dinsdag 9 oktober 2012

TROPENHELM

De winkel sloot om 19 uur op vrijdagavond, maar ik had enkele late klanten gehad. Als je slechts één iemand hebt na sluitingstijd, dan vraagt die meestal wel of het hindert dat er nog even rondgekeken wordt. Maar als er zich drie of meer mensen in de winkel bevinden, doet iedereen over het algemeen alsof zijn neus bloedt. Niet dat het mij iets uitmaakte want ik had alle tijd zodat het over halfacht was toen ik de sleutel eindelijk om kon draaien en de dagverkopen printte. Toots lag in haar mand, door het doven van de meeste lichten al weer half bij bewustzijn. Uit ervaring wist ze dat de lange dag in de winkel nu bijna ten einde was en ze rekte zich slaperig geeuwend uit.
Toen ik even opzij keek, zag ik een oudere man bij het uitstalraam. Hoewel het sombere weer ervoor zorgde dat het vroeg duister werd, droeg hij een pilotenbril met donkere glazen waardoor een groot gedeelte van zijn bleke gezicht verborgen bleef. In weerwil van de rest, deed de wilde bos grijswit haar op zijn hoofd vreemd genoeg jeugdig aan. Hij hield een kleine, vuilwitte straathond aan de leiband met zo'n typisch rechthoekig lijf waarin menig ras samen komt, vrolijk opstaande oren en een schrandere blik.
Ik herkende de man uit een vervlogen tijd, toen in het café waar ik als twintiger vertoefde het gerucht de ronde deed dat hij een politieman in burger was die de boel af kwam schieten, op zoek naar illegale drugs. De muziekkroeg die mij destijds tot de vaste stamgasten mocht rekenen had nu eenmaal geen al te goeie reputatie op dat vlak. Hoe dan ook, wij vonden het best spannend, en hij leek ons in elk geval de geknipte man als 'spion'. Hij was een heel stuk jonger toen, hield het qua conversatie bij het bestellen van een drankje en had een knap maar onbewogen gezicht. Het soort pokerface waarmee hij zo in Scarface mee had kunnen spelen.

Hij trok enkele keren aan de gesloten deur, alsof hij ervan uitging dat die gewoon een beetje klemde. Ik maakte open, om te horen wat er aan de hand was.
'Pardon', zei hij, 'maar hoe laat is het?' Ik wees op de kerkklok waarop je het tijdstip van hieruit uitstekend kon aflezen.
'Twintig voor acht', zei ik.
''t Is voor dat boek met die tropenhelm', hij wees iets aan in het uitstalraam, 'maar ik kom misschien beter eens terug'.
'De kassa is nog niet afgesloten, dus u kunt gerust nog een boek afrekenen', zei ik terwijl ik me afvroeg of hij mij nu ook herkende. Maar mijn lange haar en jeugdige gezicht had ik ondertussen ingeruild voor een baard en een bril, en het leek me bovendien onwaarschijnlijk dat hij me ooit had opgemerkt. Hij kwam binnen, en de straathond, die last van reuma bleek te hebben en duidelijk ook al niet meer van de jongste was, sprong kwispelend naar me op. Plots klaarwakker wipte Toots uit haar mand, en met een aanzwellende grom donderde ze op ons af. Door deze onverwachte wending ontstak het oude hondje in een schril geblaf die onmiddellijk in de keel gesmoord werd doordat zijn baasje hem ruw bij bij zijn leidband omhoog trok, zodat hij happend naar adem op z'n achterpoten stond.
'Hij stikt', zei ik bezorgd.
'Nee hoor', zei de man terwijl hij zijn zonnebril rustig dichtklapte en in zijn jaszak stak, 'hij is dit gewoon.'
Na een tijdje liet hij de hond langzaam weer zakken, waar Toots van profiteerde door de rochelend bekomende indringer nieuwsgierig te besnuffelen.

'Ik verzamel al heel mijn leven tropenhelmen', verklaarde de vermeende geheim agent zijn interesse voor het boek, 'en ik heb heel speciale, uitzonderlijke exemplaren die ik meebracht toen ik nog vaak naar Afrika reisde. Maar sinds ik ziek ben, komen er niet veel meer bij. Ik heb precies zo'n tropenhelm als die op dat boek daar, een zeldzaam exemplaar en niet gemakkelijk te vinden. Helaas is het in slechte staat. Het probleem met die tropenhelmen is dat ze na verloop van tijd beginnen te verpulveren en uiteindelijk helemaal uit elkaar vallen.' Ik luisterde naar het merkwaardige verhaal, vond dat hij er daadwerkelijk ziek uitzag, maar stelde me toch vragen bij de weeïge dranklucht die hij verspreidde. Ik overliep de boeken aan het raam om erachter te komen wat zijn aandacht had getrokken. Toen zag ik het. Het waren de Indiëromans van Jeroen Brouwers, een kloek boek die 'Het Verzonkene', 'Bezonken Rood' en 'De Zondvloed' in één band bundelde. We hadden tijdelijk enkele exemplaren aan halve prijs in voorraad, en die aan het raam gelegd. Hij knikte toen ik het boek opnam. Ik had met de man te doen; je kunt veel over de boeken van Brouwers zeggen, maar toch niet dat ze over tropenhelmen handelen.
'Ik weet niet of dit boek werkelijk beantwoordt aan uw fascinatie voor tropenhelmen', zei ik, en legde uit dat het trilogie was, een combinatie van drie romans die zich grotendeels afspeelden in het voormalige Nederlands-Indië waardoor de vormgever er een afbeelding van een tropenhelm op had gezet, maar dat er geen afbeeldingen in de boeken stonden en hij ervan mocht uitgaan dat hij ook verder weinig of niets over tropenhelmen te weten zou komen.
'Jamaar', zei hij met een lichte ergernis in zijn stem terwijl hij met gesloten ogen het hoofd schudde, 'hoeveel kost het boek?'
'Negenendertig negentig', zei ik, 'min vijftig procent, dat is dus nog negentien euro vijfennegentig.'
Hij haalde zijn portefeuille tevoorschijn.

We liepen naar de kassa. Hij stak me een briefje van twintig toe, en maakte met een wegwerpgebaar duidelijk dat ik die laatste vijf cent mocht laten zitten.
'Zo heb ik ook een hele verzameling schorpioenen. Elke keer ik naar Afrika ging, bracht ik er enkele mee in thermosflessen. Dat zou je nu ook niet meer moeten proberen!' Hij lachte. Het was een wonder hoe hij dat verwoeste gebit al de hele tijd verborgen had weten te houden.
'Niet van die zwarte exemplaren die je in het zuiden van Europa vindt, en waarvoor je bijna een vergrootglas nodig hebt. Mijn interesse ging uit naar de tropische exemplaren', hij bracht zijn rechterhand omhoog en hield duim en wijsvinger tien centimeter uiteen, 'zoals de saharaschorpioen', zijn vingers gingen nog iets verder uit elkaar, 'of de vijfstreepschorpioen, prachtige dieren die een volwassen man met één beet kunnen doden. Mijn vrouw was doodsbang als ik thuiskwam. Knettergek werd ze ervan!' Opnieuw lachte hij dat slagveld bloot. 'Ze hield niet van mijn hobby's... Ik heb het nooit ernstig genomen, maar toen ik ziek werd, stond ze op een dag naast mijn bed en zei: 'Kijk maar goed, het is de laatste keer dat je me ziet!' Ik kon niet geloven dat ze me in de steek zou laten, maar ik heb haar daarna niet meer teruggezien... Laatst hoorde ik dat ze ergens in Frankrijk woont.' Hij staarde dromerig naar het boek dat voor hem lag. Zijn hond bleek alweer voldoende hersteld, want plots gromde hij om een of andere reden wat hem opnieuw op een kwalijke ruk aan de leiband kwam te staan.
'Een vriend van me doodde de schorpioenen, en conserveerde ze. Hij behandelde ze regelmatig, zodat ze intact bleven. Maar een jaar of tien geleden is hij gestorven, en sindsdien heeft niemand er nog naar omgekeken. En nu beginnen ze langzaam uit elkaar te vallen...'

'Kan het dat ik me u herinner van vroeger?', onderbrak ik hem plots, en noemde het jeugdcafé waar ik hem destijds geregeld had gezien. Hij knikte.
'Ja, ik ben daar vaak geweest. Meestal in afwachting van mijn vertrek naar Afrika.' Verwonderd staarde ik hem aan.
'Tot ik ziek werd, was ik reisgids. Zuid-Afrika was mijn specialiteit, maar ik heb ook in andere delen van Afrika gegidst... Het is het mooiste continent ter wereld.' Hij zuchtte.
'Ik heb altijd gehoopt dat ik me er ooit ging kunnen vestigen, maar ik heb te lang gewacht... Misschien maar goed ook, want alles verandert er zo snel... Jongere collega's zeggen me dat er niet veel meer over blijft van het Afrika dat ik gekend heb.'
Ondertussen had hij zijn zonnebril alweer opgezet, nam de hond op en hield het dier onder een arm geklemd waarna hij met zijn vrije hand het boek vastnam. Ik liep met hem mee, om de deur te openen.
'Ik kom nog wel terug', zei hij. 'Voor die twee andere delen. Van die trilogie'.
Woorden die pas ten volle tot me doordrongen toen hij verdwenen was.

Geen opmerkingen: