dinsdag 28 september 2010

Stroom

Vijfentwintig kilogram fijngemalen bindmiddel om te mengen met zand en water. Ik herinner me een tijd waarin een zak cement standaard twee keer zoveel woog, meende dat een winkelwagentje overbodig was, en haastte me langs rekken met verfpotten, plafondtegels, vijverfolie, rietmatten en laminaat. Negeerde het aanbod aan behangtafels, zoldertrappen, douchecabines en partytenten. Constateerde dat het bouwmateriaal zich, zoals in bijna alle doe-het-zelf shoppingcenters, helemaal achterin bevond. Na het aanbod overlopen te hebben, sloeg ik mijn armen liefdevol rond een zak bouwstof. Bij de kassa aangekomen klemde ik het ding tussen dij en toonbank en rekende af. Daarna greep ik de zak opnieuw vast, verliet de zaak en begaf me naar het midden van de uitgestrekte parking. Terwijl ik de strak verpakte poedercement met mijn ene arm tegen m'n middel aandrukte, draaide ik de achterdeuren van mijn oude Renault Express open en deponeerde de last op het kleine stukje dat nog vrij was. Sloeg het grijze stof van jas en broek, helaas met matig succes. Omdat de deuren niet dicht wilden, probeerde ik de zak cement iets dieper in de reeds redelijk vol stekende laadruimte te duwen. Dat had ik niet moeten doen.

Tot mijn grote verwondering rolde de Express vooruit alsof hij er genoeg van had. Een fractie van een seconde stond ik aan de grond genageld, sprong toen naar voor, en haakte mijn vingers achter de onderkant van de bumper. Ondertussen daagde het me dat ik de handrem niet had aangetrokken. Dit was redelijk verontrustend, maar nu had ik andere dingen aan het hoofd. De wagen was tot stilstand gebracht, maar naar achter trekken bleek onmogelijk, daarvoor was de helling te stijl. Ik zag in dat ik van geluk mocht spreken dat ik me op een zo goed als plat stuk had geparkeerd, want dat het overgrote deel van de parking schuin afliep. De reusachtige winkelramen, die tot aan de grond kwamen, glansden uitnodigend. Ik fantaseerde hoe mijn postwagentje op zijn oude dag zo'n raam ramde en zich triomfantelijk doorheen een regen van glas in de winkel boorde, een beeld dat ik echter meteen weer verdrong; het was meer geluk dan ik aankon. Zo stond ik, voorovergebogen, tussen twee opengedraaide deuren, met een wagen aan mijn handen gehaakt.

Ik liet los, sprong achteruit, en holde om de linkerachterdeur heen. De Express reageerde onmiddelijk en begon weer naar beneden te rollen. Lopend tastte ik in mijn jaszakken op zoek naar de sleutel, een oogwenk later diepte ik het geval uit een broekzak op. Volgens de garagist was dit het eerste model van de reeks met een ingebouwde afstandsbediening om de portieren te openen. Toen het voertuig in mijn bezit kwam, was deze optie duidelijk al een tijdje buiten gebruik. De snelheid waarmee de Express op eigen kracht naar beneden reed nam toe. Ik mikte het gekartelde metalen staafje naar de sleutelopening onder de handgreep. Bij een tweede poging schoof het in de uitsparing, ik draaide m'n hand naar rechts en hoorde de bevrijdende klik waardoor het pinnetje achter het raam naar boven sprong. Het reusachtige winkelraam was nu angstaanjagend dichtbij. Ik rukte het portier open en wierp me in de wagen, in één beweging de handrem naar boven trekkend. Terwijl het kreunende vehikel vooroverhellend tot stilstand kwam, voelde ik hoe de lading bruusk tegen de voorzetels botste. Ik richtte me langzaam op, en kwam overeind. Leunde met de ogen dicht tegen het koetswerk. Durfde tenslotte te kijken en zag dat we op enkele meters van het raam waren gestrand. Ik gaf kleine bemoedigende klapjes op het dak van de wagen, en draaide me om naar waar dat vreemd loeiende geluid vandaan kwam.

Wat verderop stond een man naast zijn wagen te gieren van het lachen. Zijn voorhoofd rustte tegen de rug van zijn hand die op de bovenkant van het geopende portier lag, de andere hand op zijn schokkende buik. Ik sloot de achterdeuren, stapte in en reed weg. Niet goed wetend wat te doen zwaaide ik bij het langsrijden. De man wierp zijn hoofd achteruit, maakte met gesloten ogen een wegwerpgebaar naar me, en in dat betraande gezicht deden zijn lippen 'hohoho' terwijl zijn buik schudde als was hij een vroege kerstman. Ik gaf zachtjes gas en reed rustig naar de uitgang, voor alle zekerheid nog eens zorgvuldig rondkijkend. Maar de parking was grotendeels verlaten, en het zag er niet naar uit dat er iemand het voorval had gefilmd.

woensdag 8 september 2010

Kermisland

1.

In de vooravond komt een colonne mobilhomes en vrachtwagens met opleggers het Polenplein opgereden. De woonwagens installeren zich in het midden. Er worden trapjes onder deuren geschoven. Op de uiteinden van de treden links en rechts verschijnen bloempotten. Schotelantennes bloeien op de waterdichte pvc daken, uitnodigend ten hemel gericht. Rond deze nederzetting worden allerlei spullen met heftrucks uit de vrachtwagens aangevoerd, op de grond neergelegd en als puzzelstukken in elkaar gepast. Op de aan elkaar vastgemaakte onderdelen bouwt men verder, de hoogte in; deze mannen zijn het spelen met bouwdozen nog niet verleerd.
De volgende morgen stel ik vast dat er op een nacht tijd een heel kermisdorp verrezen is. Behoorlijk indrukwekkend hoe ze er, in dit digitale tijdperk, in geslaagd zijn om de spelattracties - zelfs in diepe rust - spectaculair te laten ogen. Bij een geavanceerde, aërodynamische ruimteschotel vervangt een jongen lampen. Het toestel doet met al zijn felle kleuren onder de vroege zwaarbewolkte hemel wat onwennig aan. De kapotte lampen keilt de tiener - om het spannend te houden - naar een emmer die een eind verderop staat.
In de namiddag bespeur ik in de verte een bevriend koppel uit vervlogen tijden. Samen hebben ze inmiddels twee bengels voortgebracht en dragen daar nu de gevolgen van. Eentje hangt half uit de draagzak op mama's buik, het andere jengelt aan papa's hand. Misschien is het inbeelding maar papa en mama zien er allebei dodelijk vermoeid uit, en sjokken richting lawaai, alsof ze hun terechtstelling tegemoet gaan. Ze hebben me niet opgemerkt, en ik laat dat maar zo. Wat zouden we tegen elkaar moeten zeggen? Voor zover ik me herinner waren ze indertijd nochtans ook geen liefhebbers van de foor.

2.

Ooit, lang geleden, was er eens een gezin dat te voet richting dorpcentrum trok. Naar kermisland. Vader in kostuum, moeder in haar mooiste kleedje, en wij, lichtjes ambetant van de spanning, in hun kielzog. Moeder likte aan haar zakdoek om nog een nagebleven slaper uit een oog van een van haar telgen te verwijderen, ondertussen waarschuwingssignalen in onze richting blikkerend waarin we lazen dat we, eenmaal ter plaatse, niet teveel moesten zagen want dat de leute snel gehouden zou zijn. We waren dan ook vast van plan om het kalm aan te doen en ten volle te genieten van het beloofde plezier dat we in het vooruitzicht hadden. Niets dat nog kon misgaan. Maar de molen had zich nog maar amper in beweging gezet, of we moesten er alweer af! Als je de baas van het carrousel het touw los zag maken waarmee hij de floche bediende, wist je dat de rit reeds halverwege was. Wie de floche kon pakken, won een extra rit. Maar het spel werd niet eerlijk gespeeld. Slechts zij die er al een paar keer op hadden gezeten, maakten een kans. Telkens ik passeerde trok hij het touw zo strak dat de grauw geworden kwast in de nok verdween en scoren onmogelijk bleek. Zodat het meestal het zoontje van de eigenaar was die erin slaagde het bemokkelde ding in handen te krijgen. Vol ongeloof om zoveel onrecht keek ik de eerste keren in zijn richting, maar hij ontweek mijn blik, deed alsof hij mij niet zag. Tegelijkertijd ontwaarde ik iets van een grijnslach op z'n gezicht. De ongekroonde koning van kermisland. In enkele minuten tijd leerde ik toen meer over de menselijke natuur dan ik ooit op school zou leren.
Altijd weer eindigde zo'n uitstap in gezaag tussen mijn moegetergde ouders die platzak en te voet huiswaarts togen. Mijn vader met een glas teveel op, mijn moeder met een pluchen ding dat vader met een loodjesgeweer geschoten had en waar niemand van ons, hun teerbeminde nageslacht, mee gezien wou worden. Een kreng dat in normale omstandigheden nooit in huis gekomen zou zijn, en in het donker verdacht oplichtte. Ze werden op de voet gevolgd door een balorig voortstrompelende, soms zelfs ontroostbare kroost. Maar terwijl we steeds verder van de kermis verwijderd raakten herstelde het gezin zich van de opgelopen schade. Tenslotte sprong vader, inmiddels alweer wat ontnuchterd door de wandeling, over de gracht en trok voor elk van ons een maïskolf. De zaden die reeds mooi goudgeel kleurden, waren nog zacht en sappig, en in onmogelijk te achterhalen gedachten verzonken, secuur de vrucht afkluivend, liepen we ontdaan van trauma's en vrij van zonden verder.

3.

Om drie uur 's middags dreunt de muziek aarzelend de winkel binnen, wint aan zelfvertrouwen, zwelt aan, verstoort het evenwicht, en maakt van deze rustige oase een onherbergzaam oord. De foorkramers lijken het warme nest verlaten te hebben en nemen plaats achter hun loketten waarna de muzikale geluidsbrij overal tegelijk vandaan lijkt te komen. Van de dichtstbij gelegen attractie, een soort roetsjbaan, komen flarden van oude hits aangewaaid. 'Thats the way aha aha I like it!', vernuftig in oldsschool house vacuum getrokken, met rinkelende bellen en klokkengelui afgeboord, waarna een grofkorrelige James Brown een spagaat maakt, en een sepiakleurige heupwiegende Elvis tussen de monotome beats verloren loopt. Ieder kwartier wordt hier de kans geboden op een nieuw begin, als men de eerste strofe van 'dos cervezas por favor' inzet. Algauw volgt de pijnlijke upgrade van Renate Carosone's jazzclassic 'tu vuo fa l' Americano'. Moedeloosheid overvalt me wanneer doordringt dat deze aanslag op het hoofd alleen maar gebruikt wordt omdat hiermee blijkbaar het meeste volk wordt aangetrokken.
Maar niet iedereen is er gelukkig mee; sommige klanten lijken eerder vluchtelingen zoals ze binnenvallen op zoek naar dekking. Een messcherpe, luidruchtige golf agressieve klanken volgt in hun kielzog, die naar de achtergrond verdwijnt als de deur dichtvalt. Weer wat tot hun positieven gekomen, vragen de verschrikte gezichten me bezorgd hoe het met me is, of ik het nog aankan, zuchten dat het verschrikkelijk is, en getuigen dat de binnenstad helemaal dichtzit, aanschuivende wagens op zoek naar parkeergelegenheid, want dat het zo al moeilijk is, laat staan dat er drie grote parkings in het centrum wegvallen, bezet worden door foorkramers die het leven voor de omwonenden bovendien nog eens verzuren, voor hoelang ook weer?
Twee weekends zeg ik schouderophalend, alsof het best meevalt, wat trouwens ook zo is als je bedenkt dat dit voor die foorkramers zelf dagdagelijkse kost is, jaar in jaar uit. Je zou hier tegenin kunnen brengen dat ze er zelf voor gekozen hebben, maar ik vraag me af hoeveel van hen, die ooit hun handtekening onder een gigantische lening voor het alweer snel verouderende nieuwste snufje zetten, dat ogenblik zouden willen overdoen. Verblind door het lonkende succes, het avontuur en de gillende meisjes, om tenslotte wakker te worden in een nachtmerrie.
Het is geen geheim, van sommigen kun je het van hun gezicht aflezen.

4.

De weg die ik en de kleine hond 's avonds na sluitingstijd naar de parkeergarage afleggen, is plots bezaaid met allerlei lekkers. Niet dat ik in de verleiding kom, maar zij dus des te meer. In mayonaise platgetrapte frieten, een halve oliebol, of een in ketchup gedrenkt stuk frikandel zorgen ervoor dat ik twee keer zolang over het traject doe. Voor een hond is het altijd oorlog. Niet dat ik haar alles toesta; de plas kots ziet ze kwijlend - strak aan de leiband - op twintig centimeter van haar beweeglijke neus aan zich voorbijgaan.
Op de grote markt is de opvallendste attractie een tientallen meters hoog toestel waar aan de twee uiteinden van een lange arm een gondel zit. Als het gevaarte verticaal stil houdt, stappen de passagiers een beetje wankel uit het onderste vliegtuig en kunnen vier nieuwe slachtoffers plaatsnemen. Daarna draait het gevaarte een halve toer waardoor nu de bovenste gondel beneden tot stilstand komt en ook hier tijdsgenoten met een gebrek aan fantasie kunnen instappen. Als de twee monden gevuld zijn, komt het toestel in actie. Als een op hol geslagen kompasnaald klapwiekt de molen, draait hij rondjes tot de inzittenden het noorden en soms ook hun maaginhoud zijn kwijtgeraakt. Angstig geschreeuw en getier overstemmen de muziek.
Ondertussen heeft zij de staart van een stokvis te pakken gekregen. In paniek speurt ze om zich heen waar ze het lekkers kan verbergen, en besluit dan het reeds afgekluifde ding tussen haar kaken geklemd te houden. We hebben allebei onze bekomst gehad. Vaarwel lawaai, stress, opgeblazen feest! Terwijl de eerste regendruppels vallen sla ik de paraplu open. Daarna lopen we kwispelend verder.

donderdag 2 september 2010

Hemel & Hel

Piet Duthoit, 'Wie Vermoordde Darwin?'


Na een reeks misdaadromans, een autobiografische novelle en een kinderboek die voornamelijk in eigen beheer uitgebracht werden, verschijnt bij Houtekiet 'Wie vermoordde Darwin?', de eerste historische roman van Piet Duthoit. Eerste, omdat Duthoit inmiddels bezig is met een vervolg waarin dit keer Nietsche centraal staat. Duthoit, naast auteur ook bioloog en beeldhouwer, heeft van het Darwinjaar geprofiteerd om zich grondig te verdiepen in het leven van de tegelijk bewonderde en verguisde wetenschapper. Handig gebruikmakend van ware feiten en halve veronderstellingen heeft hij een fijne, venijnige roman met thrillerallures geconstrueerd.

Alles begint bij de geboorte van Darwin waarna we de rest van het verhaal heen en weer tussen Vlaanderen en Engeland pendelen. Wanneer Darwin zijn diepgelovige moeder op jonge leeftijd verliest, verandert zijn kijk op de wereld en het geloof. Dat ze koud en stijf in dat bed ligt, maar tegelijkertijd vrolijk en blij in de hemel verblijft, gaat er bij de jongen niet in. De jonge Darwin, met een onstilbare dorst naar kennis, blijkt bovendien bezeten door de natuur met alle gevolgen van dien. Ondertussen groeit ergens in de Westhoek Gerard Romonil op, de met een priesterroeping gezegende zoon van een zakenman. De jongeman hoort - dankzij de zakenrelaties van zijn vader - al snel over Darwin praten. Met zijn nuchtere Vlaamse boerenverstand ziet hij de problemen van ver komen aandrijven.

Het is vooral deze complex in elkaar stekende dorpspastoor die de show steelt in 'Wie vermoordde Darwin?'. Om God te dienen en het voortbestaan van de kerk veilig te stellen preekt de zwartrok donder en bliksem en is bereid over lijken te gaan, wat trouwens ook gebeurt, vastbesloten het kwaad met wortel en al uit te roeien. Darwin symboliseert voor Romonil de duivel op aarde, een ketterse snaak, een gevaarlijke leugenaar die de ontberingen en opofferingen die generaties geestelijken zich getroost hebben, teniet zal doen. Een ongelovige die de schepper van hemel en aarde van zijn voetstuk dreigt neer te halen, en dus te allen prijze vernietigd moet worden.

Romonil blijkt een kei in het aanleggen van netwerken. Listig gebruikmakend van zijn connecties weet de parochiepriester al snel en anoniem binnen te dringen in het leven van Darwin. Vooral ene Jan Goddeeris, 'God there is', een aan zelfoverschatting lijdende dorpsidioot, laat zich door de vindingrijke Romonil argeloos voor de kar spannen. Wat volgt is een kat-en-muisspel, waarbij de muis zich van geen kwaad bewust is. De achterbakse streken van Romonil, die zichzelf in een hoek gedreven ziet, tarten elke verbeelding. Met een duivels genot weeft Duthoit, niet zonder de nodige humor, een fijnmazig web waarin de lezer zich met plezier laat vangen. De schrijver geeft, door de ontbrekende puzzelstukjes in het leven van Charles Darwin naar eigen bevindingen in te vullen, een geheel aparte draai aan diens persoonlijke geschiedenis. Een intrigerend relaas, zo gecomponeerd dat het vanzelfsprekend wordt.

En passant wordt ons een fascinerende kijk op het kleinburgerlijke Vlaanderen van tweehonderd jaar geleden gegund, als de Kerk oppermachtig is maar er dankzij de Engelse natuuronderzoeker barstjes in de onaantastbaar geachte funderingen dreigen te komen. Duthoit slaagt erin om de Vlaamse volksaard in een levendige schets te vatten. Een verrassende leeservaring van een schrijver die zichzelf heruitgevonden heeft, en hiermee pas echt lijkt te debuteren.


Rino Feys © Cutting Edge