zaterdag 18 september 2021

GEVECHT

Het zijn niet alleen de laatste maar ook de drukste dagen van het jaar. Geregeld moeten we mensen aan de deur laten wachten tot er weer winkelmandjes zijn. Een collega uit een zusterwinkel roept op om extra waakzaam te zijn. Inspecteurs komen undercover controleren of de maatregelen nageleefd worden en of er meer dan één volwassene per gezin in je winkel aanwezig is. Als je de mensen op de winkelregels gewezen hebt, hoef je niets te vrezen, zelfs al zijn ze daarna gewoon doorgelopen. Jij hebt je plicht vervuld. Zo niet, volgen er sancties.

Het is waar, veel klanten gedragen zich gemoedelijker, zijn minder bezorgd. Mensen die je maandenlang niet zag, komen voorzichtig weer eens kijken.
We moeten menig koppel aan de deur tegen houden, opnieuw uitleggen dat er slechts één van de twee binnen mag, ook al wordt het bij het binnenkomen overal op bordjes vermeld en hebben we het duidelijk op de deur uitgehangen. Sommige klanten lopen boos weg, een enkeling al scheldend.
'Maar we waren daarnet in het warenhuis, hier wat verderop, en daar heeft niemand er iets van gezegd', moppert een vrouw terwijl haar man alweer rechtsomkeer maakt en terug naar de wagen loopt. Daarna stapt de vrouw gewoon verder en moeten we haar er nog eens op wijzen dat ze haar handen moet ontsmetten en een mandje nemen. Ze zucht nadrukkelijk, draait met de ogen maar doet wat gevraagd wordt.
Zover is het dus gekomen. Ook al ligt dat helemaal niet in je natuur, vandaag moeten we noodgedwongen voor agent spelen.
Wanneer we dichtgaan voor de middagpauze, komt er een man binnengewandeld. Een vrouw die net afgerekend heeft, loopt hem tegemoet, en zegt dat we sluiten. Ze maken samen rechtsomkeer.
Jan, die in de ontvangstreceptie werkt, zegt: 'Ja, het zijn de eersten niet. De ene stapt uit en de andere wacht nog een tijdje in de auto en komt dan ook aangewandeld, alsof wij dom of blind zijn!'
Het is frustrerend, veel mensen vergeten dat het enkel door het nemen van deze maatregelen is, dat de winkels terug open mochten gaan.
Alle medewerkers zijn zich bewust van de ernst van de situatie, al sedert de heropening. Iedereen helpt kijken of de klanten zich aan de regels houden. We hebben afgesproken een tandje bij te steken. Niet zo evident want er moet ook nog gewerkt worden. We moeten bijna de hele tijd ingrijpen, zowel aan kassa als tussen de rekken. Wildvreemden staan gewoon naast elkaar te snuisteren in de bakken met vinyl, lopen elkaar voor de voeten bij het speelgoed of de kledij. Om moedeloos van te worden.
'Asjeblief, willen jullie afstand houden?’, we vragen het beleefd maar het klinkt als een bevel.
Ik zie een stel, met een grote hond aan de leiband.
'Ik wil een nieuwe jas,' zegt een grote, struise vrouw ter verdediging, 'maar ik heb mijn man nodig om te beschrijven wat hij ziet.' Ze staart naast me, ik kijk in het wit van haar ogen. Vandaar dus die hond. Ik verontschuldig me en maak me uit de voeten.
Meteen daarna hoor ik een lawaaierige, bejaarde vrouw van wie ik al een tijdje vermoed dat ze nog marktkramer is geweest. Ze roept me van ver toe dat ze dat kastje daar wil, ze wijst naar een klein meubeltje, maar dat er geen prijs op staat. Haar zoon, een vijftigjarige kalende man die achter haar staat en een heel stuk groter is, beaamt, al bijna even luidruchtig als zijn moeder, terwijl ook hij naar het kastje wijst.
'Het is nog niet te koop,' zeg ik, 'we gebruiken het voor onze etalage.' Ze haalt de schouders op, net zoals haar zoon en ze maken aanstalten om door te lopen, 'maar ik heb ook nog minder goed nieuws; er mag slechts één volwassene per gezin binnen in de winkel.'
'Ja?', zegt ze, en ik zie haar verontwaardiging toenemen.
'En wat moet ik dan met hem? Ik kan die jongen toch niet in de auto laten zitten?' Het begint langzaam tot me door te dringen. 'En ik kan hem ook niet in zijn eentje thuis laten, hij kan niet alleen zijn, moet overal met me mee. Dat is al zo van toen hij een kind was, dat ik er altijd ben om op hem te passen. Dus wat stel je voor? Hoe lossen we dit op?'
Ik zie met lede ogen aan hoe ze stuurs haar sleutelbos opdiept, die aan haar zoon geeft met de woorden, 'hier, ga maar alvast naar de wagen, mama komt zo'. Niemand die nu nog luidruchtig is, de vijftigjarige man loopt met gebogen hoofd en afhangende schouders naar buiten terwijl zijn moeder in één keer haar vechtlust is kwijtgeraakt, ze staat er wat bedremmeld bij, als een opgekomen broodje dat ineens is ingezakt.
‘Ik ga het kastje voor u reserveren,’ probeer ik nog ‘dan kunt u het komen halen als we de etalage wegnemen', maar ze hoort het niet, kijkt haar zoon na, neemt haar mandje en loopt dan in de richting van de kassa.
Soms wenste je dat je op je tong gebeten had.

Geen opmerkingen: