donderdag 16 april 2020

KARANTAINE

T is poasmoandag,
de zevenentwientigsn dag
en vliegers een de blauwe lucht
vandoage were nie verkoaveld,
of met n zweepe
in stikkn gesleegn
Géen brommers, camions of fabriekn
die moakn dat t ruust,
géen otoos woarin muziek
ool van in d ander stroate buust
T vliegn ier meeuwn -
meugn we nie mée noa de zée,
ton kom de zée noar uus
en k zitte tuus,
in karantaine in myne nof
woa ooles troage ontploft

HIJ VRAAGT ME HOELANG NOG. 'IK WEET HET NIET', ZEG IK. 'ENKELE WEKEN NOG. DENK IK.' (CORONA 5)

Nesar heeft zijn stage net succesvol afgerond als het bericht komt dat de kringwinkels omwille van de virusdreiging uit voorzorg voor onbepaalde tijd sluiten.
Hij kon drie jaar geleden, dankzij een lening die zijn familie afsloot, vluchten voor de wreedheden van de Taliban en is nu twintig. Hij is goedlachs, heeft een vrolijke natuur en straalt gewoon van blijdschap dat hij mag werken. In zijn eentje thuiszitten en afwachten is niets voor hem. Hij popelt ook om een volwaardig loon te krijgen zodat hij eindelijk eens wat geld naar huis terug kan sturen.
De ochtend dat hij kwam solliciteren, zat hij hier nog enigszins bedeesd aan tafel. Maar elke dag zie je hem zelfzekerder worden, het is een last die van zijn schouders valt, hij bloeit helemaal open. Een keer moest ik hem erop wijzen dat je niet zomaar begint te zingen in een winkelruimte, tussen de klanten. Hij schrok en staarde me verwonderd aan.
Het is zijn eerste werkervaring.
De eerste dagen draaide hij mee in de receptie, waar de goederen in ontvangst worden genomen. Daarna leerde hij hoe het kassasysteem functioneert. Tussendoor hielp hij in de meubelafdeling en met het laden en lossen van de vrachtwagen.
Na een week peil ik op een avond, net voor sluitingstijd, naar wat ik allang weet. ‘En Nesar, hoe bevalt het werk?’
‘Ja, dit is een goeie plaats, ik wil graag blijven! Wat denk jij?’
‘Misschien maak je wel een kans op een contract hier.’
Hij lacht. Zijn voelsprieten werken perfect, je lokt hem niet zomaar in de val. Hij weet wanneer je hem probeert te plagen. ‘Ik werk hier graag, er is veel variatie en het zijn goeie collega’s.’
Hij heeft een talenknobbel, hij spreekt Dari, Parsi, een beetje Arabisch en Engels, en zijn Nederlands is al meer dan behoorlijk.
Bij de slotevaluatie van zijn stage bleken de twee partijen tevreden; de kringloopwinkel over Nesar, en Nesar over de kringloopwinkel. Zodat er afgesproken werd dat het contract de eerste werkdag van de week nadien van start ging.
Dat was dus op de dag dat ik de medewerkers op de hoogte bracht dat we enkele weken zouden dichtgaan.
‘Ik moet naar buiten Rino, vrienden zien, is moeilijk! Hoelang nog wachten om te werken?’
‘Zal ik mijn contract dan toch niet krijgen nu?’ Ik las de ontgoocheling in zijn ogen.
‘Sorry Nesar, ik kreeg een mailtje van je begeleider bij het OCMW waarin hij me liet weten dat de overeenkomst wordt uitgesteld. Maar als je je contract vandaag niet krijgt, dan gaat het gewoon van start de dag dat we opnieuw beginnen werken. Dat zal over enkele weken zijn, wanneer we weer opengaan.’
Hij knikte, begreep het, en verbeet zijn teleurstelling.
Tijdens hun stage ontvangen leerwerknemers hun leefloon plus een euro per gewerkt uur. Wanneer de stage na een maand succesvol wordt afgerond, mogen ze een contract tekenen waardoor ze hier, naargelang hun leeftijd, een jaar, anderhalf of twee jaar kunnen werken en krijgen vanaf dat moment een maandloon. Ondertussen worden de opgebouwde vaardigheden geregeld geëvalueerd. Op het einde van het traject stellen we samen een C.V. op en kijken mee uit naar geschikte jobaanbiedingen op de reguliere arbeidsmarkt.
Maar Nesar moet nu nog even wachten voor zijn traject van start kan gaan.
Hij reageert niet op de berichten in ons WhatsApp groepje van kringloopmedewerkers dus bel ik hem op.
‘Hoe gaat het met je Nesar?’ Hij lacht. ‘Goed Rino, dank je. Morgen werken?’
‘Nee, nog niet, nog enkele weken wachten. Wat doe je thuis? Kun je je een beetje bezig houden?’
‘Een klein beetje. Met slapen en Facebook. En studeren’. Hij lacht nogmaals.
‘Nu ook corona in Afghanistan. Is nieuw daar, maar nu al meer dan tweehonderd mensen dood. Is gevaarlijke ziekte.’
Hij lacht overdreven luid, op het randje van krankzinnigheid. Ik snap het, hij is radeloos.
‘Ik moet naar buiten Rino, vrienden zien, is moeilijk! Hoelang nog wachten om te werken?’ ‘Ik weet het niet’, zeg ik.
‘Enkele weken. Maar niet veel langer. Denk ik.’
‘Jaaaa’, zegt hij en zucht dan, kort.
Het is een zucht vol ongeduld.

DUIT IN HET ZAKJE

Het zijn voor iedereen moeilijke tijden. Voor de mensen die nog actief zijn, en dan vooral in de zorgsector in ons land. Zij die op de barricaden staan, en de vijand elke dag weer in de ogen kijken. Maar ook voor diegenen die zorgen dat de massa niet van honger omkomt. Zij die de afval ophalen. De krantenwinkels en de postbedeling. De apotheken. Al diegenen die, al dan niet van thuis uit, nog steeds aan het werk zijn.
Tegelijkertijd werden veel mensen in alle sectoren willens nillens voor een bepaalde periode op non-actief geplaatst, al is nu nog onduidelijk voor hoelang. Dit, onder meer, omdat het niet mogelijk is om de situatie veilig te houden op de werkvloer.
Deze mensen hebben recht op een vervangingsinkomen. Voor de meesten is dat een werkloosheidsuitkering. Dat heeft financiële gevolgen, zo verliezen ze dertig procent van hun loon. Wie een maandloon van 2.000 euro heeft, houdt daar dus nog 1.400 euro van over. Veel gezinnen die het voorheen al moeilijk hadden om de eindjes aan elkaar te knopen, krijgen het nog moeilijker. Gelukkig zijn er tal van maatregelen die voor wat verlichting kunnen zorgen voor wie het echt moeilijk heeft, zoals een voorlopige opschorting van het betalen van een woonkrediet of enkele maanden respijt bij het betalen van de belastingen. Maar we moeten allemaal een duit in het zakje doen en iedereen lijkt zich daarvan bewust.
Behalve onze stervoetballers. Volgens de Gazet Van Antwerpen verdient een Belgische profvoetballer jaarlijks gemiddeld 338.007 euro. Maar de echte sterren van de grasmat verdienen soms zelfs een veelvoud daarvan, zoals Eden Hazard, die naar Real Madrid vertrok voor 130 miljoen euro en daar wekelijks 450.000 euro zou verdienen - aldus The Sun. Het is niets nieuws, we weten het al lang. Maar vandaag doet het nog meer pijn aan de oren dan anders, door de steeds weer terugkerende nieuwsberichten over de discussies die gevoerd worden, waarbij de profvoetballers het maar niet eens worden of ze wel iets, en hoeveel ze dan van hun maandloon willen afstaan gedurende de crisis.
Een volledig uit de hand gelopen situatie die krankzinnig aanvoelt in deze tijd en haaks staat op de berichten over de onmetelijke ellende en verschrikkingen van elke dag. Het zou een mooi gebaar zijn mochten onze profvoetballers hun ego's en hebzucht voor keertje eensgezind opzij kunnen schuiven, en nadenken over wat het woord 'sportief' ook alweer betekent: eerlijk en fair zijn, ruiterlijk en solidair. Zestien clubs in eerste klasse in België. Als de spelers de handen in elkaar slaan, kunnen ze samen grootse dingen doen voor ons land. Want zoals Het Laatste Nieuws onlangs uit de mond van Romelu Lukaku optekende: 'We leven in een egoïstische wereld. Ik vind dat wij vanuit het voetbal een voorbeeld moeten stellen en het volk moeten steunen.'
Nu de rest nog.

DE CORONA VAN 2 APRIL IN EEN NOTENDOP

Na de bijna bevlogen toespraak van Jambon gisteren, zitten we op het topje van onze stoel om er weer in te vliegen. Maar we moeten nog eventjes rustig blijven.
Hoelang, daar hebben we het raden naar, vooral nu de sterftecijfers weer verontrustend stijgen.
Dus bladeren we nog maar eens in de krant, in dit geval De Standaard, die eigenlijk net zogoed 'De Corona' zou kunnen heten. Zesendertig pagina's van de achtenveertig worden gewijd aan de crisis en de gevolgen ervan. Bij de resterende pagina's reken ik de puzzelpagina, de pagina met strips en colofon, de twee pagina's met de tv programma's voor vandaag, de sportpagina en de pagina met kennisgeving van overlijdens - hoewel die laatste twee, au fond, ten dele ook over het virus gaan.
Ik lees dat er zonder maatregelen momenteel meer dan 91.000 doden zouden te betreuren zijn in België, maar ook dat we wereldwijd op de derde plaats staan wat betreft het meeste aantal doden per miljoen inwoners.
Dat Maggie de kop van jut is in de mondmaskersaga die maar blijft voortduren. We wisten al dat haar onervaren collega geblunderd had bij een recente bestelling, en dat een voor noodgevallen bedoelde voorraad RRP2 maskers in zo'n slechte omstandigheden bewaard werd dat men ze twee jaar geleden diende te vernietigen, en helaas, niet opnieuw aanvulde.
Iemand zal daar op een dag voor opdraaien.
Maar wie dacht dat er momenteel eendracht zou zijn temidden deze crisis, nu er gefocust moet worden op het zoeken naar allerlei oplossingen en er vooral goodwill nodig is, lijkt eraan voor de moeite. Er zullen koppen rollen, corona of niet, nu ook de politie dreigt om te staken als er niet snel maskers beschikbaar worden gesteld.
Verder valt er te lezen dat het leger gisteren voor het eerst ingeschakeld werd voor het vervoer van patiënten wegens overvolle ziekenhuizen in Limburg.
Dat de familie van het twaalfjarige meisje dat stierf, diep teleurgesteld is en zich aan hun lot overgelaten voelt; dat verdomde rotvirus laat het voorkomen dat jonge besmette mensen geen risico lopen waardoor ze geen prioriteit vormen, en slaat dan alsnog op lafhartige wijze toe.
Ernaast: dat mensen die alarmerende ziekteverschijnselen gewaar worden, nalaten om zich naar de spoedafdeling te haasten; de enen om geen overbelasting te veroorzaken en de anderen uit angst om besmet te worden. Waardoor velen ernstige complicaties oplopen, soms zelfs met de dood tot gevolg.
Ik lees dat er een wildmarkt voor tests om een besmetting vast te stellen is ontstaan: meer dan tweehonderd soorten automatische tests zijn momenteel beschikbaar.
Goed nieuws, ware het niet dat door een nijpend tekort aan bijproducten in het labo van het UZ in Leuven 85% van de tests nog steeds manueel moet gebeuren, wat veel meer mankracht en tijd vraagt.
BNP Paribas Fortis probeert, na een reeds geslaagde poging in 2008, om zich opnieuw tot arrogantste van de klas te laten kronen door in volle crisis aan te kondigen om zichzelf nu dividend uit te keren voor het ronde bedrag van 1,9 miljard euro, hoewel de Europese Centrale Bank opgeroepen heeft om voorlopig geen winst uit te keren maar het geld beschikbaar te houden ter ondersteuning van de economie.
Op de linkerpagina staat dan weer dat Jambon gisteren, toen hij een nieuwe reeks maatregelen bekend maakte - tot ieders verrassing - wereldleiders als John F. Kennedy en Nelson Mandela citeerde, mannen die voor eendracht en samenwerking pleitten. Het is de pil die moet vergulden dat Jambon de dag voordien als Vlaams minister van Buitenlandse Zaken koos voor onthouding - een eerder symbolisch protest - tijdens de stemming over het vrijmaken van Europese noodfondsen bedoeld voor de zwaarst getroffen regio's door het coronavirus, dit evenwel zonder overleg te plegen met zijn regeringspartners.
In instellingen worden jongeren gek en boos op iedereen, en voelen zich oneerlijk behandeld door de strenge maatregelen.
In het algemeen slapen we slechter, zitten elkaar voortdurend op de huid - figuurlijk dan - zijn eenzaam of dreigen ter hervallen in oude verslavingen. Voor anderen is meer tijd voor elkaar en de kinderen dan weer iets positiefs.
Er is een hoopvol verhaal, van een man die al wat achter de kiezen had toen corona er nog eens bovenop kwam, maar die begin deze week naar huis kon.
Daarna is er een luikje 'na de crisis' waarin deskundigen proberen te voorspellen hoe ons leven er straks zal uitzien: we gaan elkaar minder of zelfs geen handen meer geven, ongerust opkijken telkens we iemand horen niezen, meer thuiswerken, meer gebruik maken van videoconferenties, onze schoenen uitdoen als we bij vrienden op bezoek gaan en gemakkelijker een mondmasker dragen als we ziek zijn en toch boodschappen moeten doen.
Trump heeft zijn versie nogmaals aangepast, misschien komt er ooit nog een boek van, Orban doet een gooi naar het woord van het jaar met 'coronadictatuur', en de VN noemen het virus de grootste uitdaging sinds de tweede wereldoorlog.
In Bangladesh dreigen miljoenen arbeiders in grote problemen te komen nu westerse modeketens hun geplaatste bestellingen weigeren te betalen, en vanuit de Griekse vluchtelingenkampen, waar 20.000 mensen langs alle kanten ingesloten zitten op een plaats die voorzien is op 3.000 migranten - in de steek gelaten door god en heel de wereld, kunnen we de komende tijd de vreselijkste beelden verwachten.
In enkele filialen van Delhaize braken er spontane stakingen uit toen bekend werd dat de coronapremie geen 1.000 euro zou bedragen zoals in Frankrijk, maar slechts 450, en de bouw ligt bijna voor de helft stil. Gelukkig staat ons geld dankzij het garantiefonds veilig op de bank. Best wel handig als je betrapt wordt wanneer je zonder geldige reden de weg opgaat: de politie heeft een terminal bij zodat je de boete van 250 euro meteen kunt overmaken.
Dikke Freddy heeft dan weer een idee om aan centen te komen en stelt voor aan Alexander De Croo om toch nog eens goed te schudden aan de boom met 700 schatrijke Belgen wiens namen op onverklaarbare wijze in de doofpot verzeild raakten nadat er nochtans een grootschalige belastingontduiking aan het licht kwam dankzij de Panama Papers.
Op de laatste pagina getuigt een huisdokter over zijn vrouw die als verpleegkundige werkt, hoe ze 's avonds elke keer weer naar het front trekt, een ware nachtmerrie. Over de onvoorspelbaarheid van de ziekte, en hoe stabiele patiënten plots een doodstrijd leveren. Over hulpeloosheid, beproevingen, oververmoeidheid en dat de hel bestaat: de dienst intensieve zorg.
En tot slot wijst de Nederlandse schrijver Ilja Leonard Pfeijffer er ons vanuit het noorden van Italië op, dat de stilte niet went.
Ziedaar, voor u: 'De Corona' van 2 april in een notendop.

BE SAFE IEDEREEN (CORONA 4)

Het is nog maar een anderhalve week geleden dat ik het traject voor het laatst aflegde, maar alles is anders nu. De lente trekt zich van de zachte lockdown niets aan en gaat gewoon verder met openbarsten. Er is bijna geen verkeer maar omdat ik geregeld achter een tractor blijf hangen, doe ik er bijna even lang als anders over om naar Avelgem te rijden. Het is vrijdag, halverwege de voormiddag, en bij de warenhuizen waar ik langs rijd, staan overal rijen mensen met winkelkarretjes aan te schuiven. Ook bakkerijen en slagers kondigen zich al van ver aan door de klanten die er voor de deur in file staan te wachten. In Wielsbeke is er politiecontrole, de wagen voor me moet aan de kant, ik mag doorrijden. In Anzegem zie ik een beer die opgehangen werd in een boom, zijn kop in een strop, en stel me voor hoe moegetergde ouders door het lint zijn gegaan.
De parking oogt verlaten. Een troosteloze aanblik die schril afsteekt tegenover de opnieuw tot leven komende tuin die er naast ligt, waar verschillende fruitbomen bloesems dragen en de magnolia op zijn mooist is. Waarschijnlijk voor het laatst, want nu het gebouw een nieuwe eigenaar heeft, zal deze tuin plaats moeten maken voor een parking.
Het is koud in de winkel, de verwarming is uitgeschakeld en er hangt een ijzige kilte in de grote ruimte. Alles staat hier nog net zoals toen ik de laatste keer vertrok. Ik hoor de duiven trippelen in de goten.
Ik kom de winkelgsm halen, en zoek de telefoonnummers van de medewerkers bij elkaar. Daarna rijd ik terug naar huis. Lange, lege straten. Een vrouw is haar ramen aan het boenen, iets verder schuurt een man de stoep. Overal witte lakens die hangen te wapperen. Ook in Oostrozebeke controleert een politie patrouille de weinige bestuurders die uit de andere richting komen.
Nu de coronacrisis aanhoudt, werd er centraal beslist dat elke kringloopwinkel via WhatsApp in contact probeert te blijven met zijn medewerkers. Om eens gedag te kunnen zeggen en op een eenvoudige manier informatie door te sturen. Maar vooral om te voorkomen dat kwetsbare en eenzame collega's wegkwijnen in deze opgelegde afzondering.
Eerst bel ik de medewerkers één voor één op om te horen hoe het met ze gaat. De meesten lijken in winterslaap en nemen niet op. Jan twijfelt nog om WhatsApp te installeren, hij is wantrouwig tegen alles wat met Facebook te maken heeft. Marjan is er ondertussen achter gekomen dat ze geen corona heeft, iets waarvoor ze vreesde nadat ze een dag met een vriendin optrok van wie later bleek dat ze besmet was. Arno verlangt om weer aan de slag te kunnen want 'als dat hier nog lang zal duren zal ik gek worden' zegt hij. Ali klinkt ontspannen, beheerst, zoals altijd. Ook met Jalal is alles goed. Bij degenen die onbereikbaar zijn, spreek ik een boodschap in. 's Avonds stuur ik een eerste bericht naar iedereen, dat de sluiting tot 19 april verlengd wordt, en krijg meteen enkele ok's terug, en 'be safe iedereen' van Lola. Het heeft bijna iets apocalyptisch.


WC PAPIER

Er staat een stevige wind. Het is zaterdagmiddag en ik trek de boodschappentrolley achter me aan naar de supermarkt. Dat ik er nu naartoe rijd, is geen toeval. Gisteren passeerde ik er halverwege de voormiddag en stonden er wagens aan te schuiven tot op straat. Ik reken erop dat de meeste mensen van traditie houden en rond dit tijdstip aan tafel zitten. Of dat klopt zal ik nooit weten, maar er is plaats zat. Ik heb al een hele tijd zin om weer eens Grieks te eten, maar gezien de omstandigheden, heb ik besloten om zelf mediterraans te koken. Het stelt niets voor, dankzij Meus. Hij weet het niet, maar in de keuken is hij mijn beste vriend.
Om te voorkomen dat we straks zonder zitten, check ik eerst de rekken met wc papier waar er een grote leegte wacht. Ook waar de azijn ooit stond, gaapt nog steeds een gat. En dankzij het mooie weer van de afgelopen dagen, valt er geen bag in box rosé meer te bespeuren. Maar voor de rest vind ik alles wat ik nodig heb. Griekse yohurt. Platte peterselie. Munt. Lemoentjes. Fetakaas. Venkel en waterkers. Een winkeljuffrouw maant me aan een mandje te nemen, of een winkelkar. Verrast wijs ik naar mijn meegebrachte trolley. Ze schudt haar hoofd en zegt dat dat niet telt. Want dat ze aan de hand van de winkelmandjes en winkelkarren controleren hoeveel mensen er zich in de winkel bevinden. Ze blijft staan, dus moet ik actie ondernemen. Aan kassa maken de klanten haastig overdreven veel plaats zodat ik gemakkelijk bij de mandjes kan.
Enkele winkelmedewerkers dragen een mondmasker. Zoals een kassierster die hier al jaren werkt en een rek aanvult in de gang waar ik moet zijn. Ik vraag haar hoe het gaat. Het is wat het is, zegt ze gedempt. En dat sommige mensen klagen dat bepaalde dingen niet te krijgen zijn, maar dat zij toch maar mooi thuis zitten terwijl wij (waarmee ze zichzelf en haar collega's bedoelt) moeten werken. Er mag maar één persoon binnen per tien vierkante meter, maar ze komen allemaal aan kassa en soms tegelijk, en dan geeft het niet dat iedereen zo dicht komt. Ja, er staat een plexischerm, zegt ze, maar dat is beperkt qua grootte. Ze zucht. Nu, zegt ze, waarna ze zwijgt en weer verder gaat met aanvullen.
Er zijn nog steeds citroenen. Knoflook. Gember. Zaken waarvan ik las dat ze schaars zullen worden. Er liggen ook halve watermeloenen, ingepakt in plasticfolie, en eventjes voelt het alsof het reeds zomer is en we alles gemist hebben.
Ik vind een fles Griekse wijn, 'Naoussa'.
De kassierster lacht vrolijk. Zij werkt hier het langst. Haar pensioen komt al in zicht. Ik vraag haar of ze het lastig vindt om nu te moeten werken. Ze schudt haar hoofd. Het is een beetje ambetant, zegt ze, dat je de hele tijd moet opletten dat de mensen niet te dichtbij komen. Maar dat ze haar werk graag doet. En dat ze blij is dat ze mag komen. Dat ze zich anders zou dood vervelen. Ze lacht.
Want dat dat toch ook een verschrikkelijk einde is.

DE VIER SIEZOENN UP ENE DAG

'Up dezelstn dag n gastroscopie en een coloscopie
zoa moejluk is da toch nie?
Voe téne meug je ne oolvn dag van tevoarn nietn eetn
En voe t andre eej ool ne héeln nacht up de pot gezeetn'
Die verpleegsters een gemakkeluk zeggn
binst da ze joen groen skortje up da bedde leggn
T is moa best da j van te voarn nie wit
oe da dat ier éegluk ool in mekoar zit
K moeste peizn an de skoan n entree van zukkne mega cinema
en an die oengezelligheid ne kée daj ton noa binn mag
moa were noa buutn goan is éen van d ellendigste diengn
T is duudluk dat n uutgang nie vele kan upbriengn
Voe diene docteur moe dat toch wok n twuk zyn
Troage skuuvnd met n derme, wuk goat n nu were vienn
Ne filme dat n ool duust kéern zag
Woa da j zwéetnd van wakker komt moa ton binst n dag
Oftewel: 'Four seassons in one day'
lik of da diene gast van Crowded House zei
Tis voe ooleman anders dus adviseern goa k nie kunn
moa miskien toch vroagn of da ze vanboovn willn begunn

REKENING

De wereld valt langzaamaan stil. Overal wordt de menselijke activiteit tot een minimum herleid. Want naast een uiterst besmettelijk en dodelijk virus blijkt Covid-19 ook te werken als een meedogenloos waarheidsserum; het virus floreert bij leugens en ontkenningen maar kent geen medelijden, het woekert koortsachtig verder. Bedriegers en idioten worden één voor één ongenadig ontmaskerd. Wereldleiders die de crisis stoer minimaliseerden of zelfs ontkenden en het economische belangen lieten voorgaan op de volksgezondheid, betalen nu de prijs. De clowns die de wereld regeren kunnen de klimaatcrisis verloochenen of negeren, maar Covid-19 straft onmiddellijk.
Boris Johnson liet op drie maart weten dat hij, coronavirus of niet, de handen van de mensen bleef schudden, 'als je je handen nadien maar wast, dan is er geen enkel probleem', zei hij, en op vijf maart opperde hij de mogelijkheid in het tv programma This Morning om het virus zijn gang te laten gaan, zodat de ziekte zich kon verspreiden onder de bevolking, en de klappen die het uitdeelde zo goed mogelijk op te vangen. Zodat het Verenigd Koninkrijk immuun zou worden voor de ziekte. Vandaag kwam het nieuws dat hij besmet is, en het is nog maar de vraag of dat geen strategische zet is. Donald Trump noemde Covid-19 begin maart dan weer een verzinsel van de Chinezen, dat gebruikt werd door de democraten om de komende verkiezingen mee te saboteren. Inmiddels is het aantal besmettingen er opgelopen tot 83.000, waarmee de Verenigde staten het epicentrum geworden zijn van deze pandemie.
Bolsonaro noemde het coronavirus eerst een fantasie, toen een samenzwering van de media en momenteel een klein 'griepje', en de lockdowns overdreven als maatregel. China probeert nu misschien de barmhartige samaritaan uit te hangen door cadeautjes uit te delen, maar de betreurde jonge dokter Li Wenliang, die het virus ontdekte en een waarschuwing de wereld in zond, werd 's nachts van zijn bed gelicht en moest een verklaring ondertekenen waarin het er op neer kwam dat hij nooit meer zo'n verzinsels publiek zou maken.
Of dichter bij huis: Jean-Marie Dedecker gebruikte termen als 'paniekzaaierij' en 'massahysterie' en zei dat 'het gezond verstand ontbreekt', waar hij dan weer gelijk in had, en Theo Francken had het over een 'pande-mietje' waarmee hij naar viroloog Marc Van Ranst verwees.
Laat ons hopen dat het geheugen de mensen wereldwijd niet in de steek zal laten, over enkele maanden, als het ergste met wat geluk achter de rug is, en dat de rekening gepresenteerd zal worden tijdens de volgende verkiezingen.

CORONAVERLOF

Gisteren blokletterde De Morgen op hun digitale editie bij het bekend maken van het aantal overledenen die dag: 'Ongehoord dat sommigen dit als een alternatieve vakantie zien.'
De quote komt van Yves Stevens, professor sociaal recht aan de KU in Leuven. Wie toegeeft dat hij van de opgelegde stilte en de rust geniet, moet zich dus schuldig voelen. Zo typisch Belgisch. We worden aangemaand om thuis te blijven. Niet bij elkaar te komen. Afstand te houden. Je ziet je geliefden door het raam, of via videochat. Het nieuws is versmald tot één thema.
Mensen proberen de tijd door te komen. Sommigen blijken heel creatief in het maken van filmpjes waarin het gezin figureert. Een vorm van gedag zeggen tegen familie en vrienden. Schrijvers lezen live voor uit eigen werk of uit boeken van andere schrijvers. Cabaretiers delen stukken van shows, of verzinnen er nieuwe. Muzikanten maken liedjes. We trekken ons plan.
G. gaat halve dagen werken. Omdat zij in de zorgsector zit, blijft ze voorlopig aan de slag. Ik ben thuis en verdoe mijn tijd met lezen en schrijven. Ontspanning met Laurent Binet, en zijn nieuwe boek 'Beschavingen'. Spanning met de magazines en de kranten. Ik was vroeger al verslaafd aan het volgen van de actualiteit, het is nu nog erger. Opiniestukken, interviews, samenvattingen, commentaren, dagboeken, brieven, columns, analyses; kortom, lezen en herlezen tot je er gek van wordt. Daarna de afwas doen. Wat opruimen in huis. Een was insteken of uithangen. Een beetje werken in de tuin. Ik heb mijn vinylplaten eens op volgorde gezet. En daarna weer lezen in het boek van Binet, onder mijn strooien hoed, in het zonnetje. We komen zo weinig mogelijk buiten, en enkel voor het hoogstnoodzakelijke. Het is grote kuis in onze diepvries. We zijn creatief met bijna niets.
We kunnen niet anders, we maken er het beste van. Zo kan ik me heel goed bezig houden. Ik heb me nog geen moment verveeld. Naast al dat lezen ben ik ook nog aan het schrijven. Ik beschouw mezelf als een geluksvogel want ik ben niet getroffen door deze ziekte, en niemand van mijn geliefden op dit moment. Het is verschrikkelijk voor wie het wel zo is, en ik besef zeer goed dat dit ook voor ons snel kan veranderen. Maar voorlopig kom ik de tijd door zonder verscheurd te worden door verdriet, of doodziek te zijn. We kunnen niet naar etentjes, een optreden of een voorstelling of op café maar het zij zo, we moeten ons gelukkig prijzen dat de overheid hier ingegrepen heeft, en niet zoals in sommige andere landen, een deel van de bevolking opgeeft voor immuniteit. Ondertussen proberen we het leefbaar voor elkaar te maken. Thuisblijven is nu een noodzakelijk kwaad. Dus doe ik alsof het vakantie is.

OUDE KRANTEN

Ons wc papier raakt op. Het is nog niet dramatisch: er hangt een half rolletje in het toilet in het atelier van G., een drie kwart volle rol in de badkamer boven, en een pas begonnen rol in het toilet, hier beneden. Daar moeten we het voorlopig mee doen. Dus nog geen code rood, maar er mag niets misgaan of we zitten in de shit.
Vorige week dinsdag kwam ik op weg naar huis voorbij een supermarkt waar ik snel nog even binnenliep.
Ik had het hier en daar al gelezen, en er ook filmpjes over gezien op sociale media. Dat mensen massaal begonnen waren met hamsteren; handzeep en pasta, maar vooral toiletpapier. Dat laatste leek zo bizar én gek, dat er allerlei filmpjes met winkelkarren bedolven onder grote verpakkingen wc papier over circuleerden, die tientallen, honderden keren gedeeld werden.
De woordvoerders van de warenhuizen en overheidsinstanties wisten te melden dat dit nergens voor nodig was, dat de consument geen schaarste hoefde te vrezen. De voorraden pasta, handzeep en toiletpapier waren zo groot dat ze lange tijd onafgebroken aangevuld konden worden.
Maar daar stond ik dan, oog en oog met de werkelijkheid. De rekken oogden angstaanjagend leeg. En plots was er dat miserabele gevoel van onrust, dat voorspelde dat toiletpapier nu snel een voorkeursbehandeling zou krijgen op mijn prioriteitenlijst. Zonder te overdrijven natuurlijk, we zijn maar met zijn tweeën dus met een pak van vier of zes rollen kunnen we weer een tijdje weg. Maar bij een volgend winkelbezoek moest ik dan wel zo'n pak aan de haak zien te slaan.
Vanmorgen was het zover.
We zijn gezegend met een warenhuis dicht bij de deur. De mensen die het uitbaten, hebben het in de jaren dat zij gerant zijn, uitgebouwd tot een huis van vertrouwen. Het fruit lijkt net geplukt en de sla komt zo van het veld, er is een grote afdeling bier en wijn, en verder hebben ze alles in huis om er het overgrote deel van de recepten van Meus mee te bereiden, dus wat wil je nog meer?
Ik had verwacht dat ik mijn beurt ging moeten afwachten, aangezien er een beperking gold van één klant per tien vierkante meter, maar de parking stond maar voor de helft vol met wagens en ik kon meteen doorlopen. Ik had een lijstje in mijn hand met de zaken die we nodig hadden, zoals koriander, broccoli, mosterd en kikkererwten, maar ik toog eerst en vooral naar het rek met wc papier. Ik kon mijn ogen niet geloven: er was geen enkele rol te bekennen. Ook de voorraad keukenpapier was volledig uitgeput. Ik stelde me voor hoe de klanten, diep ontgoocheld, overgeschakeld waren op keukenrollen. Hoewel ernstig, verdrong ik de gevoelens van paniek. Want zoals ik al zei, het water stond ons thans nog niet tot de lippen.
Ik haastte me naar de kassa. Vroeg zo rustig mogelijk of er nog toiletpapier was. De kassierster keek op. Ik schrok. Was dat medelijden in haar ogen? Tegelijk zag ik overal spottende blikken.
'Oei!' zei een man waarbij zijn opengesperde ogen wegdraaiden terwijl zijn vrouw hun aankopen op de lopende band zette.
'Moest je interesse hebben, ik heb nog een stapel oude kranten thuis…'
Een lachsalvo brak los onder de met de nodige afstand aanschuivende aanwezigen.
Ik hoorde de kassierster in de verte nog iets zeggen over leveringen en morgen, en het volgende ogenblik stond ik weer op straat met mijn lege boodschappentas. Nu had ik ook de andere goederen niet mee.
Maar geen zorgen. Morgen kom ik gewoon terug. Rustig blijven. En tot slot misschien nog deze oproep aan al wie dit leest: bent u in het bezit is van één of meerdere oude kranten, geef me een seintje of, als u zich in een vergelijkbare situatie bevindt, hou ze zelf, en koester ze. Maar gooi ze voorlopig niet weg.

NU WETEN WE OOK WAT HET IS, OM FAMILIE EN VRIENDEN NIET TE ZIEN, OM DAGEN IN AFZONDERING TE SLIJTEN (CORONA 3)

Het is de laatste dag dat de winkel open is, maar dat weten we nog niet. De noodregering moet nog gevormd worden, en dat zal pas in de namiddag gebeuren. 's Avonds zullen de nieuwe, noodzakelijke maatregelen bekendgemaakt worden. Maar de kringwinkels zullen die richtlijnen niet afwachten, en tegen de middag komt het bericht dat ze unaniem besloten hebben om alvast tot 5 april te sluiten.
Nu is het nog ochtend en hoewel je kunt voelen dat er één en ander te gebeuren staat, begint de dag zoals gewoonlijk met het aansteken van de lichten. De grote ventilatorkachels blazen de warme lucht reeds door het gebouw. Ik schakel de computers in. Breng het kleingeld naar de kassa. Daarna zet ik koffie.
Hoewel het opvalt dat de één voor één binnenkomende medewerkers er niet echt gerust in zijn, hangt er tegelijk een uitgelaten sfeer. Naast elke bezette stoel staat er een leeg exemplaar. Ik leg nog eens uit wat je allemaal zelf kunt doen om het virus niet op te lopen. Spontaan vullen de collega's aan. Ze weten het ondertussen wel.
Lola is eerst nog naar de Aldi geweest.
‘De mevrouw aan de kassa zei me dat ik met mijn kaart moest betalen, ze was bang om besmet te worden met cash geld.’
‘Ja, dat is ook normaal hé Lola, het is een manier om contact te vermijden. Straks gaan we hier ook een bordje aan de kassa plaatsen om de mensen te vragen zoveel mogelijk elektronisch te betalen.’
‘Ja, maar toen ik betaald had wou ze me nog een kasticket geven. Ik heb haar bedankt en gezegd dat ze haar papiertje mocht houden!’
Jalal wil ook iets zeggen. Hij steekt een heel verhaal af, terwijl hij alsmaar droeviger kijkt en met zijn hoofd schudt. En tenslotte zwijgt.
'Wat is er aan de hand, Ali?'
'Jalal zegt dat papieren voor zijn familie nu in orde zijn en dat zijn vrouw naar Pakistan is geweest om de laatste documenten af te halen.'
'Dat is toch goed?'
'Ja, maar toen zij aan de grens kwam, kon zij niet meer verder. Alles is gesloten, door virus. Hij al twee jaar wachten Rino, veel problemen met papieren. En nu is alles geregeld maar kan familie niet komen door corona!'
'Nog eventjes doorbijten nu, Jalal. In China begint alles traag opnieuw op gang te komen, daar hebben ze het ergste ondertussen gehad. Binnen enkele weken zal de situatie er in de rest van de wereld ook heel anders uitzien, de moed niet opgeven nu.' Ali vertaalt. Ik weet dat niemand kan voorspellen hoe het die rest van de wereld zal vergaan, men hoopt het beste en vreest het ergste. We moeten afwachten, vragen dat iedereen voorzichtig is en erop vertrouwen dat de richtlijnen iets uithalen. Het enige wat we verder kunnen doen is elkaar wat morele kracht inspreken.
Er ligt nog iets op Ali's lever.
'In Iran ook veel corona Rino. Elke dag mensen sterven, maar geen dokters in ons dorp. Veel oude mensen dood.'
'Hoe weet je dat Ali?'
'Ik chat met mijn papa en mama. Zij maken putten in de grond en gooien kalk over dode mensen.'
Het is stil in de winkel. Van onze veiligheidsadviseur hebben we via mail ook een reeks nieuwe richtlijnen gekregen, strenger dan die van vorige week. Ontsmetten aan kassa wordt vervangen door het dragen van wegwerphandschoenen. Er is ook een handleiding beschikbaar hoe je die handschoenen aan en uit moet doen. We mogen kleefband aanbrengen op het tapijt waardoor de klanten aan kassa anderhalve meter afstand houden, wat, zo blijkt iets later, niemand doet. De klusjesploeg zal ook nog langskomen om een scherm in plexiglas op de winkeltoog te plaatsen tussen de kassamedewerker en de klant. Enkele collega's die achteraan in de sortering werken, zijn zo bang dat ze om een mondmasker vragen.
Het helpt niet dat ik uitleg dat de maskers enkel nut hebben als besmette mensen ze dragen. Dat het enige dat zin heeft, afstand houden is, en geregeld je handen wassen.
Ik heb nog een doosje met stofmaskers liggen, net genoeg exemplaren voor alle medewerkers.
In de voormiddag is het enkel Ali die er eentje draagt. In de namiddag komt de één na de andere een masker halen en tegen sluitingstijd zijn ze met vijf. Ze doen hun werk daarna even ernstig als gewoonlijk maar spreken met gedempte stemmen. Alsof het allemaal normaal is.
In de voormiddag hebben we een vijftal klanten, een fractie van wat er gebruikelijk langskomt. Een man neemt een stapel boeken mee.
'Ik was te laat om naar de bibliotheek te gaan, ze zijn daar tot vijf april gesloten. Dus kom ik hier eens kijken.' Hij kiest enkele dikke pillen uit: 'De ontdekking van de hemel' van Harry Mulisch, 'Honderd jaar eenzaamheid' van Gabriel Garcia Marquez en 'Middernachtskinderen' van Salman Rushdie.
Tegen de middag krijg ik het voor alle winkels af te printen ontwerp met de reden en de aanvangsdatum van de sluiting. Dat is vanaf de volgende dag. Een bejaarde dame staat achter me en leest vol verbazing de aankondiging terwijl ik ze aan de buitendeur bevestig.
'Jullie gaan toch niet sluiten?!'
'Natuurlijk wel mevrouw. We verwachten dat België in navolging van Frankrijk, Spanje en Italië in lockdown gaat. Of volgt u het nieuws niet misschien?'
'Het nieuws… Dat is toch altijd hetzelfde. Overal miserie… Ik ben gestopt met daarnaar te kijken. En nu zijn ze erin geslaagd om de hele wereld gek te maken! Zeg eens eerlijk, vind je het ook niet allemaal een beetje overdreven?'
'Zeker niet, men kan momenteel niet voorzichtig genoeg zijn. Weet u dat u zich door uw leeftijd zelfs in de grootste risicogroep bevindt?'
'En wat moet ik dan? Thuis blijven misschien?' Ze wacht het antwoord niet af en loopt door, de winkel in.
Weer iemand die er nog niets van snapt. Vermoedelijk door schade en schande wijs geworden, maar vandaag is oud en achterdochtig helaas de perfecte formule voor meer coronaslachtoffers.
Nadat we de melding krijgen dat de winkels sluiten verandert alles. We gaan over tot de grote kuis, net zoals we doen als het verlof voor de deur staat: de keuken wordt helemaal gereinigd, de diepvries en koelkast worden leeggemaakt en uitgewassen, de vuilnis wordt weggebracht. Ik stuur de fiche's van de medewerkers door naar de verschillende OCMW's zodat de uitbetaling straks kan gebeuren en breng alles in gereedheid om de maand af te sluiten, alleen de cijfers van vandaag moeten er straks nog bij, na sluitingsuur.
Blijkbaar hebben enkele klanten op sociale media gelezen dat het voorlopig de laatste namiddag is en dat de winkel sluit. Ze hebben nog snel hun auto volgeladen met spullen. Een stel heeft hun bestelwagen tot de nok gevuld. Een forse man met een baard schuift breed glimlachend de zijdeur open. Hoe graag Jan en Jalal de goederen anders ook tegemoet lopen, vandaag is het met enige tegenzin. Je kunt zien dat ze er niet echt gerust op zijn, ook al dragen ze handschoenen en gaan de eigenaars enkele meters verder staan. Vooral bij Jan zit de angst er diep in, ik merk het al de hele dag; als iemand een stap vooruit zet, deinst hij achteruit.
Na het uitladen loopt het stel uit de bestelwagen nog even in de winkel rond.
'Dus jullie gaan straks dicht?'
Zoals gewoonlijk heeft Arno zijn eigen filosofie over de gang van zaken.
'Aja, ze kunnen het niet enkel houden bij het verbieden van de plezierige samenkomsten, en de mensen alleen maar het genot ontzeggen hé.'
En dan lacht hij die brede, ontwapenende lach van hem.
Ik vraag me af wat die jongens nu gaan doen, vooral onze nieuwkomers dan. Thuis zitten, wekenlang in onzekerheid afwachten. Ze kennen hier niemand, hebben geen opvangnet. En besef dan dat we momenteel allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Nu moeten we noodgedwongen ondervinden hoe het is om je vrienden niet in het echt te kunnen zien of niet bij je familie op bezoek te kunnen. Om je zorgen te maken over je geliefden. Om je dagen in afzondering te slijten. Straks leven ook wij hier in ballingschap. De enige manier waarop we elkaar nog kunnen ontmoeten, is via Messenger, of WhatsApp. Nog nooit hebben mensen elkaar zoveel digitaal opgezocht. Ik hoor iemand op de radio zeggen dat hij zijn ouders soms wekenlang niet ziet, maar nu elke dag eventjes digitaal gedag zegt.
'Moeten we echt niet tot halfzes werken?'
Elke dag sluit iemand anders om halfzes met me af, en is de rest om vijf uur klaar met werken. Om de één of andere reden willen ze vandaag tot halfzes blijven, alsof ze het einde nog even willen uitstellen. Het is lief maar nergens voor nodig. Maar ik wil wel nog een foto met de ploeg, aan de vooravond van ons coronaverlof. Eventjes komen we iets dichter bij elkaar, iedereen met zijn mondmasker aan.
En daarna gaan we meteen weer iets verder van elkaar staan, nemen afscheid, wensen elkaar het beste en gaan uiteen.


MIDNIGHT SUMMER DREAM

Een gat in nacht in de Combi. Obelix lig neevnst Tjoole te sloapn in ne toet up n droad versleetn, geskeurde zeetle, Toane angt nog mè n, ool lange verskoald, vierde van n witteke an toog, Stoffel en Huplyk zyn héel van de planeete, t is oast nie meugluk da z up die stoel bluuvn zittn lik of da ze weg en were goan, Skelle kan nie stoppn mè babbeln - zeg moa zoagn - teegn Sirre die ort mè zyn éen oare en mè zyn ander noa Bartje Léluk.
Je kryge t were nie over zyn erte voe te sluutn.
Lik oolsan up da eure zyn t sjuuste nog de tjooloars die overskytn, en k zyn der wok by; ool zit der moa ne man of tiene mée, k bluuve ploatn droain. En ton komm Sirre by my stoan, je lacht ool zyn vorte tann bloat en je vist uut zukne bak diene maxi van de Stranglers, en je betovert in éne kée héeln boel en je besmet my voe oolsan mè n virus woa da k nie wille van geneezn.
T is dertig joar geleen en k zyn nie de grotste fan van The Stranglers, moa diene Midsummer Night Dream van tien minuutn noalf kruup nog ookn oender me vel en oole kéere zitte k were by Sirre, en dat nie woare dat n pottezwort is, nen kiesak van de boovnste planke, k zoen èm ne pieper kunn geevn - minsn, ik zoage die vint géern - in die curieuske boite woa dat n an verbouwd ee toet da t byna inviel, by ool die roare kwibuusn woavan dat nilt vandoage ool in de groend zit...


10.000 STAPPEN IN MEULEBEKE

Kurt Vandemaele stond hier plots aan de deur. Misschien zegt dat u niets, Kurt Vandemaele die aan de deur staat. Maar in het verleden stond Kurt Vandemaele aan de deur van veel mensen bij wie u en ik bijvoorbeeld nooit aan de deur zullen staan. Zoals de deur van Robert Altman. Steven Spielberg. De vandaag wat omstreden deur van Woody Allen. Sommige deurbellen kende hij op den duur van buiten. De deurbel van David Lynch bijvoorbeeld. Die deur liep hij plat. David Lynch moest op een bepaald moment zelfs een nieuwe deur laten installeren.
Ik ga ze nu niet allemaal opnoemen, de deuren waarvan hij het adres gekregen had. Maar laat me het erop houden dat het er veel waren. En dat Kurt er altijd welkom was. De eigenaars van die deuren maakten open en staken Kurt een whiskey'tje in de hand, lieten hem lurken aan een dikke Cubaanse sigaar, en boden hem de beste plaats aan in hun gemakkelijkste zetel. En daarna vertelden ze hem hun leven, onverbloemd. Ik las die ontboezemingen. Hoe hij het onderste uit hun kan wist te halen! Soms kende ik de acteur of de regisseur niet eens, maar het was van Kurt Vandemaele, dus: ik las. Kortom, ik was een fan.
Adressen en deuren, ze beheersten op een bepaald moment zijn leven. Vandaag niet langer. De adressen kunnen hem gestolen worden. Maar hij is nog steeds verslaafd aan deuren. Van die deuren die hem toevallig opvallen. Hij zoekt ze op, tegenwoordig liever iets dichter bij de deur. En als ze hem bevallen, belt hij aan. Hij hoeft niet eens te weten wie er woont. En op een avond, enkele dagen geleden, stond hij hier dus aan de deur…


PAARD VAN TROJE

We zien het in films en series, en we lezen het in boeken. We noemen het fictie maar ineens is het echt. De wereld is in staat van beleg. Het is geen klassieke oorlog die uitbreekt door ontevreden burgers die overal in opstand komen of regimes die elkaar de globe rond bekampen, en ook vanuit de ruimte hebben we momenteel niets te vrezen. Het is ons eigen monster dat hier uit onverschilligheid ontstond, gewoon, omdat het kon.
Omdat we in een wereld vol fake news en complottheorieën leven, wantrouwen we alles wat er in de media verschijnt en heeft het eventjes geduurd voor we onze belager serieus gingen nemen. Zodat het, daarnet nog een nieuwsfeit uit China, inmiddels om ons heen sluipt. En nu er iemand uit onze omgeving in het ziekenhuis ligt, zijn we wakker geschrokken, ineens overtuigd van de ernst van de situatie.
We keren in gedachten terug naar mogelijke besmettingsmomenten, maar houden daarmee op omdat het zinloos is, en we peilen bij onszelf hoe we ons nu eigenlijk voelen. Hoesten we meer dan anders? Hebben we pijn in de keel? Voelen we ons vermoeid?
We besluiten het beste te hopen, maar omdat het een onzichtbare vijand is waarmee we te maken hebben, moeten we er nu van uitgaan dat we misschien al aangevallen werden, dat de vijand zijn leger inmiddels via ons heeft uitgebreid en we nietsvermoedende strijders zijn geworden, op zoek om slachtoffers te maken. Dat we nu allemaal paarden van Troje zijn, die de tegenstrevers binnenbrengen op plaatsen waar ze op hun eentje niet kunnen raken.
De vijand vergroot zijn terrein immers dankzij gastheren die de tafelschuimers onbewust en net daardoor zo doeltreffend, als een geurloos parfum verspreiden; als een vuurspuwende draak blazen zij de onzichtbare bezetter in alle richtingen om zich heen. Dus moeten we actie ondernemen, onze voetafdruk nu letterlijk zo klein mogelijk maken, ons terugtrekken en massaal uitzieken wat er misschien niet is.
Het voordeel van maatregelen treffen om anderen zo goed en zo kwaad mogelijk tegen onszelf te beschermen terwijl we eigenlijk niet weten of we wel ziek zijn, is dat zij ons ook niet langer kunnen besmetten. Want we willen straks zo graag met zijn allen dat boek lezen, die film of serie zien waarin de grote ramp die op ons afkomt, door een wereldwijde eensgezindheid - ongelofelijk toch? - bedwongen wordt.
Dus roepen we ons wereldleger toe: 'Ter plaatse rust!'

ZIEK ZIJN IN TIJDEN VAN CORONA (CORONA 2)

‘Mesjeu, ik veel ziek. Vanmorgen moeten overgeven, gisteren veel wc! En hoofdpijn nu… Ik denk corona!’
Het is werkbespreking, Jalal zit er bleek bij. Hij begrijpt niet waarom sommigen, vooral de jongeren, nu moeten lachen.
‘Collega’s, iedereen reageert anders op nieuws rond het coronavirus. Sommigen worden bang, anderen denken dat ze sterk genoeg zijn om het aan te kunnen. Maar in de media kunnen we lezen en horen hoe het steeds dichterbij komt, dus is het eigenlijk maar normaal dat Jalal zich zorgen maakt. Het is beter om voorzichtig te zijn. Als je je ziek voelt, is de kans klein dat het corona is, maar het is niet onmogelijk. En veel van onze klanten zijn bejaarde mensen, de meest kwetsbare groep voor deze ziekte. Dus moeten we ook aan hen denken en als we ons ziek voelen, thuis blijven en de dokter verwittigen.’
Jalal zwaait met zijn arm, wil nog iets zeggen.
‘Qui mesjeu, maare… Dit is niet voor lachen. Ik denk dit is echte coronavirus uit China. Ik zondag naar Brussel gegaan met trein en daar Chinezen in station…’ Een bezorgde rimpel nestelt zich in zijn voorhoofd.
‘Je voelt je ziek Jalal, maar de kans is klein dat het corona is. En jij bent een jonge man, deze ziekte is vooral gevaarlijk voor oudere mensen. Wat ga je doen? Ga je naar huis om de dokter te bellen?’
‘Qui mesjeu.’
Hij vertrekt. Even later brengen Ali en ik een kast naar buiten.
‘Echt, altijd zo hé met Jalal. Hij denken altijd slechtste. Hij pijn in hoofd maar komt door hele tijd op YouTube naar filmpjes kijken over corona!’
‘Hij is bang Ali, en hij is niet alleen. Veel mensen zijn bang.’
‘Ik ben niet bang, Rino.’
De volgende dag, ’s morgens.
‘Dag Jalal, je bent al terug. Wat heeft de dokter gezegd?’
‘Dokter kijken met apparaatje en zegt geen corona.’
Opnieuw begint iedereen te lachen. Jalal kijkt verstoord.
Hij zegt enkele dingen tegen Ali, die eerst nog lachend reageert, maar het klinkt steeds bitser.
‘Wat zegt Jalal, Ali?’
‘Hij zegt dat het niet om te lachen is. En dat als hij nu misschien geen corona heeft, maar dat hij het nog steeds kan krijgen. En jij zegt dat ziekte is vooral gevaarlijk voor oudere mensen, maar ook veel jonge mensen in China zijn dood.’
Het wordt stil.
Hij heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat hij het nog steeds kan krijgen. Erger nog, het zou zelfs kunnen dat hij besmet is want het apparaatje van de dokter dient enkel om de lichaamstemperatuur te meten. Bij een echte test duurt het enkele dagen voor de dokter weet of je corona hebt. Maar elke dokter moet nu noodgedwongen methodes hanteren om mensen, die niet ziek maar bang zijn, gerust te stellen.
Enkele dagen later is Ali ziek, de eerste keer in een half jaar tijd. Hij belt op, klinkt bedrukt. Dat hij niet zal komen en naar de dokter gaat.
‘Ga je nog laten weten hoelang je thuis moet blijven van de dokter, Ali?’
‘Oké Rino.’
Een dag later is ook hij weer terug.
‘Dokter heeft getest met apparaatje. Hij zegt dat ik geen corona heb.’
‘Ik dacht dat je niet bang was voor corona?’
‘Maar ik ben niet bang! Is jij die zegt dat het gevaarlijk is voor oude mensen! En ik wil niet dat jij door mij ziek wordt!’ Hoofdschuddend gaat hij aan het werk.
Ik mag me gelukkig prijzen. Als ik me al eens oud voel, ligt de reden voorlopig nog steeds buiten mezelf.


MONSTERS

De wereld brandt langs alle kanten. De vluchtelingencrisis, het milieu, het coronavirus. Het lijkt alsof we in een spiraal zitten die steeds sneller draait, richting afvoerputje.
We hebben dringend regeringen nodig, overal ter wereld. Ernstige mensen die elkaar de hand reiken en proberen om samen, in het belang van onze aardbol en alles wat er op leeft, de juiste beslissingen te nemen. Die op zoek gaan naar oplossingen voor de problemen in de samenleving. Die ernaar streven het leven voor alle levensvormen leefbaar te maken. Die proberen om te verzoenen waar er verdeeldheid is, zodat er geen onnodig leed berokkent wordt.
Er is een grote kans dat u die dit nu leest, zit te grinniken. Of kwaad wordt omwille van zoveel naïviteit. Misschien bent u al gestopt met lezen.
Lang geleden keek ik bewonderend op naar hoe de grote mensen alles goed geregeld hadden. De maatschappij waarin we leefden, de wereld, hoe we het grote universum onder controle hadden. Een droombeeld dat afbrokkelde toen ik opgroeide en ouder werd; de funderingen onder alle verwezenlijkingen zakten één voor één weg, tot alles nog met ogen en haken aan elkaar hing. De dag dat het laatste beetje pellicule wegsmolt en er niets meer overbleef van die illusie, is ondertussen ook alweer een hele tijd geleden.
Het heeft me niet bitter of ongevoelig gemaakt of tot een gefrustreerd wezen getransformeerd zoals zoveel mensen van mijn leeftijd of ouder. En ik lees nog steeds de krant.
En in iedere krant van de laatste weken lijken we op het diepste punt aanbeland. Elke dag worden we gewezen op die miljoenen mensen die als speelbal dienen voor een machtsstrijd tussen mogendheden. De wereld kijkt werkeloos toe hoe ze dag na dag worden afgemaakt door mensen die de geschiedenisboeken zullen ingaan als de grootste monsters van deze tijd. Boeken die we later hoofdschuddend zullen lezen. Wie de barbaarsheden ontvlucht, komt in een nieuwe hel terecht. Ze zijn nergens welkom en worden overal als paria's behandeld. Want iedereen is bang dat hij of zij zal moeten helpen, bijdragen, iets zal moeten afstaan. We zijn allemaal zo verschrikkelijk bang om iets te verliezen.
Als twintiger werkte ik in een fabriek met een oudere man die een eenvoudig theorietje over de mensheid had. Volgens hem kon je ze in vier soorten indelen, het betrof een combinatie van intelligentie en goedheid.
Zo had je goeie maar domme mensen. Zij stonden op de vierde plek, de laagste trede van de ladder. Ze vormden het ideale kanonnenvlees in tijden van oorlog. In tijden van vrede lieten ze de fabrieken optimaal draaien.
Een trapje hoger had je de slechte domme mensen. Deze mensen bereikten iets meer in het leven, omdat ze geen scrupules hadden. In gunstige omstandigheden slaagden ze er zelfs in om kleine criminele imperiums te creëren en veel leed aan te richten vooraleer hun roemloze ondergang, mede dankzij de goeie slimme mensen, die op de tweede plaats stonden.
Deze mensen dachten na over de wereld en probeerden er, tegen beter in, een betere plek van te maken.
Soms beperkte dit zich tot hun directe omgeving, maar evengoed bevonden zij zich aan het hoofd van organisaties die poogden om iets uit te maken in het grotere geheel. Het kwam erop neer dat ze de enigen waren die in staat bleken om druk uit te oefenen op de laatste groep die op nummer één stond, jammer genoeg tevergeefs. Hij vond de goeie slimme mensen de grootste losers van de vier. Gelukkig bestond de kans dat ze dankzij frustratie muteerden, en tenslotte deel gingen uitmaken van de slechte slimme mensen.
Want dit was de groep waar hij naar opkeek.
De groep die alle anderen manipuleerde en het verste kwam. Misdadigers die, vrij van een moreel kompas, in alle richtingen probeerden om hun macht en positie uit te breiden. Zij waren de groep die de massa domineerden en de wereld regeerden.
Een beetje simplistisch misschien, maar tegelijk is er iets van aan. De wereld van vandaag lijkt in handen van narcisten en dictators die erop uit zijn zoveel mogelijk buit binnen te halen.
Het punt is, we zijn gewoon eeuwige amateurs die steeds weer in dezelfde vallen trappen of putten vallen. We onthouden en leren niets. De wereld draait op testosteron en geld.
Ondertussen lees ik de krant en bloedt mijn hart.

WATERBOY

Een kleine dertig jaar geleden ging ik op een gezegende dag naar de Billboard in Roeselare en kocht er 'Room to Roam' van The Waterboys op cd.
The Waterboys waren toen nog niet dat instituut dat ze vandaag geworden zijn, maar een stelletje jonge, zoekende muzikanten. Niet voor een gat te vangen leidde hun muzikale reis, die zijn wortels had in de new wave en punkrock, via country en blues tot diep in de Keltische folk.
Toevallige ontmoetingen onderweg resulteerden in tijdelijke collaboraties en een bont, getalenteerd gezelschap, stuk voor stuk bezielde, multi-instrumentalisten die niet bevreesd waren voor een experimentje min of meer. Avonturiers, die muziek aten en ademden en elkaar - in de nasleep van de Fisherman's Blues tour, de concertreeks die volgde op het vorige album - op het podium opzweepten tot een grandioze muzikale orgie.
Het ensemble bestond uit de oorspronkelijke Waterboys uit die tijd, met Steve Wickham op viool, Ant Thistlethwaite op de sax en de mandoline, Trevor Hutchinson op de bas en Mike Scott op piano en gitaar, aangevuld met fluitist Colin Blakey, drummer en percussionist Noel Bridgeman, en de piepjonge, accordeonsensatie Sharon Shannon.
Eind 1989 gingen ze met z'n allen samen wonen in Spiddal House, in het Ierse County Galway, waar The Waterboys eerder het 'Fisherman's blues' album opgenomen hadden. Vier maanden lang zouden ze er - begeesterd door dat ongerepte landschap daar in het westen van Ierland, de magie die in en om het oude landhuis hing, en volledig in de ban van de Keltische cultuur - jongleren met polka's, zeemansliederen en traditionele folk. Daarbovenop een flinke scheut psychedelica; Sgt. Peppers van The Beatles en Donovan maakten deel uit van de vaste soundtrack tussen de repetities en de opnames door. Er werd gegoocheld met achterwaarts afgespeelde geluidsfragmenten, gespreksflarden, lachende menigtes, geroezemoes in een pub, een Dixieland-band, meeuwen en aanrollende golven, in combinatie met die aangrijpende, romantische teksten van Mike Scott die er zijn zuiverste stemgeluid voor boven haalde. De schepping heeft de tand des tijds met glans doorstaan en is tot op de dag van vandaag nog steeds het album in mijn collectie waar ik het gelukkigst van word. Hoog tijd om de vinylplaat in huis te halen, dacht ik…


EEN HUIS LEEGMAKEN

‘Nog één keer en dan is alles weg’.
Ze kreunde terwijl ze een overvolle wasmand neerzette. We wisten het al: ze wou die mand terug. De eerste keer begrepen we niet goed waarom; er zat een groot gat in onderaan het ding. Maar toen ze de tweede keer opreed, parkeerde en begon uit te laden, werd het ons duidelijk. Want ook al zit er een gat in, bij opruimacties is zo’n mand goud waard.
Toen ze in de late namiddag voor de derde keer onze laad en los zone achteruit op manoeuvreerde, geradbraakt uitstapte en haar kofferdeksel omhoog veerde, zuchtte ze: ‘Ja jongen, en ik ben nu nog maar halverwege de kelder…’.
Ondertussen komt ze al de hele week, drie, vier keer per dag opgereden met een wagen volgeladen met spullen.
 Haar moeder is twee weken geleden overleden en ze maakt het huis leeg.
‘Heel confronterend, al die dingen waar je mee bent opgegroeid, afvoeren. Het leek toen nog alsof het voor altijd was.
Ik weet nu al dat ik veel van die zaken ga missen, maar je kunt toch niet alles houden? We zijn er met de hele familie doorheen gegaan en sommigen hebben nog iets meegenomen als herinnering aan haar. Een kleinigheid.
Ik heb de fruitschaal gekozen. Ik herinner me nog het moment dat we die kochten bij een pottenbakker tijdens een reis in Spanje. We waren nog kinderen.’
Ze nam haar lege manden en liep terug naar haar wagen.
Het was overmacht natuurlijk, het huis moest leeg, maar toch keken we vol bewondering toe hoe ze het volhield, dag na dag, de wind trotserend, de regen negerend.
Toen het einde in zicht kwam, zakte het tempo een beetje en werd ze nostalgisch. Af en toe vertelde ze iets over de spullen, zoals over die vleesmolen die maar één keer gebruikt was geweest. Haar vader had het idee opgevat om zelf hoofdvlees te maken. Daarvoor had hij op zekere dag een varkenskop meegebracht naar huis. Toen hadden ze die vleesmolen aangeschaft. Het was een traumatische ervaring geweest voor de hele familie.
Of over het schilderij, ‘ik heb het altijd in onze inkom weten hangen. Het leek wel vergroeid met de muur. Maar pas toen ik het wegnam, drong het tot me door dat ons moeder echt weg was. Ik heb het altijd een verschrikkelijk ding gevonden, en nu…’ Ze pakte het op en keek er eventjes naar.
‘Maar ik kan het onmogelijk mee naar huis nemen, mijn man zou me niet meer binnen laten!’
Het regende de hele week. Met onze regenjassen aan hielpen we haar uitladen.
‘Mijn vader is maar vierenzestig geworden. Onze kinderen waren nog klein toen hij stierf. We wisten niet eens dat er iets met zijn hart was.’
‘En uw moeder, hoe oud is zij geworden?’
‘Honderd jaar en twee maanden.’ Ze keek naar me, om mijn reactie te zien.
Ik beantwoorde aan haar verwachtingen door zonder dat ik het besefte zachtjes tussen mijn tanden te fluiten.
Ze lachte, hielp haar manden leegmaken in de juiste bakken en vertrok.
Bij haar volgende bezoek kwam ze op ons laatste gesprek terug. Het regende nog steeds en het water drupte van haar regenjas. Vanonder haar regenkap keek ze me aan.
‘Maar ons moeder heeft de laatste twee jaar wel veel pijn gehad. De dokter zei dat het onomkeerbaar was, en alleen maar erger zou worden. Een jaar voor ze stierf hebben we de papieren in orde gebracht voor euthanasie. Maar toen ze zover was, bleek ze mentaal niet meer helder genoeg om de uitvoering te bevestigen. Ze heeft nog een heel jaar moeten afzien. Het was verschrikkelijk. Ik hoop echt dat ik dat zelf nooit moet meemaken.’
‘Maar ze was dus in orde met haar euthanasie-aanvraag?’
‘Ja, maar omdat ze zoveel pijn had kreeg ze morfine toegediend en daardoor was ze mentaal sterk achteruitgegaan.’ Ze zuchtte.
‘Ja, het is moeilijk hé. Je moet een datum bepalen voor je eigen dood terwijl je nog goed bent, maar dan is het misschien nog te vroeg. Maar als je wacht, kan het te laat zijn. Toen ze enkele dagen geleden eens een helder moment had, en de dokter net in de kamer was, heeft ze het hem nog eens gevraagd, of beter: ze smeekte hem, of hij haar alsjeblieft, alsjeblieft vrij wou laten. Ze huilde van de pijn. Ik voelde me zo machteloos. Maar ik zag dat het hem geraakt had. En toen heeft het niet lang meer geduurd.’
Ze bleef maar oprijden met die volgeladen wagen.
‘Ja, iedere keer denk ik dat het de laatste keer is. Maar dan trek ik weer een deur open van een kamer waarin nog kasten staan, en blijken die ook volgestouwd met spullen.’
Een andere keer: ‘Ik had één en ander opzij gezet voor enkele familieleden, maar ze hebben zich bedacht. Maar nu denk ik dat het toch echt de laatste keer is.’
Ze trok haar regenkap over haar hoofd en liep naar haar wagen. Het sneeuwde.
En daarnet zag ik haar opnieuw in de verte. Ze hield haar hoofd schuin achterover om me beter te kunnen zien vanonder die regenkap, haalde haar schouders op en ze lachte terwijl ze een mand met spullen naar binnen bracht.

UITSTEKEND EXCUUS (CORONA 1)

Het jonge stel bleef rondhangen in de boekenafdeling, op veilige afstand van de kassa. Ze waren hier een groot uur geleden aangekomen en hadden sindsdien geïnteresseerd alle boekenplankjes overlopen.
Om vijf uur waren de collega's klaar met werken, en om twintig na vijf liep ik door de winkel om de resterende kooplustigen eraan te herinneren dat de winkel over tien minuten zou sluiten. Het duo knikte, zonder me aan te kijken.
De jongen had halflang, blond haar en een baardje die zijn jonge gezicht iets meer mannelijkheid moest verlenen. Hij was vermoedelijk ergens begin twintig. Ik had hem hier al eens eerder gezien.
Het meisje leek iets jonger, misschien achttien, met donkerblond, lang haar. Ze was een stuk groter dan hem. Ze had een vrolijk gezicht met kuiltjes in de wangen als ze lachte, iets wat ze de hele tijd deed met vrijwel alles wat hij zei.
Haar gezicht stond rood van de opwinding. Af en toe keken andere aanwezigen op of om, om te zien wat er daar eigenlijk aan de hand was.
Kortom, het vuur brandde aan weerszijden.
De andere klanten rekenden hun aankopen af, op de radio begon het journaal van halfzes. Het coronavirus had het tot hoofdbericht gebracht. De nieuwslezeres wist ons te vertellen dat er wereldwijd al meer dan tachtigduizend mensen besmet waren geraakt.
Uiteindelijk kwam het duo voor me staan. De jongeman legde de twee boeken die hij wou kopen op de winkeltoog.
'Haar Orgasmeboek' van Goedele Liekens en de geïllustreerde 'Kama Sutra' van Lance Dane.
Ik bewonderde het gemak waarmee het jong stelletje de boeken kocht, en kampte tegelijk met een aanval van melancholie. Hier stond ik, met deze vrolijke, piepjonge mensen, die zo waanzinnig verliefd op elkaar waren dat het voor de omstaanders bijna niet te harden was. Ze bevonden zich pas aan het begin van hun leven. De zwaartekracht had nog geen vat op hen.
Ik telde de prijs voor de twee boeken bij elkaar, de jongeman haalde zijn portefeuille uit zijn jaszak. De jonge vrouw hield hem bij zijn arm vast, waardoor hij een beetje moeite had om het geld tevoorschijn te halen, en hij keek haar met een glimlach aan. Maar zij stond ongeduldig te trappelen, en leek niet door te hebben dat ze hem in zijn bewegingen hinderde.
Ik gaf terug op een briefje van tien euro, hij nam de boeken, het kleingeld en het kasticket, en bedankte terwijl ze naar de deur liepen.
Ik volgde hen op een veilige afstand, om af te sluiten. En bedacht dat het Coronavirus ons eigenlijk een uitstekend excuus bood om ons eens enkele weken af te zonderen met een paar boeken. Al dan niet in goed gezelschap.

VAN ONZE WAARNEMERS IN DE KRINGLOOPWINKEL

Het is zaterdagochtend, nog tien minuten en het werk begint. Iedereen zit in gedachten verzonken. Jalal opent een zakje van de bakker en presenteert de opening aan Ali die er eventjes in kijkt en er dan een boterkoek uit vist. Even later zitten ze met malende kaken voor elkaar, de blik op oneindig. Plots kijkt Ali me aan.
'Heb jij het nieuws gehoord, Rino?'
'Wat voor nieuws?'
'Amerika zal papier tekenen met Taliban zodat oorlog in Afghanistan stopt.'
'Dat heb ik gehoord op weg naar het werk. Maar er werd ook gezegd dat er eerst een week met minder geweld moet zijn.'
'Ja, nog tien procent oorlog in plaats van honderd!' Ali's beruchte, bulderende lach breekt los en vult eventjes onze keuken. Dan vertaalt hij, nog steeds lachend, voor de nieuwsgierig kijkende Jalal wat er zonet gezegd werd.
'Wat is er zo grappig?'
Ali's ogen worden groter terwijl hij naar de tafel kijkt, alsof hij daar zoekt hoe hij dit allemaal uit kan leggen.
'In Afghanistan zijn er in 2014 presidentsverkiezingen geweest. Ghani won de verkiezingen. Maar Abdullah Abdullah zegt dat hij is winnaar en de uitslag niet juist. Amerika komt helpen en zegt dat Ghani nieuwe president is. In september 2019 nieuwe verkiezingen. Abdullah Abdullah zegt opnieuw hij is winnaar, maar regime en Amerika zeggen uitslag is nog niet geteld. Vijf maanden Rino, om uitslag te tellen! En dan, zij zeggen Ghani, kandidaat van Amerika winnen en weer president.'
Ali knikt naar me, om te kijken of ik nog mee ben. Ik knik terug.
‘Maar Abdullah Abdullah zegt dat de uitslag is niet juist en hij ook regering zal maken. Nu twee regeringen in Afghanistan, officiële en niet officiële!’ Hij schudt zijn hoofd en vertaalt alles voor Jalal.
'Dus, wat zeg je nu? Dat er met de verkiezingen geknoeid is?'
Ali haalt zijn schouders op, en vertaalt mijn vraag voor Jalal, die eveneens de schouders opsteekt.
'Ik weet het niet. Ik denk uitslag nooit juist. Want allemaal maffia.' Hij maakt een gebaar met zijn hand waarmee hij suggereert dat hij geld in zijn binnenzak stopt.
Maar er zijn geen binnenzakken aan onze kringloopwinkeltrui.
'Is Abdullah Abdullah een goede kandidaat voor jou?'
'Er is geen goede kandidaat. Allemaal corruptie. Niemand denkt aan de mensen in Afghanistan.'
'Maar is het niet goed dat er vrede komt?'
'Vrede is alleen op papier, Rino. De oorlog in Afghanistan duurt al meer dan veertig jaar!' Hij zucht. Jalal begint te praten, zijn stem gaat omhoog, omlaag, zijn armen zwaaien heen en weer. Ali knikt.
'Jalal zegt, grote probleem is dat Taliban is niet één man. Taliban zijn veel groepen. En al deze groepen willen baas zijn, maar niemand is grote baas. Daarom kunnen zij niet zeggen dat oorlog één week stopt, want niemand spreekt voor allemaal. Daarom zeggen zij nog tien procent vechten. Maar wat is tien procent vechten? Wie controleert? Er is geen controle. Niemand kan controleren. Dat papiertje alleen maar goed voor Amerikaanse president.'
Hij lacht, en vervolgt dan fijntjes, met een stillere maar ook hogere stem, 'en alle mensen in Afghanistan weten dat! Voor deze mensen blijft alles zelfde.'
Opnieuw schudt hij het hoofd.
'Het zal niet stoppen door papiertje met Amerika.'
We zitten in de keuken van de kringloopwinkel in Avelgem, ver weg van de onderhandelingstafels. Maar soms lijkt het alsof we vanop de eerste rij zitten toe te kijken.
Ali knikt kort naar me, maar deze keer niet om te zien of ik nog mee ben. Gewoon om te bevestigen. Hij heeft gezegd.
Daarna nemen ze allebei opnieuw een hap van hun boterkoek.

ARNO,

Was dat schrikken, ondertussen alweer ruim een week geleden, op weg naar mijn werk in de kringloopwinkel. De nieuwslezer zei plots dat je doodziek bent. En het was geen geheim wat voor ziekte het was: pancreaskanker. Tijdens de rest van de dag werden er op verschillende media allerlei specialisten bijgehaald om de tijd die je rest te berekenen. Het kwam erop neer dat je amper twaalf procent kans maakt om het nog vijf jaar uit te zingen op planeet aarde.
Op Klara herhaalden ze het ieder uur. Ik hoopte dat de radio bij je uitstond. Twee dagen daarvoor pas hadden ze je met een 'lifetime achievement award' bedacht tijdens de uitreiking van de MIA's; ik werd er bijna cynisch van.
Tijdens de werkbespreking 's morgens kwam je ter sprake. Onze Belgische medewerkers waren zo mistroostig dat onze nieuwkomers nieuwsgierig naar je werden. Ik beloofde om een kennismakingslijstje voor ze te maken op Spotify, en speelde het deze namiddag in de winkel af. Het bleek perfecte kringloopwinkelmuziek! Iedereen werd er welgezind van. Een bejaarde dame kwam me zowaar zeggen dat het deugd deed, Arno te horen. En zocht toen in onze cd bakken naar cd's van je. Maar die komen hier maar zelden binnen en worden daarna nog altijd uitgevochten, Arno.
Sinds ik het slechte nieuws over je ontving, ontsnap ik geregeld met mijn teletijdmachine. Zo keerde ik een keertje bijna veertig jaar terug, naar 1981, toen ik nog in Zarren woonde en in Diksmuide naar de vakschool ging. Ik zat in mijn eerste jaar metaal. Veel mooie herinneringen heb ik niet overgehouden aan die tijd, ik voelde me er niet op mijn plaats. Maar op een vrijdag maakten we een grote wandeltocht, de hele school stapte mee. We waren vroeg in de namiddag vertrokken en ondertussen alweer op de terugweg. Iemand had een kleine transistorradio op batterijen mee en ik kan die golf van intens geluk en vreugde die door me heen stroomde nog steeds voelen, toen de bas van 'Ohlalala' inzette, de nieuwe single van je toenmalige, kersverse groep T.C. Matic.
De Belgische bands schoten in die dagen als paddenstoelen uit de grond maar T.C. Matic oversteeg ze allemaal met die eigenzinnige, bezwerende rock. Tekstueel stelde het soms niet zoveel voor, maar veel woorden had jij ook niet nodig. Gewoon die krols jankende grom die dieper bleek dan menige roman en nu eens knetterde in mijn hoofd en dan weer kietelde in mijn buik. Ik leefde honderd procent mee met dat groepje dat het, daar was ik van overtuigd, helemaal zou maken.
In 1983 of 84 ging ik voor het eerst met vrienden kijken naar een optreden van je groep T.C. Matic in Diksmuide. Een iets oudere vriend die net zijn rijbewijs had, reed. Op de weg van Zarren naar Diksmuide stonden we doodsangsten uit toen hij aan hoge snelheid auto's inhaalde. Tegenliggers moesten geregeld uitwijken. Onze kersverse chauffeur leek het allemaal normaal te vinden, en wuifde laconiek onze bezwaren weg. Mietjes waren we! Maar we raakten heelhuids ter plaatse en het optreden met die band met zijn tonnen charisma zorgde ervoor dat we geen trauma aan het gebeuren overhielden. Hoeveel geluk moet je hebben dat de juiste mensen samenvallen? Ferre Baelen, Rudy Cloet, Serge Feys en Jean-Marie Aerts zorgden voor de meest jeukende muziek van dat moment, en jij die jankte en kermde en kreunde...
T.C. Matic stond dus op eenzame hoogte in mijn platenkast. Het nagenoeg perfecte album 'Apache' draaide ik kapot, het was het spannendste wat ik op dat moment kende. In 1985, toen ik achttien was, gingen we in Oostnieuwkerke wonen. Ik vond werk in een meubelbedrijf in Ledegem waar men kantoormeubelen maakte. Het was geen gemakkelijke tijd maar heb ik al vermeld dat muziek ervoor heeft gezorgd dat ik het allemaal te boven kwam? Daarom temeer was het zo erg die maandagmorgen, enkele maanden later, toen ik in die koude, armzalige kleedkamer stond, en daar in het nieuwsbericht hoorde dat de Belgische rockgroep T.C. Matic, op dat moment op tournee in Polen in het voorprogramma van Simple Minds, besloten had om ermee op te houden. Mijn wereld stortte op dat moment letterlijk in. Ik die ervan overtuigd was dat de Simple Minds op een dag in het voorprogramma van T.C. Matic zouden spelen...
Wist ik veel dat het toen eigenlijk allemaal nog moest beginnen. Op je eerste soloplaat bleef je nog wat in je eigen schaduw hangen, maar met 'Charlatan' sprong je als een duveltje uit een doosje tevoorschijn. De grillige, hoekige, avant gardische new wave en harde rock van T.C. Matic had plaats gemaakt voor meer funk en blues.
Het was omstreeks die tijd ook dat Vlaanderen aan de buis gekluisterd zat om je je legendarische garnaalkroketten te zien klaarmaken, in het kookprogramma 'Krokant' van de lichtjes, verbijsterd grinnikende presentator Nest Mertens. We hadden het niet door maar het was nieuwe televisie. Niet gedirigeerd door de wetten van tv land maar puur, recht uit het vuistje, een beetje zoals Woestijnvis het later opnieuw zou uitvinden. Wat hebben we plezier beleefd aan je interventies op de radio, die hilarische interviews waarin je, tussen de grappen door, nagels met koppen sloeg, of op tv, legendarische momenten zijn het, ze staan in mijn geheugen gegrift. Zo herinner ik me dat je het eens over dat stamelen van je had. Je zei dat je 'k k k klapte' zoals je grootvader 'p p p piste': 'i i i in snakstjes!'.
Het is waar dat ik het wat moeilijk had met je eerste soloplaten, dat ik moest wennen aan Arno. Maar gaandeweg werd me duidelijk dat je aan een oeuvre werkte, en als je vandaag terugkijkt naar wat je ondertussen allemaal uit je koker getoverd hebt, in die vierendertig jaar lange solocarrière, dan komt er een volstrekt authentiek artiest tevoorschijn, die schippert tussen rock, chanson, blues, funk en reggae, en die zijn muziek vooral besprenkelt met wat van onder zijn oksel, zoals je in 'Krokant' met die saus voor je garnaalkroketten deed, een snuifje van de Oostendenaar die nog steeds ergens diep in je zit, dat vleugje hoempapa, het volkse, die curieuze mengeling van West-Vlaams, Engels en Frans waardoor jij je muziek niet maakt maar bent, zonder compromissen. Je bent even authentiek als Jacques Brel en Serge Gainsbourg of als Tom Waits en Don Van Vliet, en eigenaardig genoeg kun je in beide gevallen ook gezien worden als de link tussen de twee.
Op het podium zwalpte je graag, alsof je jezelf geen houding wist te geven. Je cultiveerde je gestamel en die bezopen houding tijdens de bindteksten, maar bracht je de nummers strak zoals het hoorde. Ik zag je eens op het Cactus festival met Charles & Les Lulus, begin jaren negentig. Naar het einde van het optreden toe begaf ik me backstage - een tijdlang was ik freelance muziekjournalist - en ik weet nog hoe ik je stomdronken van het podium de trap af zag sukkelen, waarna je alsmaar rechter begon te lopen - een beetje zoals Kevin Spacey op het einde van 'Unusual Suspects', wanneer de loser met de klompvoet langzaam plaats maakt voor een gedistingeerd type die zijn zonnebril opzet nadat hij zonet de kluit heeft opgelicht - en hoe je toen naar die telefooncel in de backstage ruimte vloog om daar enkele ogenblikken lang met veel gezwaai met de armen een gesprek te hebben vooraleer weer naar het podium te lopen, op de trap opnieuw in die zatlap te veranderen om tenslotte ladderzat het podium te betreden voor het rondje bisnummers. Ik begreep het toen nog niet. Dat het gewoon hoorde bij de jongen uit Oostende.
Enkele keren, na één of ander concert in de AB, toen we nog iets gingen drinken in de Jazzclub Archiduc in de Dansaertstraat, voor we terug naar huis reden, zag ik je daar.
Eén keer stond ik naast je aan de toog. Duizenden dingen flitsten door mijn hoofd, het was lang geleden maar ik voelde me opnieuw machteloos als een klein jongetje, er was geen beginnen aan en toen stak je je Carlsberg even omhoog, alsof je met me klonk, en je knipoogde, alsof je zei: laat maar, ik weet het wel, je hoeft het niet te zeggen, en daarna grijnsde je je breedste grijns.
Dank je Arno, voor de vele keren dat ik je op het podium mocht zien, en voor al de mooie muziek. En proficiat met je 'Life achievement award', hoewel het ook een beetje wrang is dat je oeuvreprijs er nu pas komt. In 2002 werd je reeds geridderd in Frankrijk in de kunsten en letteren, in het spoor van David Bowie en Lou Reed.
Maar soit, beter laat dan nooit!
Enkele dagen geleden werd je geopereerd. Hoewel ik niet in wonderen geloof en weinig op heb met hoop als laatste toevlucht, hoop ik nu dat het universum met je is en de dokters een wonder hebben kunnen verrichten.
Ik wens je een spoedig en volledig herstel toe,
liefs,
Rino