zaterdag 17 september 2011

SUBSIDIE

Ik had een lange dag achter de rug, was moe, en leed nog steeds een beetje onder de kater van de avond voordien, toen we de vernissage van Eric Steyaert's nieuwste tentoonstelling, Mixed Media, iets te uitbundig hadden gevierd. Verder was de dag rustig weggekabbeld, met het gebruikelijke opzoekings en begeleidingswerk. De winkel sloot op zaterdag om zeven uur 's avonds maar het was halfnegen toen ik eindelijk in mijn wagen zat. Ik had mijn collega van de andere winkel aan de lijn.
Ook hij stond ergens stil langs de weg.
Naast me sloot een meisje haar fiets, een sigaret in een mondhoek. Tijdens deze handeling kantelde ze haar kin omhoog, en vernauwde haar ogen. Hierdoor werd ze gedwongen naar het projectiescherm te kijken dat uitzag over het Polenplein. Ze richtte zich langzaam op en nam dromerig een nieuwe haal van haar sigaret, maar bleef kijken naar het scherm. Ik stelde mijn spiegel van binnenuit bij zodat ik tijdens mijn telefoongesprek zonder achterom te kijken kon zien wat geprojecteerd werd. De winkelprogrammatie was zonet over het scherm gerold, en nu keken we naar


Het meisje nam haar sigaret met een elegant gebaar tussen de gestrekte wijs en middenvinger van haar rechterhand, en streek haar haar achteruit. Ze bleef staren naar de tekst.



Het projectiescherm mat een kleine drie op anderhalve meter en was leesbaar tot op een afstand van meer dan dertig meter, bijna tot aan de overkant van het plein dus. Er waren al verschillende projecties aan voorafgegaan waarbij ik iedere projectie verfijnde: de grootte van de letters, de tijd dat een zin zichtbaar was... Nu was de tekst - tussen het aan en afrollen door - precies twee seconden in beeld. Dat bleek net lang genoeg om alles rustig te kunnen lezen.



Auto's reden traag voorbij, en passanten die hoorbaar goedgemutst langsliepen en waarschijnlijk hun uitgaansavond inzetten, keken nieuwsgierig op naar wat het meisje zo leek te fascineren, maar hun aandacht werd direct weer afgeleid. Heel jonge mannen riepen iets onverstaanbaars stoers, maar het was alsof ze het niet hoorde. Langzaam bracht ze de sigaret weer naar haar mond en nam een lange haal.




Mijn collega had het over de massa volk die bij hem over de vloer gekomen was, maar helaas bleek die toeloop zich niet te vertalen naar een fantastisch eindresultaat. Niet dat het ellendig was maar toch...
Ik kon me niet voorstellen dat het meisje nog cooler kon zijn dan zoals ze hier nu dromerig, rokend stond te lezen. Dit was het meisje op haar mooist.



Het meisje keek nog steeds. Ik zweeg, en ook mijn gesprekspartner zei niets meer, alsof hij de betovering voelde. Ze draaide haar hoofd heel even opzij, alsof ze het gevoel had dat ze werd bespied, maar keek toen weer voor zich, om niets te missen van de tekst. Het restant van haar sigaret mikte ze naar de goot.


Nadat Koenraad's naam verdwenen was, verscheen het logo van de Zondvloed.
Ze bleef kijken, ook toen het gedicht voor de tweede keer verscheen. Ik slikte. Ze las het nog eens helemaal opnieuw.
'Ik projecteer momenteel 'Een manier om te stoppen met roken' van Koenraad Goudeseune op het scherm', zei ik.
Het meisje draaide zich om, stak een nieuwe sigaret op, en haalde een gsm tevoorschijn die meteen al haar aandacht opeiste. Langzaam werd ze weer een gewoon, alledaags meisje.
'We zouden subsidie moeten krijgen', mompelde mijn collega.
Voor wat zei hij er niet bij, maar waarschijnlijk doelde hij op het promoten van de poëzie. Want, in alle eerlijkheid - ik kon niet geloven dat iemand hierdoor zou ophouden met roken.

donderdag 15 september 2011

KLAP

De kleine hond, die in een aanpalende kamer lag te slapen, explodeerde in een schril geblaf. Ze wipte van het gastenbed, en ik hoorde hoe ze woest schuimbekkend van de ene naar de andere ruimte stoof.
Een hevige klap had onze rust verstoord.
Ik was net aan het douchen, en sprak haar vanonder de waterstraal kalmerend toe. Het blaffen nam af, en even later hoorde ik hoe ze opnieuw op het bed sprong. Ik spoelde de shampoo uit mijn haar, draaide de kraan dicht en tastte achter het douchegordijn naar een handdoek.
Was er iets omgevallen op zolder? Was er een ongeval gebeurd?
Ik kleedde me aan en liep naar de gang. Op het vensterglas aan de overloop was een grote, modderachtige vlek te zien waaruit dikke, wazige druppels water naar beneden gleden. Ik opende het raam en keek omlaag.
Er lag een tortelduif tussen de planten.

Ik keek nog eens naar de afdruk die de vogel op het glas nagelaten had. Er was een vage aftekening van rechtopstaande vleugels die overging in een chaotisch, hulpeloos gefladder. De afdruk van een doodsmak.
Ik liep naar beneden. Nam een plasticzak en sloot de achterdeur om te verhinderen dat de hond mee naar buiten kwam.
Afgezien van het feit dat ieder greintje leven ontbrak, kon je uit vrijwel niets opmaken dat de vogel zich zonet ergens tegen te pletter gevlogen had. Bijna sierlijk leek het in een diepe slaap gevallen in die dichtgevouwde vleugels.
Maar een dikke druppel donkerrood bloed welde langzaam uit de snavel.

Ik nam het warme, slappe lijfje op. Het kopje viel omlaag, de oogjes waren dicht. Ik wikkelde het in de plastic zak die ik bij het vuilnis deponeerde. Liever had ik het diertje ergens op een rustig plekje begraven, maar met de kleine hond was dat uitgesloten. Putten graven bleek een van de weinige, echt zinvolle dingen in haar leven.
Ondertussen hoopte ik dat de vogel geen deel van een stelletje vormde, anders was de andere helft nu voor wie weet hoelang gedoemd vruchteloos op zoek te blijven.
Maar aan de andere kant zou er er dan ook helemaal niets, niets op heel de wereld zijn, die dit onfortuinlijke wezentje miste.

zondag 11 september 2011

STOF

'Jij hebt haar waarschijnlijk ook gekend', zegt ze plots, na een lange stilte.
Voorovergebogen neemt ze het stof weg tussen de boeken.
'Je weet wel, die vrouw van de kiekenboer?' Ze kijkt even achterom.
Het dringt niet meteen door, want ik ben met iets bezig. Maar daarna knik ik, want ik herinner me haar. 't Is te zeggen: ik herinner me vooral haar man. Een akelig ventje dat met dode kippen leurde. In elk geval, het duurt even voor ik uiteindelijk 'ja' zeg.
'Ze is dood.' Dat zat eraan te komen. Waarom zou ze er anders ook over beginnen?
'Ja', herhaal ik nog eens, alsof ik die laatste opmerking niet heb gehoord. 'Hoewel, ik weet zelfs niet meer hoe ze eruit ziet.'
'Waarschijnlijk niet goed hé.'
Ze buigt nog iets verder door om met haar zeemvel tot achterin de kast te kunnen reiken. Plots niest ze, hard en luidruchtig, drie keer na elkaar. Als het voorbij is, komt ze overeind, en scheurt een stuk van de keukenrol die achter haar staat.
Ze snuit haar neus, haar hoofd wiebelt, en het topje van haar tong steekt uit haar mond. Ze kijkt scheel.
'Stof', mompelt ze.

zaterdag 10 september 2011

DJINN (voor K.)

'Stil maar, rustig,
maak je geen zorgen,
alles komt goed!'

siste het biertje
dat ik opende

'Ssssstttt!'

zondag 4 september 2011

HET BOEK MET ALLE WOORDEN

'Jongen, ik zoek een boek met alle woorden.'
Het oude vrouwtje had haar beurt geduldig afgewacht, en keek me nu verwachtingsvol aan.
'Een boek met alle woorden', herhaalde ik, een beetje geschrokken.
'Ja', beaamde ze, 'ik vul kruiswoordraadsels in en heb nu al verschillende boeken met woorden, want geen enkel is compleet. Het is maar een klein huisje waar ik woon, en moest ik een boek met alle woorden vinden, dan is dat weer zoveel plaats gewonnen.'
Ze was ongeveer anderhalve meter hoog, verontwaardigd, en leunde op een grillig gevormde, wortelhouten wandelstok.
'Ik wist niet dat er hier een boekhandel was. Ik heb vroeger veel gelezen, maar de jongste tijd komt het er niet meer van. Maar als ik nog eens een leesboek nodig heb, kom ik naar hier!'
Ze tilde haar wandelstok op en tikte er om de een of andere reden mee op een boek.
'Eigenlijk zou u een lijstje moeten aanleggen met de woorden die u tekort komt', zei ik.
'Maar als u een boek hebt met alle woorden in, hoef ik zo'n lijstje toch niet te maken', antwoordde ze gevat. Dit dametje was niet van gisteren.

Veel puzzelwoordenboeken had ik helaas niet staan, omdat ik er - tot nu toe - de noodzaak niet van inzag. En bij wat er wel stond, had ik goede redenen om te betwijfelen of het boek met alle woorden daar tussen stak.
Omdat je ergens mee moet beginnen, liet ik haar een dwarsliggertje zien - het Van Dale Dr. Verschuyl Puzzelwoordenboek. Daar stonden tweehonderdvijftigduizend woorden in. Een dwarsligger is zo'n miniboekje dat een fractie meet van het oorspronkelijke boek, maar dat de volledige inhoud van dat boek bevat. Ik geloofde niet dat dit boekje ook maar een beetje kans maakte bij het vrouwtje, er ondertussen van overtuigd dat ze een vuistdik, kilo's wegend boek wou dat een bedrieglijke volledigheid uitstraalde.
Ze nam het boekje vast, en bladerde erin.
'Ideaal', zei ze. 'Je mag er twee geven.' Ik voelde mijn mond openvallen.
'Ik denk niet dat dit boekje alle woorden bevat', probeerde ik nog, maar ze wuifde mijn bezwaren weg.
'Ik zal er eentje aan mijn schoonzoon geven. Iedere avond ga ik naar mijn schoonzoon, en dan zitten we allebei aan de keukentafel kruiswoordraadsels in te vullen. Sinds hij op pensioen is, heeft hij de smaak te pakken. Ondertussen zit zijn vrouw tv te kijken. Kun je er eentje verpakken?'
Ik scheurde een klein stukje inpakpapier af.
'Sinds mijn hond dood is, kan ik 's avonds niet meer thuisblijven.'

Het was sterker dan mezelf.
'Is uw hond al lang dood?'
'Drie weken'. Ogenblikkelijk vulden haar ogen zich met tranen. Oude ogen, die alles hadden gezien, en een heel leven achter de rug hadden. Toch waren ze nog steeds niet opgedroogd.
''t Was zo'n slim beestje', zei ze met licht overslaande stem.
'Op een dag stond hij aan mijn deur, en ik liet hem binnen. Hij is bij me gebleven. Ging overal mee. Afgaande op die scherpe neus van hem wist hij precies waar er kippen zaten, en altijd probeerde hij me er naartoe te sturen. En als hij het 's avonds laat beu was, kwam hij met zijn kop tegen mijn been duwen, van: 't is tijd, ga maar naar bed!'
Ze haalde een zakdoek uit haar mouw, depte haar ogen en snoot haar neus.
'Misschien moet je een ander hondje nemen', probeerde ik voorzichtig.
'Och nee', mompelde ze gedempt door de zakdoek heen, terwijl ze heftig met haar hoofd schudde.
'Ik ben zesentachtig. Morgen kan ik in het ziekenhuis belanden. En dan? Waar moet dat beestje dan naar toe? Naar mijn schoonzoon en mijn dochter? Dat kan ik zo'n hondje toch niet aandoen?'
Ik knoopte een lintje rond het kleine pakje, ze zag er verstrooid op toe.
'Mag ik u nog iets tonen?', vroeg ik en liep, zonder het antwoord af te wachten, naar het boekenrek. Er broedde iets.
Ik toonde haar 'Het Complete Rekelboek' van Koos Van Zomeren, en legde uit dat Van Zomeren een columnist was voor NRC Handelsblad. Dat hij in die hoedanigheid regelmatig stukjes schreef over zijn hond Rekel. Toen Rekel stierf, werd de redactie van de krant bedolven onder de rouwbetuigingen. Nooit eerder was er zo massaal op een sterfgeval gereageerd.

'Gewoon omdat u zou weten dat het bestaat', zei ik, 'mocht u nood aan iets dergelijks hebben. Het is heel troostend zoals Van Zomeren over het verouderen en wegvallen van zijn hond schrijft.' Vroeger prees ik wel eens een boek aan bij vrienden, om het daarna mee te geven. Nog steeds heb ik de neiging mensen ongevraagd op bepaalde boeken te wijzen, maar voel me daar nu een beetje schuldig over. Omdat zo'n suggestie een koopmansgeest verraadt.
'Je mag het ook inpakken', zei ze. Deze vrouw zat vol verrassingen.
'Voor mijn schoonzoon. Die neemt dat mee naar zee waar hun caravan staat. Wanneer ik dan enkele dagen bij hen ga logeren, heb ik daar ook iets te lezen.'
Ik maakte nog een pakje.
Voor ze door de deur verdween, draaide ze zich nog even om.
'Ik spring wel nog eens binnen', zei ze.
'Om te laten weten of al die woorden er nu in staan.'

donderdag 1 september 2011

DE KUNST VAN HET VOLHOUDEN

Henry Bauchau, 'Het blauwe kind'


De Belgisch Franse schrijver Henry Bauchau (1913) won op 95-jarige leeftijd met zijn jongste boek 'Maalstroom' de Prix du Livre Inter, een grote Franse literaire prijs die - ook omwille van het geldbedrag dat eraan vast zit - zeer gegeerd wordt. De voormalige psychoanalyticus leek best tevreden met zijn eerste grote literaire onderscheiding. Wie dieper graafde, kreeg te horen dat het jammer was dat zijn vrouw, die hem altijd door dik en dun gesteund heeft, en zijn trouwe vrienden het niet hadden mogen meemaken. Ondertussen bereikte de hoogbejaarde schrijver voor het eerst de bestsellerlijstjes...

Recent werd nu ook 'Het Blauwe kind', een boek van Bauchau uit 2004, naar het Nederlands vertaald. Daarin volgen we psychoanalytica en dichteres Véronique die zich ontfermt over Orion, een getraumatiseerd kind dat door zijn gewelduitbarstingen als onhandelbaar wordt bestempeld. Zelf beweert Orion dat hij 'behekseld' wordt door 'de stralen van de demon van Parijs'. De jongen hanteert een verhaspeld taaltje en als de bestaande woorden hem ontoereikend lijken, vindt hij gewoon nieuwe uit.

Het valt Véronique al snel op dat de Orion over een krachtige verbeelding beschikt en ze spoort hem aan om te gaan tekenen. Tot haar verbazing weet de jongen zijn angsten om te zetten in een heel aparte beeldtaal. Ze stimuleert hem om van zijn talent gebruik te maken omdat ze daarin op termijn een mogelijke oplossing voor zijn problemen ziet. Gaandeweg leert Orion zijn gave te beheersen en groeit uit tot een beloftevolle kunstenaar. Onderweg leert hij zich ook verbaal uit te drukken, dankzij de talrijke 'angstdictees' die Véronique hem oplegt.

Natuurlijk verloopt dit alles niet zonder slag of stoot. Het is een uiterst langzaam en pijnlijk groeiproces dat aanvangt als Orion - een onhandelbaar kind dat met tafels en stoelen gooit, als een razende op en neer springt en in de handen die hem voeden bijt - aan de onervaren Véronique toegewezen wordt. Wonderlijk genoeg slaagt ze er al snel in zijn vertrouwen te winnen. Dankzij het geduld en de vele inspanningen van de jonge vrouw, verschijnen er langzaam barstjes in het glazen huis die de tiener rond zich opgetrokken heeft.

Maar ook voor Véronique is het behandelen van Orion een ingrijpende gebeurtenis. Ze wordt geconfronteerd met haar eigen demonen en stelt haar bekwaamheid als therapeute in vraag. Op zeker ogenblik lijkt ze er zelfs voor te moeten waken dat 'De demon van Parijs' haar niet meesleurt, de donkere afgrond in. Eén van de gevolgen is dat haar relatie met de gefrustreerde muzikant Vasco onder vuur komt te liggen. Merkwaardig genoeg is het dan weer deels dankzij Orion dat alles toch weer goed komt.

Bauchau presenteert zijn boek als een documentaire-roman. Een logboek bijna, waarin de lezer de kleine veranderingen in het gedrag van Orion in een eerlijk en onopgesmukt taalgebruik meevolgt, meer dan twaalf jaar lang. Vertaler Kris Lauwerys verdient alvast een pluim voor de tragikomische vondsten waarmee hij Orion aan het woord laat.

'Het blauwe kind' gaat over de kunst van het volhouden - de verdienste van Véronique, haar man Vasco, Orion en uiteindelijk ook de lezer die het in dit strak en compromisloos gecomponeerde boek niet gemakkelijk wordt gemaakt. Over passioneel leven en alles geven. En over de helende kracht van het creëren. Dat maakt van 'Het blauwe kind' een intense leeservaring, die niemand onverschillig laat.


Rino Feys © Cutting Edge