenblikkelijk over heel zijn lijf. Hij keerde zijn wagen op de oprit en parkeerde zijdelings naast het huis. Misschien had hij zojuist iemand zien sterven. Meteen voelde hij de aandrang om te huilen. Hij haalde diep adem en verwonderde zich over de snelheid waarmee zijn emoties verhit raakten. Nu moest hij uitstappen en gaan kijken, maar hij greep nog snel in het handschoenkastje.
Zijn papieren zou hij nodig hebben.

Het oliespoor eindigde enkele tientallen meters verder in de berm, waar de motor tot stilstand was gekomen. De diepglanzende, opbollende stadsjeeps die daarstraks nog achter hem reden, waren ook gestopt. Enkele mannen liepen haastig naar de motor, anderen stapten aarzelend uit alsof ze zich in een soort tweestrijd bevonden. Een man knielde en trok de uitgestoken, modderige hand omhoog. De gehelmde motorrijder kwam tevoorschijn. Van zijn rood-wit gelijnde pak was niets meer te zien, hij zat helemaal onder het slib. Hij wankelde een beetje, maar het feit dat hij rechtop stond, bleef een bovennatuurlijke prestatie voor iemand die net zo'n smak had gemaakt. Twee toegesnelde mannen hielpen bij het verwijderen van zijn helm. Een jongeman kwam tevoorschijn. Hij keek aangeslagen naar zijn motor.

Eric passeerde een vrouw met een bontjas. Hij vroeg haar of zij wist wat er precies gebeurd was. Maar ze zei dat ze toen net op de kaart zat te kijken. Een van de mannen keerde naar zijn wagen terug. Hij droeg een lange lederen jas, zijn kale knikker en goudkleurig brilmontuur schitterden in de kille winterzon die door de wolken brak. De vrouw vroeg of de jongen gewond was. De man schudde het hoofd. Eric vroeg hem of hij het ongeval misschien had gezien.
'Ja', zei de man zakelijk, 'jij stak je richtingaanwijzer uit, en ik zag in mijn spiegel hoe hij in volle snelheid aankwam. Maar was hij toen gewoon doorgereden, dan zou er volgens mij niets gebeurd zijn.'
Het koppel stapte in hun wagen die daarna rustig wegreed. Ook de rest van de aanwezigen hield het voor bekeken en vertrok.
Voorbij rijdende passanten minderden vaart, en reden een tijdje stapvoets verder.
Uiteindelijk bleven enkel Eric en de jongen over.
Aarzelend ging hij dichterbij, en vroeg zich af wat hij kon verwachten. Een scheldpartij? Een slag in zijn gezicht? Uit alles sprak een hoge dosis testosteron waarvan de bezitter door de situatie mogelijk tot een kookpunt was gebracht.
Maar de motorrijder keek hem onverschillig aan.
'Ik heb om versterking gebeld. Ze komen zo dadelijk mijn motor halen. Heb je soms wat keukenpapier of iets anders waar ik me een beetje mee kan afvegen?'

Eric liep naar de grauwe villa waarnaast hij geparkeerd stond, en duwde op de snoet van het bronzen leeuwenkopje. Na een tijdje opende een man op kousenvoeten de deur. Aan zijn verwarde haardos kon je aflezen dat de deurbel hem gewekt had. Hij luisterde geduldig naar de wat verwarde uiteenzetting van het ongeval, stommelde de huiskamer in en kwam terug met een halve rol keukenpapier. Hij trok er een stuk af, zag de aarzeling op Eric's gezicht en voegde er nog enkele vellen aan toe. Daarmee haastte Eric zich naar de jongen die er eerst zijn gelaat, en daarna zijn handen mee afveegde, ondertussen in gedachten verzonken voor zich uit starend.
'Ongelooflijk dat je niets hebt', zei Eric. De jongen leek even in de war, alsof hij vergeten was dat daar nog iemand stond.
'Ik rijd wedstrijden op circuit', zei hij. 'Vallen is het eerste wat je daar moet leren.'

Een oude Volkswagen Golf parkeerde zich in de berm. Een magere vijftiger stapte hoofdschuddend uit, en keek vol ongeloof naar de motor.
'Hoe is het toch mogelijk!', brieste hij.
Uiterst spaarzaam met woorden, maar met des te meer armbewegingen reconstrueerde de jongen het ongeval. Maar de man leek niet onder de indruk.
'En nu?', klaagde hij, terwijl hij zijn armen ten hemel hief. 'En nu?'
'Wees toch blij dat ik niets heb', zuchtte de jongen.
'En wat ga je daarmee doen?', riep de man terwijl hij naar de plassen olie wees. De jongen keek moedeloos naar Eric, en vroeg of hij soms voor een emmer water kon zorgen. Eric vond dit eigenlijk een wat vreemde vraag aangezien hij hier zelf ook maar een toevallige voorbijganger was, maar besloot dat hij het nog eens bij het huis kon proberen. Om de een of andere reden liep de jongen met hem mee.
'Die motor kan me gestolen worden', mompelde hij, toen de man hen niet meer kon horen.
'Je moet je motor kunnen opgeven. Had ik me niet laten vallen, dan was ik nu dood geweest. Dan was ik op de zijkant van die wagen gevlogen. Die ging er ook niet best vanaf gekomen zijn...' Hij grinnikte.
Er liep een rilling langs Eric's ruggengraat.
'Er zijn er veel die met een motor willen rijden, maar het meest essentiële ontbreekt in hun opleiding. Daarom overleeft bijna niemand een valpartij. En ik heb natuurlijk ook veel aan dit pak te danken.' Hij wreef liefkozend met een hand over zijn hart waardoor het slib daar plaats maakte voor een stukje rood-wit leder.
'Stretch Kevlar met rugbescherming.'
Erik keek naar de gehavende rug. Naar de zwarte vegen op het bleke gezicht. Plots voelde hij een diepe ontroering. Het liefste wilde hij de jongen omhelzen.

Ze passeerden Eric's wagen, maar de jongen schonk er geen aandacht aan. De man op kousenvoeten was een heel stuk sneller bij de deur nu. Hij vloekte toen hij de jongen zag. Eric vroeg om een emmer water.
'Kom naar mijn atelier achteraan', zei de man, 'daar kun je je een beetje opfrissen', en verdween toen opnieuw in huis. Samen liepen ze het grasplein naast de villa op.
'Luister', begon Eric plots, alsof hij een beslissing had genomen, maar de jongen onderbrak hem.
'Bedankt', zei hij en stak zijn hand uit. Beduusd beantwoordde Eric de handdruk. Daarna draaide hij zich om en liep naar zijn wagen. Traag reed hij de parking af, en zag hoe de magere man de motor overeind probeerde te krijgen. Hij passeerde het huis en keek naar de binnenkoer, of de motorrijder nog ergens te zien was. In zijn achteruitkijkspiegel zag hij hoe de bewoner vloeibare zeep op de handen van de jongen goot. Maar het was alsof de jongen het niet merkte. Hij stond onbeweeglijk en keek naar hem, terwijl hij langsreed.
'Hij herkent de wagen', dacht Eric.

woensdag 14 december 2011

MEDELEVEN

'Het spijt me erg van uw verlies,
ik kan alleen maar gissen naar uw pijn.
We schatten ze pas naar waarde
eens dat ze verdwenen zijn...

Maar de hechting verdwijnt vanzelf,
en dat is dan honderdvijfentwintig euro'
zei de tandarts.

zaterdag 3 december 2011

VERSCHIL

Zo roept ze me

Zoals mijn moeder
me ooit riep

Niet om op te staan,
af te wassen,
op te ruimen,
te helpen met de grote kuis

Maar om in het geheim
een dag te spijbelen
en met z'n tweeën
naar de stad te gaan...

Maar dan blijven wij thuis