woensdag 8 september 2010

Kermisland

1.

In de vooravond komt een colonne mobilhomes en vrachtwagens met opleggers het Polenplein opgereden. De woonwagens installeren zich in het midden. Er worden trapjes onder deuren geschoven. Op de uiteinden van de treden links en rechts verschijnen bloempotten. Schotelantennes bloeien op de waterdichte pvc daken, uitnodigend ten hemel gericht. Rond deze nederzetting worden allerlei spullen met heftrucks uit de vrachtwagens aangevoerd, op de grond neergelegd en als puzzelstukken in elkaar gepast. Op de aan elkaar vastgemaakte onderdelen bouwt men verder, de hoogte in; deze mannen zijn het spelen met bouwdozen nog niet verleerd.
De volgende morgen stel ik vast dat er op een nacht tijd een heel kermisdorp verrezen is. Behoorlijk indrukwekkend hoe ze er, in dit digitale tijdperk, in geslaagd zijn om de spelattracties - zelfs in diepe rust - spectaculair te laten ogen. Bij een geavanceerde, aërodynamische ruimteschotel vervangt een jongen lampen. Het toestel doet met al zijn felle kleuren onder de vroege zwaarbewolkte hemel wat onwennig aan. De kapotte lampen keilt de tiener - om het spannend te houden - naar een emmer die een eind verderop staat.
In de namiddag bespeur ik in de verte een bevriend koppel uit vervlogen tijden. Samen hebben ze inmiddels twee bengels voortgebracht en dragen daar nu de gevolgen van. Eentje hangt half uit de draagzak op mama's buik, het andere jengelt aan papa's hand. Misschien is het inbeelding maar papa en mama zien er allebei dodelijk vermoeid uit, en sjokken richting lawaai, alsof ze hun terechtstelling tegemoet gaan. Ze hebben me niet opgemerkt, en ik laat dat maar zo. Wat zouden we tegen elkaar moeten zeggen? Voor zover ik me herinner waren ze indertijd nochtans ook geen liefhebbers van de foor.

2.

Ooit, lang geleden, was er eens een gezin dat te voet richting dorpcentrum trok. Naar kermisland. Vader in kostuum, moeder in haar mooiste kleedje, en wij, lichtjes ambetant van de spanning, in hun kielzog. Moeder likte aan haar zakdoek om nog een nagebleven slaper uit een oog van een van haar telgen te verwijderen, ondertussen waarschuwingssignalen in onze richting blikkerend waarin we lazen dat we, eenmaal ter plaatse, niet teveel moesten zagen want dat de leute snel gehouden zou zijn. We waren dan ook vast van plan om het kalm aan te doen en ten volle te genieten van het beloofde plezier dat we in het vooruitzicht hadden. Niets dat nog kon misgaan. Maar de molen had zich nog maar amper in beweging gezet, of we moesten er alweer af! Als je de baas van het carrousel het touw los zag maken waarmee hij de floche bediende, wist je dat de rit reeds halverwege was. Wie de floche kon pakken, won een extra rit. Maar het spel werd niet eerlijk gespeeld. Slechts zij die er al een paar keer op hadden gezeten, maakten een kans. Telkens ik passeerde trok hij het touw zo strak dat de grauw geworden kwast in de nok verdween en scoren onmogelijk bleek. Zodat het meestal het zoontje van de eigenaar was die erin slaagde het bemokkelde ding in handen te krijgen. Vol ongeloof om zoveel onrecht keek ik de eerste keren in zijn richting, maar hij ontweek mijn blik, deed alsof hij mij niet zag. Tegelijkertijd ontwaarde ik iets van een grijnslach op z'n gezicht. De ongekroonde koning van kermisland. In enkele minuten tijd leerde ik toen meer over de menselijke natuur dan ik ooit op school zou leren.
Altijd weer eindigde zo'n uitstap in gezaag tussen mijn moegetergde ouders die platzak en te voet huiswaarts togen. Mijn vader met een glas teveel op, mijn moeder met een pluchen ding dat vader met een loodjesgeweer geschoten had en waar niemand van ons, hun teerbeminde nageslacht, mee gezien wou worden. Een kreng dat in normale omstandigheden nooit in huis gekomen zou zijn, en in het donker verdacht oplichtte. Ze werden op de voet gevolgd door een balorig voortstrompelende, soms zelfs ontroostbare kroost. Maar terwijl we steeds verder van de kermis verwijderd raakten herstelde het gezin zich van de opgelopen schade. Tenslotte sprong vader, inmiddels alweer wat ontnuchterd door de wandeling, over de gracht en trok voor elk van ons een maïskolf. De zaden die reeds mooi goudgeel kleurden, waren nog zacht en sappig, en in onmogelijk te achterhalen gedachten verzonken, secuur de vrucht afkluivend, liepen we ontdaan van trauma's en vrij van zonden verder.

3.

Om drie uur 's middags dreunt de muziek aarzelend de winkel binnen, wint aan zelfvertrouwen, zwelt aan, verstoort het evenwicht, en maakt van deze rustige oase een onherbergzaam oord. De foorkramers lijken het warme nest verlaten te hebben en nemen plaats achter hun loketten waarna de muzikale geluidsbrij overal tegelijk vandaan lijkt te komen. Van de dichtstbij gelegen attractie, een soort roetsjbaan, komen flarden van oude hits aangewaaid. 'Thats the way aha aha I like it!', vernuftig in oldsschool house vacuum getrokken, met rinkelende bellen en klokkengelui afgeboord, waarna een grofkorrelige James Brown een spagaat maakt, en een sepiakleurige heupwiegende Elvis tussen de monotome beats verloren loopt. Ieder kwartier wordt hier de kans geboden op een nieuw begin, als men de eerste strofe van 'dos cervezas por favor' inzet. Algauw volgt de pijnlijke upgrade van Renate Carosone's jazzclassic 'tu vuo fa l' Americano'. Moedeloosheid overvalt me wanneer doordringt dat deze aanslag op het hoofd alleen maar gebruikt wordt omdat hiermee blijkbaar het meeste volk wordt aangetrokken.
Maar niet iedereen is er gelukkig mee; sommige klanten lijken eerder vluchtelingen zoals ze binnenvallen op zoek naar dekking. Een messcherpe, luidruchtige golf agressieve klanken volgt in hun kielzog, die naar de achtergrond verdwijnt als de deur dichtvalt. Weer wat tot hun positieven gekomen, vragen de verschrikte gezichten me bezorgd hoe het met me is, of ik het nog aankan, zuchten dat het verschrikkelijk is, en getuigen dat de binnenstad helemaal dichtzit, aanschuivende wagens op zoek naar parkeergelegenheid, want dat het zo al moeilijk is, laat staan dat er drie grote parkings in het centrum wegvallen, bezet worden door foorkramers die het leven voor de omwonenden bovendien nog eens verzuren, voor hoelang ook weer?
Twee weekends zeg ik schouderophalend, alsof het best meevalt, wat trouwens ook zo is als je bedenkt dat dit voor die foorkramers zelf dagdagelijkse kost is, jaar in jaar uit. Je zou hier tegenin kunnen brengen dat ze er zelf voor gekozen hebben, maar ik vraag me af hoeveel van hen, die ooit hun handtekening onder een gigantische lening voor het alweer snel verouderende nieuwste snufje zetten, dat ogenblik zouden willen overdoen. Verblind door het lonkende succes, het avontuur en de gillende meisjes, om tenslotte wakker te worden in een nachtmerrie.
Het is geen geheim, van sommigen kun je het van hun gezicht aflezen.

4.

De weg die ik en de kleine hond 's avonds na sluitingstijd naar de parkeergarage afleggen, is plots bezaaid met allerlei lekkers. Niet dat ik in de verleiding kom, maar zij dus des te meer. In mayonaise platgetrapte frieten, een halve oliebol, of een in ketchup gedrenkt stuk frikandel zorgen ervoor dat ik twee keer zolang over het traject doe. Voor een hond is het altijd oorlog. Niet dat ik haar alles toesta; de plas kots ziet ze kwijlend - strak aan de leiband - op twintig centimeter van haar beweeglijke neus aan zich voorbijgaan.
Op de grote markt is de opvallendste attractie een tientallen meters hoog toestel waar aan de twee uiteinden van een lange arm een gondel zit. Als het gevaarte verticaal stil houdt, stappen de passagiers een beetje wankel uit het onderste vliegtuig en kunnen vier nieuwe slachtoffers plaatsnemen. Daarna draait het gevaarte een halve toer waardoor nu de bovenste gondel beneden tot stilstand komt en ook hier tijdsgenoten met een gebrek aan fantasie kunnen instappen. Als de twee monden gevuld zijn, komt het toestel in actie. Als een op hol geslagen kompasnaald klapwiekt de molen, draait hij rondjes tot de inzittenden het noorden en soms ook hun maaginhoud zijn kwijtgeraakt. Angstig geschreeuw en getier overstemmen de muziek.
Ondertussen heeft zij de staart van een stokvis te pakken gekregen. In paniek speurt ze om zich heen waar ze het lekkers kan verbergen, en besluit dan het reeds afgekluifde ding tussen haar kaken geklemd te houden. We hebben allebei onze bekomst gehad. Vaarwel lawaai, stress, opgeblazen feest! Terwijl de eerste regendruppels vallen sla ik de paraplu open. Daarna lopen we kwispelend verder.

Geen opmerkingen: