maandag 3 juni 2019

ANTIGIF

Dankzij het materiaal dat in de kringloopwinkel belandt, een allegaartje afkomstig van oude zolders en moderne huishoudens, kun je veel leren over de inwoners op een bepaalde plaats. Het is het DNA van een bevolkingsgroep. 
Van afgeleverde zakken en dozen met nog bruikbare maar ook hun nut verloren spullen tot volledige inboedels, ze geven zicht op het verleden en hoe het er vandaag aan toegaat. De mix aan oude en meer recente huisraad wordt verwerkt door landgenoten en nieuwkomers, die hier samen een verse start proberen te nemen. 

Onze lokale medewerkers zijn schoolverlaters, mensen met een mentale of lichamelijke beperking, langdurig werklozen, mensen die door pech en ongeluk soms uit een diep dal omhoog proberen te klauteren, en kluizenaars die, behalve ooit eens op een schoolreis, nooit de dorpsgrenzen hebben overgestoken. Zij werken samen met nieuwkomers: vluchtelingen die halsoverkop familie, vrienden en hun hele hebben en houden verlieten in een wanhoopspoging om te ontsnappen aan oorlog en geweld; die hun leven op het spel gezet hebben door met mensensmokkelaars in bootjes de Middellandse Zee over te steken; mensen uit Afghanistan, Syrië, Somalië, Irak. Ze proberen hun traumatische verleden van zich af te schudden en gaan vol goede wil en moed in de kringloopwinkel aan de slag.

De nieuwkomers leren de taal en de gebruiken van de Vlamingen, terwijl onze Vlamingen leren over veerkracht en doorzettingsvermogen en dat die ‘vreemdelingen’ ook maar gewone mensen zijn, op zoek naar een leefbare wereld. Hier leren ze met elkaar om te gaan en respect te hebben voor wat anders is. Het leidt vaak tot mooie vriendschappen.

Ook onze Avelgemse klanten steken iets op van deze nieuwkomers. Vooral de oudere bevolking kijkt heel argwanend toe, de eerste keer dat ze de nieuwe Syrische receptionist of Afghaanse kassamedewerkster zien. Maar het gebeurt niet zelden dat zo'n klant, wanneer deze medewerker een dik jaar later aan het eind van zijn of haar traject komt en moet ‘doorstromen’, mij komt vragen waarom deze mannen of vrouwen niet kunnen blijven. Dan moet ik uitleggen dat hun parcours bij ons slechts het opstapje is naar een andere, echte werkplaats.

Dit is de kringloopwinkel, waar spullen gered worden van de afvalberg, mensen een nieuwe kans krijgen en waar je voor een prikje vindt wat je niet zocht. Maar bovenal een ontmoetingscentrum waar je kunt leren waarom je niet bang voor elkaar hoeft te zijn. Alleen al daarom is het zo’n prachtige plek, en het perfecte antigif voor racistische haat en extreemrechts gedachtegoed. 

(Column voor De Standaard van maandag 3 juni 2019)


ANDERS

Het is de warmste zaterdag van de lente. Tijdens de pauze zitten we in ons tuintje, in de schaduw.
'Nawid, wat zijn voor jou de grootste verschillen tussen hier en Afghanistan?'
Hij schudt zijn hoofd van ontzetting, wat een vraag! Dan is het eventjes stil.
'Ik weet niet, Rino... Alles hier is anders! Eten is anders! Mensen zijn anders! Culture, culture is anders... In Afghanistan no cafés. Maar daar wel veel restaurants waar je thee kunt drinken.’ Hij denkt na.
‘En de mensen zijn niet vreindelijk hier.'
'Hoezo, de mensen zijn niet vriendelijk hier?'
'Nee, altijd boos kijken. In Afghanistan zijn de mensen wel vreindelijk.'
'Ben ik niet vriendelijk?'
'Ja maar dat is omdat jij bent chef. Jij moet vreindelijk zijn!'
De winkel is gesloten, Almas is de laatste om te vertrekken. De bus is later op zaterdag, dus hij heeft geen haast.
'Almas, wat is hier anders dan in Afghanistan?'
Hij lacht naar me, schudt zijn hoofd.
'Alles!' Hij steekt zijn armen in de lucht.
'Niets is zelfde! Food is anders. Weer is anders, daar is veel warmer...'
Hij blaast en trekt zijn t shirt los van zijn bezwete lichaam.
'Nawid zegt dat de mensen hier niet vriendelijk zijn.'
'Nee, dat is niet waar. Hier heb je ook vriendelijke mensen, net als in Afghanistan. Daar zijn ook boze mensen, net als hier. Alle mensen zijn overal!'
Ik laat hem uit, sta klaar om de poort te vergrendelen, als hij zich omdraait.
'Maar in Afghanistan, de mensen meer samen. Zij eten altijd samen. Hier de mensen willen altijd alleen zijn. Zij willen niet samen, zij sluiten de deur, niemand kan komen!'
Hij glimlacht ter verontschuldiging, maar tegelijk lees je in zijn gezicht dat hij het ook niet kan verhelpen - het is nu eenmaal zo.
‘In weekend ik ga naar Antwerpen of naar Luik, bij vrienden. Daar veel, veel mensen en dan, wij blijven soms twee, drie dagen samen, en eten en praten. Bij ons is normaal!
Als in Afghanistan iemand een tijdje in ziekenhuis is en nu opnieuw naar huis mag, gaan mensen naar huis van deze person. Zij brengen eten en blijven daar vele dagen, soms hele week om blij te zijn dat deze person weer beter is.
Wij praten veel met elkaar, en als iemand problems heeft, helpen wij denken wat te doen. Because caring is sharing, snab je?' Hij glimlacht, hijst zijn rugzak op zijn rug.
'Hier de mensen willen je problemen niet kennen, go away with you problems!’
En hoewel het eigenlijk niet om te lachen is, lacht hij luid, en roept: ‘Goede weekend!' terwijl hij over het grind naar de bushalte loopt.

BROOS

Een hoogbejaard stel, allebei sneeuwwitte haren - zij met een lichtroze kleedje en een beige jasje, hij met een geruit hemd met korte mouwen, een kaki, mouwloos safarivestje en een beige short - sjokten arm in arm, met kleine stapjes richting ingang. Ze waren ongeveer een hoofd kleiner dan ik en leken samen één onlosmakelijk geheel te vormen.
'Bij wie moeten we zijn voor een ophaling?'
'Wacht,' zei ik, 'ik geef u een folder met het telefoonnummer.' Ze draaiden beiden het gezicht opzij terwijl ze me met gefronste wenkbrauwen bleven aankijken en vormden met een hand een schelp rond een oor dat ze meteen weer loslieten toen ik hen het informatieblaadje toestak en naar het telefoonnummer wees.
'Moeten we zelf bellen?' De man keek bezorgd.
'Dat is het gemakkelijkste voor iedereen.' Opnieuw gingen twee handen omhoog.
'U BENT HIER IN EEN WINKEL. WIJ REGELEN HET VERVOER NIET. DAT GEBEURT VANUIT DE TRANSPORTAFDELING DIE U VIA DIT NUMMER KUNT BEREIKEN. DAAR KRIJGT U IEMAND AAN DE LIJN DIE MET U MEEKIJKT WELKE VRACHTWAGEN BESCHIKBAAR IS, EN WANNEER PRECIES. EN DAN KUNT U METEEN OOK NAZIEN OF DAT TIJDSTIP VOOR U PAST!'
'Ziet u, het is niet dat we niet willen bellen hoor, maar we hebben allebei een hoorapparaat en we kunnen ons daarmee wel aardig redden, behalve aan de telefoon.'
Natuurlijk. Ze zagen er zo broos en weerloos uit en het ergerde me dat ik het niet meteen zelf aangeboden had.
'Geen probleem,' zei ik, 'dan maak ik een afspraak voor u.'
'Wablief?' zei de vrouw.
'KOMT U MAAR MEE, DAN BEL IK METEEN!'
Ze schuifelden achter me aan. Ik noteerde hun gegevens, nam een mobiel telefoontoestel en tikte het centraal nummer in. Een medewerker van de transportplanning nam op, noteerde het adres en telefoonnummer, en vroeg wat er opgehaald moest worden.
'OVER WAT GAAT HET PRECIES?'
'Een kleerkast, vier stoelen, een eenpersoonsbed, een fiets en een tapijt', zei de man. Ik herhaalde zijn woorden. De medewerker peilde naar bijzonderheden, vragen die ik op mijn beurt aan het koppel stelde.
'HOORT ER EEN LATTENBODEM BIJ HET BED? IS ER EEN MATRAS?' De vrouw knikte, maar de man schudde het hoofd.
'Toch wel', zei de vrouw. Het viel me plots op dat ze zich naar een oor bij de andere wendden, telkens ze iets wilden zeggen.
'Maar er is toch geen matras bij?' zei de man verbaasd.
'Denk eens na. Zie je het niet voor je?' De man stond eventjes te peinzen, en knikte toen.
'Sorry', zei hij.
De medewerker aan de telefoon vroeg me nog te vermelden dat alles in een goede staat moest zijn. Ik bracht zijn woorden over.
Het stel knikte ernstig, er was geen twijfel over de goeie conditie van de op te halen goederen.
De medewerker wees er ook op dat alles op het gelijkvloers moest staan.
De vrouw knikte, maar de man schudde het hoofd.
'Het staat toch al allemaal beneden?' zei de vrouw bij het oor van haar man. Hij keek haar verwonderd aan, dacht nog eventjes na en knikte toen verlegen.
De medewerker aan de telefoon overliep de mogelijke data.
'MAANDAGMORGEN?'
De vrouw knikte, maar de man schudde het hoofd.
'Maar maandag zijn we toch thuis?' zei ze.
'Dan we moeten naar het ziekenhuis', zei de man vlakbij haar oorschelp, maar hij klonk niet helemaal zeker.
'Dat is woensdag pas.'
De man keek haar bezorgd aan, knikte toen en wreef nerveus met een hand over zijn voorhoofd.
'Maandag is prima voor ons', zei de vrouw.
Ik rondde het telefoongesprek af.
'Ik heb geen zo'n goeie dag vandaag', mompelde de man verslagen.
'Heb je je medicijnen genomen vanmorgen?' Ze leken op mensen die een geheim delen door in elkaars oren te fluisteren, maar de conversatie gebeurde gewoon luidop. De man dacht even na.
'Ja hoor, daar ben ik zeker van.'
'Je bent gewoon een beetje in de war', zei ze.
Hij knikte, zei ’bedankt’ terwijl hij zich naar me wendde, stak z'n hand eventjes op waarbij zijn vrouw haar arm in de zijne haakte, en samen schuifelden ze traag richting uitgang.

LANG ZULLEN WE LEZEN: Achterflap — Rino Feys | Verliefd worden op een geamputeerd been?!


Uitgenodigd worden voor Achterflap als nieuw onderdeel van Lang Zullen We Lezen, het boekenplatform van de VRT om te praten over boeken die je leest of recentelijk graag gelezen hebt, het gebeurt niet elke dag:


Rino Feys’ liefde voor boeken en lezen reikt ver. Hij werkte ooit in een boekenwinkel en hij kruipt zelf regelmatig in de pen voor het schrijven van recensies op zijn blog.
Eén van zijn lievelingsauteurs is Ilja Leonard Pfeijffer. Met Sven Speybrouckdeelt hij de fascinatie voor deze indrukwekkende "Viking in bontmantel". Maar ze hebben nog meer gemeen….Ontdek het in deze nieuwe aflevering van Achterflap op https://www.langzullenwelezen.be/nieuws/rino-feys
#arbeiderspers #lev#debezigebij