zaterdag 18 september 2021

BOY GEORGE

Ik ving een bliek. Later leerde ik dat dit een bijnaam was voor de kolblei. Hij was ongeveer dertig centimeter lang en daarmee met voorsprong de grootste vis die ik ooit gevangen had. Ik haalde het haakje uit z'n lip en keek vol verwondering naar de vele variaties aan rode, grijs en blauwachtige kleuren in die op het eerste zicht kleurloze schubben. Het werd daardoor ineens ook de mooiste vis die ik van mijn leven al had gezien. In plaats van hem terug te werpen zoals ik gewoonlijk met de vangst deed, nam ik de bliek mee naar huis. Mijn moeder leek geen bezwaar te hebben. Later bekende ze dat ze niet geloofd had dat een dergelijke vis in een aquarium kon overleven.

Ze haalde een doorschijnend plastieken bakje van de zolder, dat zo'n veertig centimeter lang was. De bliek was heel blij met zijn nieuwe thuis. Hij leek niet te lijden onder het feit dat hij slechts een heel klein beetje voor- en achteruit kon zwemmen. Achteraf leerde ik dat je het met een vis eigenlijk nooit echt weet.
Hij belandde zonder mopperen bovenop de keukenkast, net onder het plafond. Omdat de bliek er in een enthousiast ogenblik niet per ongeluk uit zou kunnen springen legde ik een dubbelgevouwen stuk gaas over het bakje, en daarop een grote kei.
Telkens ik de visbak naar beneden haalde om schoon te maken, viel me op hoe warm het op die hoogte was. Het was een wonder dat hij het uithield in die hitte.
Om de een of andere reden moest ik altijd aan Boy George denken. Dat had waarschijnlijk met die kleurschakeringen te maken die zich openbaarden als je vanuit een bepaalde hoek naar hem opkeek. In het dik geschminkte gelaat van de zanger van Culture Club kon je, als je goed keek, ook alle kleuren van de regenboog onderscheiden. En dus noemde ik hem zo: Boy George.
In dat bakje bovenop de kast overleefde hij nog vier jaar lang.
Op een dag, toen ik zijn verblijf weer eens schoonmaakte, sprong hij zonder enige waarschuwing vanuit de emmer die op het aanrecht was geplaatst, in het warme afwaswater. Het succes van deze actie verraadde dat hij deze sprong lang van tevoren had gepland. Ik had er geen idee van dat hij zo ongelukkig was. De hele avond scheidde hij bellen af. ‘s Morgens stond er een laagje schuim bovenaan de bak. Mijn huisgenoten vonden het allemaal heel vermakelijk, maar voor mij was de grap er snel van af.
Boy George ging voor- noch achteruit. Hij verroerde zelfs geen vin meer.



KONING

De top dertig van zaterdag 22 november 1980 was nog maar pas begonnen of ze veroorzaakte reeds een hevige kortsluiting in mijn hersenpan. Het was iets na elf uur ’s morgens en de dampkap maakte zoals gewoonlijk een hels lawaai terwijl de vers gesneden frieten in de frietpot lagen te sudderen in het vet. Maar moeders nieuwe radio annex cassettedeck met aan weerszijden een gezond blozende luidspreker overstemde dit alles moeiteloos en wat begon als een akoestische folksong evolueerde naar harde rock terwijl de zanger het gepassioneerde relaas bracht van een date waarbij hij niet begreep 'why she walked like a woman but talked like a man'.

Zo maakte ik kennis met The Kinks en het bitterzoete 'Lola', hun omstreden nummer dat ze een decennium eerder hadden uitgebracht en dat toen voor enkele radiozenders niet door de beugel kon vanwege de suggestieve tekst waarin Ray Davies liet uitschijnen dat hij niet doorhad dat zijn ‘date’ een afspraakje met een travestiet betrof. Maar pas helemaal van de kaart was ik na een aflevering van Avro's Toppop waarin je de groep op tournee in de Verenigde Staten zag, in het Providence Civic Center in Providence, Rhode Island, en waar ze Lola brachten voor het meer dan tienduizend zieltjes tellende, uitzinnige publiek. Ray dolde eerst wat met de menigte waarna hij, zijn jongere broer Dave en de rest van de band de boel platwalsten. Wat moest het fijn zijn om zo'n oom te hebben!
Ik ging elke dag met de bus naar de vakschool in Diksmuide. Voor wie niet kon kiezen tussen hout en metaalbewerking, was er een jaartje voorzien waarin je kennis kon maken met beide vakken. Zo zaagde, vijlde en wreef ik een stuk hout tot er enkel nog een kraanvogel overbleef, en sneed, plooide en laste ik tot ik een metalen lantaarn bekwam die je aan de wand kon bevestigen en die licht gaf als je de stekker in een stopcontact stak. Van ver leken ze op de voorbeelden waarnaar we moesten werken, maar de vogel was niet helemaal symmetrisch en na een tijdje kwamen de laspunten van de lantaarn los. Nog steeds niet helemaal overtuigd koos ik uiteindelijk voor de richting hout en begon aan mijn tweede jaar.
Het maakte allemaal niets uit want het stond in de sterren geschreven dat ik de schoolbanken nog voor mijn veertiende verjaardag zou verlaten om via een leercontract stukadoor te worden in dienst van mijn vader. Maar op dit moment was niemand zich hiervan bewust want het idee had mijn vaders brein nog niet bereikt.
Toch was school die zaterdagmorgen niet meer dan een nare herinnering en dat dankzij deze koningen - lange tijd nam ik gewoon aan dat ‘kink’ een verbastering voor koning was, een beetje zoals wij in ons dialect ‘keunink’ zeggen. Later ontdekte ik dat de groepsnaam naar iets ondeugends en seksueels verwees. Toch denk ik nog steeds aan koningen als ik The Kinks hoor.
Toen deze godfathers van de Britpop alweer een tijdje uit de top dertig verdwenen waren kreeg ik voor mijn verjaardag een muziekcassette waarop het nummer Lola stond. Mijn enthousiasme temperde snel toen ik de cassette beluisterde; weg was de rock'n roll die van Lola zo'n sensatie maakte. Dit klonk helemaal anders, zo rustig, beheerst; was dit wel dezelfde groep? Ondertussen maakte ik kennis met 'Wonderboy', 'Autumn Almanac', 'Waterloo Sunset', 'Dead End Street', 'Dedicated Follower of Fashion'… Ik luisterde uit nieuwsgierigheid, uit ongeloof, en tenslotte omdat ik er maar geen genoeg van kon krijgen.
Die cassette heeft het uiteindelijk begeven maar het oeuvre van The Kinks kon niet meer kapot.
In 2002 kwam Dave Davies een spaghetti eten in het eetcafé dat ik samen met mijn vriendin uitbaatte. Dirk van 't Sjampetterke had hem meegebracht; Dirk bezat een vermaard muziekcafé in Roeselare en was nauw betrokken bij de programmatie van het Swung Festival waar Dave Davies met zijn band later die avond geprogrammeerd stond. De eeuwige strijd tussen de twee broers, Ray en Dave Davies, zowel verbaal als lijfelijk, had er jammer genoeg toe geleid dat ze elk hun eigen weg waren gegaan.
Er waren die avond opvallend veel onbekende passanten. Eén van hen vroeg de mythische gitarist, die met zijn lange jas en zwarte hoed op één van onze eetkamerstoelen plaatsgenomen had, om een gitaar te signeren ten voordele van een of andere benefietavond.
Sommigen beweerden nadien dat zoiets schering en inslag is, misbruik van de bovenste snaar, want dat zo'n gitaar daarna een fortuin waard is. Dat het ding, nog voor Dave Davies goed en wel het podium zou bestijgen, te koop zou staan op eBay. Het zal niet voor het eerst geweest zijn dat men al dan niet misbruik van hem probeerde te maken, maar onverstoord nam Dave Davies de gitaar aan en signeerde ze grootmoedig.
Ik heb de man die avond bediend maar niets gezegd over de invloed die hij met zijn muziek op mijn leven heeft gehad. Op zo’n momenten klap ik dicht. Waar moet je ook beginnen?
Maar dichter bij een koning ben ik sindsdien niet meer geraakt.



M

Ik was twaalf toen ik als door de bliksem werd getroffen door M, het Engelse one hit wonder Robin Scott, door wiens toedoen de wereld plots kleur kreeg dankzij 'Pop Muzik'; spastische electrodisco die tegenwoordig in de platenbakken bij de new wave terug te vinden is en waarmee hij naar eigen zeggen vijfentwintig jaar popmuziek probeerde samen te vatten: 'Eenie meenie miney mo'.

Scott kwam op het idee zich M te noemen toen hij door Parijs liep en die borden voor de ingang bij de metro zag. Hij worstelde met chronisch geldgebrek waardoor hij het met restjes studiotijd moest zien te rooien. Het zou maanden duren voor ‘Pop Muzik’ onze ether bereikte.
Maar tenslotte, ergens halverwege 1979, was het zover: M bestormde ons keukentje via een transistorradio die stoer in een zwart lederen etui stak, een driftig toestelletje bovenop de dampkap, zo klein dat het vloekte met de grootse intro waarmee het nummer ingezet werd. Gespannen wachtte ik elke zaterdagmorgen tijdens de top dertig, geduld dat week na week werd beloond. Tot de dag dat de batterijen het opgaven, natuurlijk net aan het begin van 'Pop Muzik', en precies op het moment dat ik in euforie een enthousiaste draai aan de volumeknop gaf.
Onderzoek leerde dat je het ding ook op de netspanning aan kon sluiten, maar moeder had de kabel opgeborgen. Logisch, want er zat toch geen stopcontact in de buurt waar het toestel stond.
Moeder was nergens te bespeuren en dat was misschien maar goed ook: ik nam de kabel van een ander apparaat, en met veel moeite slaagde ik erin om de aansluiting bij het radiootje naar binnen te wrikken.
Ik stak de stekker in een stopcontact, in de hoop terstond de rest van het nummer te horen maar het leverde alleen maar een doffe knal op waarna een zwaar verbrandde geur de ruimte vulde terwijl er kleine witte veertjes uit de hemel vielen, 'knick knack paddy wack!'. Alsof er een engel was gestorven.
De transistorradio stond nog een hele tijd op onze dampkap maar bleef voor altijd stil.



BRIEF AAN ARNO IN IEDEREEN BEROEMD

 Iedereen beroemd: Een brief van Rino aan Arno

Muziek zalft, verstrooit, geeft moed. In deze week van de Belgische muziek schrijft Rino een brief aan zijn muzikale held Arno, die - zonder het te beseffen- er altijd voor hem was. 

OMAR

De winkel is een half uurtje gesloten voor de middagpauze. Iedereen zit in stilte te eten. Omar's telefoon zoemt, hij brengt zijn oortjes in en praat dan zachtjes terwijl hij verder eet. Daarna doet hij een mondmasker om, komt overeind en loopt naar me toe terwijl hij het schermpje van z'n gsm toont. Ik zie een meisje achterin een wagen zitten, misschien een jaar of acht. Ze lijkt even verbaasd als ik door wat ze ziet en dan pas dringt tot me door hoe de vork in de steel zit; ik zwaai naar haar, Omar zegt iets in het Arabisch, het meisje trekt haar mondmasker omlaag en er komt een brede glimlach op haar gezicht. Het beeld schuift verder naar het iets grotere meisje dat naast haar zit.

'Dat zijn mijn twee dochters', zegt Omar, waarna hij er nog iets in het Arabisch aan toevoegt. Het tweede meisje zwaait naar me terwijl ze met haar vrije hand het mondmasker naar beneden trekt. Tegelijk zwenkt het beeld naar rechts waardoor er nu een peuter in zicht komt.
'Mijn zoon.’
'Wat heb jij mooie kinderen', zeg ik. Omar glimlacht, buigt het hoofd en loopt daarna van tafel naar tafel om zijn kinderen aan iedereen voor te stellen.
Hoe anders was het vorige week! Omar had toen zijn proefmaand met glans afgerond en kreeg een contract voor het komende jaar. Hij keek zorgelijk, hoewel ik hem had gezegd dat alles in orde was. Amber peilde hoe het met hem ging, je kon haar vriendelijke, geruststellende gezicht zo door haar mondmasker heen zien.
'Heel goed', zei hij. Daarna keek ze naar mij. 'En, ben jij tevreden Rino?'
'Zeker', zei ik. 'De eerste weken was Omar 's morgens vaak wat aan de late kant, het kwam soms op seconden aan. Maar we hebben het besproken en sindsdien is hij hier telkens tien minuten voor aanvang.' Amber lachte. 'Raakte je niet uit bed, Omar?' Verlegen sloeg hij de ogen neer.
'Ik sta elke morgen om zes uur op', zei hij. 'Neem een douche en dan ik koken. Daarna bel ik mijn vrouw. Wij praten maar tijd gaat snel en ik kom werken. 's Avonds ben ik om zes uur thuis. Ik eet nog iets, chat met mijn vrouw en ten laatste om tien uur, ga ik naar bed. '
'En doe je soms iets van sport? Lopen? Fietsen?'
Omar schudde het hoofd.
'Nee… Is moeilijk nu… Ik kan niet, veel problemen.' Hij zocht op het tafelblad naar woorden.
'De dag na morgen vertrekt mijn vrouw met onze drie kinderen vanuit Sadeh, waar ons huis is, naar Aden. Mijn broer gaat mee want een vrouw mag niet alleen reizen. Als ze arriveren, moeten ze een coronatest doen en dan kunnen zij enkele dagen later het vliegtuig nemen naar Egypte. Daar zijn ze veilig. Dan kunnen we procedure starten.'
'Hoelang zijn ze onderweg naar Adem?
'Aden, Rino, met een 'n'. Twaalf uur. Het is niet zover, misschien tweehonderdvijftig kilometer. Maar de wegen zijn slecht en zij kunnen niet snel rijden. Overal is controle door mensen met geweren. Zij willen niet dat iemand vertrekt.'
'Wie wil dat niet?'
'Ken jij Houthi's? Zij controleren alles. Zij willen president worden in Jemen en komen naar je huis. Jij moet samen met hen vechten, anders schieten zij je dood. Jij kunt niet kiezen. Zij zijn bang dat, als iedereen weggaat, de huizen leeg zullen zijn.' Hij zuchtte.
'Het was heel moeilijk om aan paspoorten te raken. Maar mijn vrouw heeft gezegd dat ze in Egypte naar ziekenhuis moet voor operatie. Daar had zij ook papieren voor. En zo is ze aan paspoort kunnen komen.' Hij sloot de ogen eventjes, en liet zijn blik dan heen en weer gaan tussen Amber en ik.
'Ik ben heel blij met mijn werk hier. Want ik moet geld naar mijn familie sturen.'
Die avond, toen hij de inhoud van zijn tas kwam tonen voor hij naar huis vertrok, liet hij een filmpje op zijn GSM zien.
'Kijk Rino, het vliegveld in Aden. Dit is in december.' We keken naar een groot plein waar er her en der vliegtuigen stonden. Daar tussenin liepen overal mensen. Plots klonk er een luide knal en iedereen begon te hollen. Een grote donkere wolk steeg op vanuit de luchthaven.
'Dit is het vliegveld waar mijn vrouw maandag het vliegtuig moet nemen. Deze beelden zijn van enkele weken geleden.' Hij veegde het filmpje weg.
'Ik zal blij zijn als mijn familie in Egypte is. Dan zal ik weer kunnen slapen.'
Normaal had hij die week opleiding aan de kassa. Maar dat hebben we uitgesteld. Zijn hoofd stond er niet naar.
De eerste dag dat Omar bij ons werkte, na het overlopen van de onthaalmap, haalde hij een magazine tevoorschijn. Het bleek een reisbrochure te zijn. Diep onder de indruk stelde ik vast hoe mooi het in Jemen was: de oude bergdorpen en historische steden, de woestijn, de sprookjesachtige paleizen en exotische stranden.
'Wat een prachtig land', zei ik.
'Dat was tien jaar geleden,’ zei Omar somber.
Wanneer ik opnieuw in de winkel kom, de pauze is bijna voorbij, zie ik hoe hij de verschillende productafdelingen via z’n telefoon aan zijn familie laat zien. De kledij, de meubelen, het speelgoed. Ik hoor de kinderen kraaien van plezier. Zij rijden momenteel ergens in een auto door Caïro. Hier, op de radio begint het nieuws. Jan loopt naar voor om de poort te openen.
Omar begeeft zich naar de kassa.

WEESGEDICHTEN IN AALST (MET DANK AAN REINOUT VERBEKE)

Aalst heeft een traditie van raamschilderingen tijdens carnaval. Utopia Aalst pakt nu voor #poezieweek uit met meer dan 100 (!) ramen met geletterzette gedichten. Alle 'weesgedichten', zoals ze werden genoemd, vonden via een website in amper zes uur een huis. Poëzie blijkt hier aanstekelijk als corona zelf. Ik koos - als ingeweken West-Vlaming - het gedicht van Rino Feys: 'Mocht het éesn zoverre komm'.

Rino is een fantastische schrijver-chroniqueur-dichter-performer (check 'Microkosmos' en 'Busmins') en een vriend van me sinds ik hem leerde kennen in Vzw Cultuurkapel De Schaduw. Het gedicht is zoals Rino zelf: rechttoe rechtaan. Eén beeld. Daarom raak. Hoe hij al verdriet inoefent, zodat het tenslotte slechts een koud kunstje wordt. Het dialect drijft de doorleefdheid op, en maakt het ook wat zangerig.
Mocht het éesn zoverre komm
Ge moeste n poar kommisjn doen
en kwiste da j binn n eure
were tuus gienk zyn
Moa kstelde mie voarn da j weg wos
voe ooltyd en k hoopte olene moa
da, mocht ut éesn zoaverre komm
da j up nen dag zoe weg zin voe ooltyd
dak my ton eevn gemakkeluk
voarn gienk kunn stelln da j up kommisje wos
en were tuus wos binn n eure



VOORBARIG OPTIMISME

Het zou een ongeloofwaardige verhaallijn in een high-tech thriller kunnen zijn, maar het is pure werkelijkheid: hoe de Amerikaanse Farmaceut Pfizer de wereld in een wurggreep houdt, ontelbaren tot de stervensdood veroordeelt, boudweg offert uit winstbejag. Die regeringen zonder verpinken afstraft en daarbij niemand enige uitleg verschuldigd is. Wat? Kunnen ze zes vaccinaties uit een flacon halen, in de plaats van vijf? Welk technisch rekenwonder bij de farmareus heeft de flesjes gemeten? Of zijn de vaccineerders wat te spaarzaam geweest?

Het optimisme van de zorgverlening en de beleidsvoerders heeft ons de das omgedaan. De vreugde omwille van het eerste lichtpuntje in een jaar strijden tegen een onberekenbare vijand is ons duur komen te staan. Het is niet de eerste keer dat Pfizer winst boven gezondheid plaatst; eind vorig jaar veroorzaakte de geneesmiddelenproducent grote verontwaardiging toen ze bekend maakten de octrooirechten voor zich te willen houden ook al kunnen ze jaarlijks maar aan een fractie van de wereldwijde vraag voldoen, en werd het vaccin mee ontwikkeld door het Duitse BioNTech dat hiervoor bijna een half miljard euro subsidie ontving vanuit Duitsland en de Europese Investeringsbank.
Wie voorbij een ongeval rijdt kan vervolgd worden wegens het niet helpen van een mens in nood. Wat met de geneesmiddelenindustrie, als die besluit de leveringen van een medicijn dat levens redt, moedwillig tijdelijk te staken, enkel omwille van de Yankee dollar, en zo de hele bevolking van een land in de kou laat staan?

HOPELOOS

Ik hoor dat Jalal bij het OCMW langs is geweest en daar in tranen uitgebarsten is. Voorts was hij naar verluidt erg vermagerd. Van wat hij snikkend vertelde werd niemand veel wijzer; in de acht maanden sinds hij zijn traject bij ons heeft afgerond, is zijn kennis van het Nederlands opnieuw naar het oorspronkelijk nulpunt teruggezakt. Maar we weten allemaal dat hij een gezinshereniging heeft opgestart en wacht tot zijn vrouw en twee kinderen zich bij hem kunnen voegen. Toen hij in de kringloopwinkel werkte, waren de kamers al ingericht en lag er speelgoed op zijn kinderen te wachten. Ze hebben een afspraak met hem gemaakt, deze keer in het bijzijn van Ali die dezelfde taal spreekt maar zich ook vlot in het Nederlands uit kan drukken. Ik heb met Jalal te doen en vraag om er bij te mogen zijn. Dat vormt geen probleem. De vergadering staat gepland voor de week daarna, op dinsdagmorgen.

Als ik mijn wagen parkeer, zie ik het tweetal net voorbij lopen. Ze zijn druk in gesprek en het duurt eventjes voor ze me opmerken. Na een hartelijke begroeting begeven we ons naar de vergaderzaal en luisteren naar het verhaal van Jalal. Om zijn vrouw en kinderen hier te krijgen heeft hij de hulp ingeroepen van een contactpersoon in Pakistan. Voor de prijs van tweeduizend euro zou deze man alles administratief in orde brengen. Ik herinner me dat deze afspraken plaatsvonden toen Jalal net bij ons werkte en dat het een hele krachttoer was om alles geregeld te krijgen. Van hieruit moest hij bewerkstelligen dat alle benodigde papieren tot bij zijn contactpersoon raakten. Nu blijkt dat deze het geld aannam maar de documenten links liet liggen.
Ondertussen is de situatie in de streek waar zijn familie woont, nog grimmiger geworden. De Taliban gaat er driest tekeer en tussen al het strijdgewoel door hebben ze ook daar met het coronavirus af te rekenen. In december maakte het Afghaanse ministerie van volksgezondheid bekend dat er op dat moment 50.536 besmette gevallen waren in het land, maar ook dat het werkelijke cijfer vele malen hoger lag omdat er weinig of niet wordt getest. Ali vertelt dat de mensen er sterven en begraven worden onder een laag kalk zonder dat er een dokter aan te pas komt. Gelukkig wil degene die Jalal bestolen heeft, de identiteitspapieren teruggeven. Aangezien verzendingen met de post niet te vertrouwen zijn, zal Jalals zwager in Afghanistan eerstdaags een reis maken naar Pakistan, door uiterst gevaarlijk gebied. Eenmaal zijn schoonbroer deze documenten terug in zijn bezit heeft, wordt een nieuwe procedure ingezet, deze keer via Iran. Dus moet er dan naar de Belgische ambassade in Teheran worden gereisd, opnieuw een moeilijke en riskante onderneming.
Dit betekent dat de hele procedure opnieuw moet worden opgestart. Alle benodigde papieren moeten terug verzameld en vertaald worden. Wanneer het dossier tenslotte compleet is, kan hij het indienen bij de dienst vreemdelingenzaken. De Belgische overheid heeft dan negen maanden om een besluit te nemen. En dat kost allemaal geld, véél geld. Jalal vraagt of hij opnieuw bij ons kan werken. Helaas, zijn traject is afgerond en daarna is het de bedoeling dat hij door kan stromen. Maar daar zit zijn gebrekkige kennis van het Nederlands bij in de weg. En door de coronacrisis kan hij geen lessen volgen. Dus zit hij thuis en kan alleen maar afwachten. We proberen Jalal moed in te spreken.
Ik beloof dat ik op zoek ga naar een laptop zodat hij online taalcursus kan volgen. En zeg dat hij niet moet wanhopen, alles is toch niet verloren? Ik hoor zelf hoe hol mijn woorden klinken. Maar hij knikt, het heeft hem zichtbaar goed gedaan om zijn verhaal te kunnen brengen. We spreken af om over drie weken terug samen te komen en zwaaien Jalal en Ali uit. Daarna praten we nog even na omtrent het opnieuw opstarten van de procedure. Ondertussen heeft de specialist ter zake van het OCMW zich bij ons gevoegd. Ze aanhoort het relaas en zegt tenslotte dat het waarschijnlijk allemaal vergeefs zal zijn, aangezien Jalals traject bij ons afgelopen is.
Want dat men ook zijn financiële situatie onder de loep zal nemen, en aangezien Jalal nu zonder werk zit, nooit zal toestaan dat zijn familie afreist wanneer hij niet over voldoende middelen beschikt om zijn gezin te onderhouden.

RAMON IS VERLIEFD

‘Rino, ik moet om vier uur weg!’ Ramon staat naast me onder zijn mondmasker te hijgen alsof hij een heel eind gelopen heeft. We bevinden ons halverwege de middag en hij heeft net zijn pauze genomen.

‘Jij werkt vanavond toch tot 17.30 uur?’
‘Ja, ik weet, maar ik kan niet blijven... It’s very important!’
‘Wat is er vandaag gebeurd waardoor jij nu plots vroeger naar huis moet?’
‘Vanavond moet ik trouwen!’
We staren naar elkaar.
‘Ramon, je maakt toch een grapje nu?’ Hij schudt het hoofd.
‘Neenee, vanavond ik trouwen met mijn vrouw.’
‘En dat weet je nu pas?’
‘Nee, ik weet van gisteren maar was nog niet zeker.’
‘Wacht eens Ramon, ik begrijp er niets meer van. Jij bent hier toch alleen? En je hebt altijd gezegd dat je geen vriendin hebt?’ Hij snuift verontwaardigd.
'Ik veel vrienden!'
'Nee, niet 'vrienden' maar 'vriendin'! Dat is het meisje waarmee je samen bent.'
‘Is arrangement van mijn mama. Met mama en papa van meisje.’
‘Woont je mama niet meer in Somalië?’
‘Ja, mijn mama is nog daar, en mama en papa van meisje ook. Zij wonen in ander dorp maar niet ver.'
'En waar woont dat meisje dan?'
'Hier, in Kortrijk. Is heel belangrijk voor mij Rino! Ik moet gaan!’
‘En heb je dat meisje al gezien?’
‘Nee, Rino.’ Hij kijkt ongeduldig, is niet akkoord met dit kruisverhoor.
‘En hoe oud is ze?’ Zijn ogen draaien naar boven, hij tuit zijn lippen terwijl hij op zijn vingers telt.
‘Zij is vier jaar jonger dan ik, dus zij is… twenty-two!’
'Je bent absoluut zeker dat het geen grap is?'
'Jaja, is niet grabje!' Hij klinkt geërgerd, maar herpakt zich dan en met een hand op het hart, de ogen dicht en zijn hoofd een beetje schuin zegt hij plechtig, 'tonight I am a married man!'
‘Oké Ramon, dat is in elk geval een goeie reden om verlof te nemen. Maar dan werk je de komende drie dagen telkens tot half zes, oké?’
Hij lacht z'n prachtige witte tanden bloot, die mooi contrasteren met de donkere huidskleur van zijn guitige gezicht.
‘Dank u wel Rino!’
Wanneer hij vertrokken is, komt Andy vragen of het waar is dat Ramon naar huis is om te trouwen met een vrouw die hij nog nooit gezien heeft.
‘Hoe kan hij van haar houden als hij niet weet hoe ze eruit ziet?’, mompelt hij hoofdschuddend.
De volgende ochtend zit iedereen vol spanning te wachten tot Ramon binnenkomt en ik begin al te denken dat we hem vandaag niet te zien zullen krijgen als de deur plots opendraait en hij gehaast naar de kleedkamer loopt.
Daar kleedt hij zich om, stopt zijn eetwaren in de koelkast, neemt wat koffie en gaat zitten. Doet zijn mondmasker af. Alles min of meer zoals gewoonlijk. Marjan heeft genoeg van de geheimzinnigheid.
‘En Ramon? Ben jij nu getrouwd?’ We krijgen zijn breedste glimlach.
‘Ja, ik ben getrouwde man.’
‘Heb je haar nu al mogen zien?’
‘Ja, I'm fortunate! Is heel mooie vrouw!’ Zijn blik krijgt iets dromerigs terwijl hij zucht.
‘Je bent verliefd,' zegt Andy, ‘Ramon is verliefd!’, en geeft hem een stomp tegen de schouder die onze bruidegom wankelend opvangt. Iedereen lacht, Ramon lacht mee waarbij hij verlegen de ogen neerslaat.
En terwijl we overgaan tot de orde van de dag vraag ik me af of het dan misschien toch mogelijk is dat twee eenzame zielen elkaar hier vinden, duizenden kilometers ver van hun geboortegrond, dankzij wat hulp vanuit het verre thuisfront.

BOEKDELEN

Misschien kunnen we van de epidemie gebruik maken om ons te specialiseren in het lezen van ogen. Want we krijgen al een hele tijd slechts een derde van iemands gezicht te zien dus moeten we leren hoe we meer halen uit wat er overblijft om te vermijden dat we steeds weer voor verrassingen komen te staan. Zoals wanneer iemand waarmee je staat te praten plots de ogen sluit; duidt dit erop dat de luisteraar geen interesse meer heeft in het gesprek, of is hij of zij gewoon vermoeid? Of als iemand demonstratief met de ogen draait; betekent dit dan dat hij of zij zich zwaar ergert aan wat er zich op dat moment afspeelt, of wil het zeggen dat je snel moet zijn om de persoon op te vangen omdat deze flauwvalt?

Gelukkig zijn dit eerder uitzonderingen en spreken ogen boekdelen. Daardoor kun je mensen wiens taal je niet spreekt toch begrijpen. Zo herken je meteen het ongeduld bij sommige wachtenden tijdens een druk moment aan de kassa. Honger, als we ’s middags in de kantine komen en Renata soep heeft gemaakt. Wanhoop bij de vluchtelingen op hun bootjes in het journaal. Verslagenheid bij de vrouw op de foto in de krant die haar gestorven kind in de armen houdt. Leegte bij mijn vader toen hij begon te dementeren.
Ogen liegen niet. De mond zegt wat het hoofd beveelt, maar de ogen zijn rechtstreeks verbonden met het hart. Bij sommige mensen kun je het gewoon zien als ogen en mond elkaar tegenspreken.
Het blijkt een universele taal want wie zich in bekwaamt, leest daarna ook gemakkelijker de ogen van dieren. Zoals het enthousiasme bij onze kitten in wiens ogen onze woonkamer een groot pretpark is. Terwijl ik vooral angst zag toen we haar enkele maanden geleden, piepklein nog, in huis namen. De bevroren ellende in de ogen van de muis die onze grote poes aan de achterdeur heeft gelegd, waar ze ons met een trotse blik zit op te wachten. De ontgoocheling en pijn bij onze hond, nadat we haar lieten steriliseren omdat ze constant last had van schijnzwangerschappen. De uitputting toen ze, zoveel jaren later, toch door kanker werd verteerd en we haar noodgedwongen moesten laten inslapen.
Maar ik herinner me ook een morgen in betere tijden, hoe schuldig ze keek waarna bleek dat ze de rest van het pakje melocakes in alle hoeken van de woonkamer had verstopt.
Wie de taal van de ogen beheerst, heeft aan een blik genoeg.

PIEPEN

Het jaar loopt op zijn laatste benen, over enkele uren begint het aftellen en kunnen we dat rampzalige 2020 - waarin het nu ook weer niet voor iedereen of het hele jaar door allemaal kommer en kwel was - achter ons laten, we hebben alles in huis voor een verrukkelijk feestmaal en zijn rijkelijk voorzien van drank maar een iets hebben we over het hoofd gezien; straks komt schoonvader nog eventjes aan de deur piepen, hij heeft de oudejaarsmenu voor twee personen hier achter de hoek besteld en komt dat zo dadelijk afhalen dus hadden we nu maar een goeie fles om mee te geven.

Want ieder jaar nodigen zij het nageslacht uit op oudejaarsavond, ieder jaar wordt de feestavond van weken ver voorbereid; soms staat het hoofdgerecht voor de laatste avond van het jaar al van in de zomer vast, werd de knoop doorgehakt tijdens een zwoele avond met een barbecue of een fietstochtje naar de Westhoek, helaas moeten ze de overgang van oud naar nieuw deze keer noodgedwongen alleen vieren en later vanavond, wanneer we digitaal zullen binnenkijken bij elkaar voor het aperitief, zien we dat de tafel er opnieuw fantastisch uit ziet en deze keer niet voor negen personen gedekt is zoals anders maar dus voor twee.
Wat ik hoopte te kunnen vermijden doe ik nu toch en hol om een fles oude jenever naar het nabij gelegen warenhuis waar ik van ver reeds wagens op en af zie rijden, gemaskerde mensen met dikke jassen brengen volle karren naar buiten terwijl anderen met lege naar binnen rijden, twee onafgebroken rijen alsof men de winkel aan het leegroven is en iemands karretje is tot halverwege gevuld met flessen sterke drank, ik vrees het ergste, een rayon met alleen maar lege schappen en loop snel binnen, ontsmet mijn handen in de inkom, neem een mandje waarvan ik het handvat ontsmet en slalom zo veilig mogelijk tussen de vastgelopen winkelkarretjes naar de drankafdeling die tot mijn verbazing echter nog steeds uitpuilt van het lekkers, misschien nog voller staat dan anders, en ik schuim de rekken af waarbij ik al bijna een delirium krijg, enkel door te kijken.
Ik kom met mijn aarden fles aan de kassa en probeer in te schatten waar ik nu het voordeligst aan kan schuiven, ik gok op kassa 4 en dat zou niet verkeerd geweest zijn ware het niet dat de bejaarde man die voor me staat en die naast een klein assortiment aan oude kazen en een bruine trappist van Westmalle een bereidde schotel vol au vent heeft uitgekozen waarvan het etiket beschadigd is zodat er een medewerkster uit de beenhouwerij aan de kassa wordt gevraagd die tenslotte van ver komt aangehold, het schaaltje overneemt en terug rent, langs de lange rijen aanschuivende wachtenden die allen een blik werpen op het festijn dat straks opgewarmd zal worden, en daarna op de oude man die verveeld voor zich uit kijkt.
Ik zet mijn fles op de kassaband, wacht geduldig af, diegene die na me komt eventjes strak aankijkend zodat hij weer wat afstand neemt en zie dan aan de volgende kassa een man zijn kassabon in ontvangst nemen terwijl hij met zijn overvolle kar wegrijdt waarbij de kassierster hem nog snel 'en een gelukkig nieuwjaar!' naroept; de man stopt, draait zich om en zegt: 'O, maar ik kom straks nog eens terug hoor.'

GEVECHT

Het zijn niet alleen de laatste maar ook de drukste dagen van het jaar. Geregeld moeten we mensen aan de deur laten wachten tot er weer winkelmandjes zijn. Een collega uit een zusterwinkel roept op om extra waakzaam te zijn. Inspecteurs komen undercover controleren of de maatregelen nageleefd worden en of er meer dan één volwassene per gezin in je winkel aanwezig is. Als je de mensen op de winkelregels gewezen hebt, hoef je niets te vrezen, zelfs al zijn ze daarna gewoon doorgelopen. Jij hebt je plicht vervuld. Zo niet, volgen er sancties.

Het is waar, veel klanten gedragen zich gemoedelijker, zijn minder bezorgd. Mensen die je maandenlang niet zag, komen voorzichtig weer eens kijken.
We moeten menig koppel aan de deur tegen houden, opnieuw uitleggen dat er slechts één van de twee binnen mag, ook al wordt het bij het binnenkomen overal op bordjes vermeld en hebben we het duidelijk op de deur uitgehangen. Sommige klanten lopen boos weg, een enkeling al scheldend.
'Maar we waren daarnet in het warenhuis, hier wat verderop, en daar heeft niemand er iets van gezegd', moppert een vrouw terwijl haar man alweer rechtsomkeer maakt en terug naar de wagen loopt. Daarna stapt de vrouw gewoon verder en moeten we haar er nog eens op wijzen dat ze haar handen moet ontsmetten en een mandje nemen. Ze zucht nadrukkelijk, draait met de ogen maar doet wat gevraagd wordt.
Zover is het dus gekomen. Ook al ligt dat helemaal niet in je natuur, vandaag moeten we noodgedwongen voor agent spelen.
Wanneer we dichtgaan voor de middagpauze, komt er een man binnengewandeld. Een vrouw die net afgerekend heeft, loopt hem tegemoet, en zegt dat we sluiten. Ze maken samen rechtsomkeer.
Jan, die in de ontvangstreceptie werkt, zegt: 'Ja, het zijn de eersten niet. De ene stapt uit en de andere wacht nog een tijdje in de auto en komt dan ook aangewandeld, alsof wij dom of blind zijn!'
Het is frustrerend, veel mensen vergeten dat het enkel door het nemen van deze maatregelen is, dat de winkels terug open mochten gaan.
Alle medewerkers zijn zich bewust van de ernst van de situatie, al sedert de heropening. Iedereen helpt kijken of de klanten zich aan de regels houden. We hebben afgesproken een tandje bij te steken. Niet zo evident want er moet ook nog gewerkt worden. We moeten bijna de hele tijd ingrijpen, zowel aan kassa als tussen de rekken. Wildvreemden staan gewoon naast elkaar te snuisteren in de bakken met vinyl, lopen elkaar voor de voeten bij het speelgoed of de kledij. Om moedeloos van te worden.
'Asjeblief, willen jullie afstand houden?’, we vragen het beleefd maar het klinkt als een bevel.
Ik zie een stel, met een grote hond aan de leiband.
'Ik wil een nieuwe jas,' zegt een grote, struise vrouw ter verdediging, 'maar ik heb mijn man nodig om te beschrijven wat hij ziet.' Ze staart naast me, ik kijk in het wit van haar ogen. Vandaar dus die hond. Ik verontschuldig me en maak me uit de voeten.
Meteen daarna hoor ik een lawaaierige, bejaarde vrouw van wie ik al een tijdje vermoed dat ze nog marktkramer is geweest. Ze roept me van ver toe dat ze dat kastje daar wil, ze wijst naar een klein meubeltje, maar dat er geen prijs op staat. Haar zoon, een vijftigjarige kalende man die achter haar staat en een heel stuk groter is, beaamt, al bijna even luidruchtig als zijn moeder, terwijl ook hij naar het kastje wijst.
'Het is nog niet te koop,' zeg ik, 'we gebruiken het voor onze etalage.' Ze haalt de schouders op, net zoals haar zoon en ze maken aanstalten om door te lopen, 'maar ik heb ook nog minder goed nieuws; er mag slechts één volwassene per gezin binnen in de winkel.'
'Ja?', zegt ze, en ik zie haar verontwaardiging toenemen.
'En wat moet ik dan met hem? Ik kan die jongen toch niet in de auto laten zitten?' Het begint langzaam tot me door te dringen. 'En ik kan hem ook niet in zijn eentje thuis laten, hij kan niet alleen zijn, moet overal met me mee. Dat is al zo van toen hij een kind was, dat ik er altijd ben om op hem te passen. Dus wat stel je voor? Hoe lossen we dit op?'
Ik zie met lede ogen aan hoe ze stuurs haar sleutelbos opdiept, die aan haar zoon geeft met de woorden, 'hier, ga maar alvast naar de wagen, mama komt zo'. Niemand die nu nog luidruchtig is, de vijftigjarige man loopt met gebogen hoofd en afhangende schouders naar buiten terwijl zijn moeder in één keer haar vechtlust is kwijtgeraakt, ze staat er wat bedremmeld bij, als een opgekomen broodje dat ineens is ingezakt.
‘Ik ga het kastje voor u reserveren,’ probeer ik nog ‘dan kunt u het komen halen als we de etalage wegnemen', maar ze hoort het niet, kijkt haar zoon na, neemt haar mandje en loopt dan in de richting van de kassa.
Soms wenste je dat je op je tong gebeten had.

2020 (02/01/21)

T wos t joar woarin daj n boete koste krygn uj noa n begroavinge gieng

Woarin da de kerke geslootn wos en sintekloai cadeaus gaf daj nie wilde moendmaskers géen nut ann en de gazette dikkenst lik n groat inmemoriam wos Woarin da j nieverst mochte goan en woarin dat r nieverst n twuk te beleevn wos Woarin daj nie noa n coiffeur koste goan

Waarin dat uus gewicht omoge gienk negatief positief wos en ooge siefers slicht Woarin daj oole stappe in congé moeste goan en woarin dat n skande wos uj mè skoan were noa de zée gienk Woarin daj niemand mochte vroagn en t snachs verboodn wos voe buutn te komm Woarin daj met kerst en niewjoare de skoenste cadeau an jezelvn koste geevn

en ool van t snoens stoend an te skuuvn by ne traiteur

ANDER

Op Facebook liet ik weten dat ik bereid was om gesigneerde exemplaren van mijn nieuwe boek te versturen, als suggestie voor een eindejaarsgeschenk. Tot mijn verbazing kon ik meteen beginnen met pakjes te maken. Een kennis bestelde een exemplaar van Microkosmos voor zichzelf en eentje voor zijn ouders. Ik moest in de buurt zijn en leverde de boeken af. We bleven met onze mondmaskers aan in de deuropening staan en ik overhandigde hem het pakketje. Hij zei dat hij z'n ouders mijn vorige boek ook al cadeau had gedaan.

Het waren mensen van de oude stempel gezegend met een gezonde dosis boerenverstand. Je maakte ze niet zomaar iets wijs. Brave maar stugge Vlamingen, warm en joviaal maar ook altijd een beetje achterdochtig; hun ouders hadden nog een oorlog meegemaakt.
'Maar het zijn ook mensen die,' zei hij, 'in een gesprek over vreemdelingen altijd weer beweren "niet racistisch te zijn MAAR", en er zich aan storen als er iemand met een andere huidskleur aan de kassa van hun winkel staat aan te schuiven. En omwille van die reden zelfs voor een nationalistische partij zouden durven stemmen…'
Het leidde tot verhitte discussies in de familiekring maar mijn kennis slaagde er niet in om zijn ouders op andere gedachten te brengen en in te laten zien dat het stompzinnig is om iemand te brandmerken, enkel op basis van z'n huidskleur.
Toen lachte hij en zei dat mijn vorige boek voor elkaar had gekregen waar hij met zijn uitleg al die tijd niet in was geslaagd: ze hadden meegekeken door de ogen van die ander waardoor er begrip gerezen was voor diens situatie. Het had hun kijk op de zaken compleet veranderd. Daarom dat hij nu ook mijn nieuwe boek aan hen cadeau gaf.
Een mooier compliment heb ik dit jaar niet gekregen.

AFGROND

We zijn het spoor al heel lang bijster, weten ruim een halve eeuw dat we vandaag aan de rand van de afgrond zouden staan, maar bleven maar doorgaan, weerloos als het schuim op het water in onze wastafels, onze leeglopende baden, in een alsmaar snellere rotatie richting afvoerbuis. Want we zijn verslaafd aan meer en groter, aan kracht waar geen einde aan komt. U greep in en verdeelde de wereld.

We denken altijd dat we alles onder controle hebben, maar de plagerige stoot waarmee u uw waarschuwing dit voorjaar uitstuurde herinnerde ons kordaat aan ons onvermogen en nietigheid. Sindsdien bibbert en beeft de mensheid in een wereld die de allures van een dorp heeft verkregen. 's Nachts kunnen dieren opnieuw ongestoord de straat over en elke dag moeten onze ministeries van waarheid hun holle slogans herzien.
Het ondenkbare is gebeurd, onze wereld hing stil in het heelal. Een stilte die enkel nog doorbroken werd door handgeklap, toen we de dagen uitzwaaiden en wachtten tot de maan verscheen. We mochten nergens naartoe maar hoefden ook nergens van terug te keren. Het wendde sneller dan verwacht, we begonnen in te zien dat het mogelijk was.
Wat voor velen een beproeving was, werd voor anderen de zomer van een leven. We vielen terug op het ritme van de kat, raakten in vervoering bij het struiken van het kruipgewas, bewogen loom bij het schuiven van de zon in een onversneden hemel, begonnen weer te wensen toen er sterren vielen en heelden van het jarenlange, zeurende geëmmer van de wekker.
Toen alles opnieuw in beweging kwam, draaiden we alweer enkele rondjes mee voor we het goed en wel beseften. Niet aan de snelheden van vroeger maar het ging de goeie kant uit, we hadden geleerd uit onze fouten, aldus de ministeries van waarheid. We waren voorbereid, met wat geluk konden we de schade beperken, het verlies compenseren, misschien zelfs ombuigen tot winst! Waarna het opnieuw misging.
Nu is het winter, we dragen mutsen en sjaals hoewel het nog zacht voor de tijd van het jaar is. De meningen zijn verdeeld. Maskers lijken nu vooral te dienen om gezichten te maskeren. Alles is anders nu; wat we willen, kan niet en wat we niet willen, moet. We voeren oorlog, hebben een vijand gelokaliseerd, en proberen die onschadelijk te maken. Maar er is nog steeds onzekerheid want ook de vijand past zich aan en hergroepeert zich.
U die ons zolang gedoogde, hebt zich tegen ons gekeerd. Wij, die enkel aan onszelf denken en vergeten dat we deel uitmaken van u die in ons zit, in de lucht, de aarde en het water en in alles wat leeft. Misschien kunnen we u ophouden, vertragen maar we kunnen niet van u winnen. Dat besef groeit nu snel, de groep die begrijpt dat het van onszelf afhangt wordt groter.
Maken we nog een kans als we beterschap beloven? Is er nog hoop op een bestand?

DROOM (17/12/20)

Arno kwam me halen. 'Er is hier een mevrouw die de schrijver wil spreken. Het gaat over je boek.' Daar zijn ze toch wel een beetje van onder de indruk. Dat mensen me willen spreken over dat boek. Eerst hadden ze nog medelijden met me. Vooral Nesar vond dat ik me had laten doen. Wat, 19,90 € voor een boek! Boeken kosten hier maar 1, 2 of, maar dan moet het echt al een héél dik boek zijn, 3 euro. Nee, dat boek zou nooit verkocht raken. Hij schudde zijn hoofd, geloofde er niet in, en draaide verschrikt met die ogen toen hij zag dat ik een hele doos vol bij me had. Ogen waarin ik daarna medelijden las en misschien ook wat ontgoocheling. Omdat uiteindelijk altijd weer blijkt dat iedereen een droom najaagt, een droom die onmogelijk te realiseren is. Maar misschien beeldde ik me dat laatste in. We liepen de sortering uit, de vrouw wachtte me op aan de deur. Haar mondmasker had dezelfde kleur als haar beige jas. 'Meneer, ik heb begin vorige week uw boek gekocht in de boekhandel en ik wil u proficiat wensen! Het is prachtig! En ik ben toen naar de bib geweest, en daar Kruimels gehaald, uw vorige boek, en dat heb ik ook meteen gelezen! U bent een zeer goede schrijver!' Ze knikte en liep weg. Het duurde amper een ogenblik. Arno keek naar me. Natuurlijk was ik blij met het compliment van die vrouw, maar het waren de ogen van mijn medewerker die het hem deden. Ik knipoogde schalks, draaide me om en liep terug naar de sortering om verder te gaan met mijn werk, en vroeg me af of je ogen ook konden verraden dat je bloosde.