dinsdag 22 januari 2013

CEL

Slenterend doorheen een decoratief opgesteld aanbod aan ontheemde spullen was ik - onbewust overgeschakeld naar slaapwandelmodus - plotseling klaarwakker. Het ding verantwoordelijk hiervoor werd vervaardigd uit tri & multiplex waar het kleur uit weggetrokken was, en dat een deprimerend grijs uitsloeg. Rechthoekige raampjes in melkglas, net als het omhoog schuivende voorzetstuk. De vraagprijs voor het claustrofobisch aandoende kooitje was afgerond naar vijf euro. Een vriendenprijs.

Ik werd teruggeworpen naar de tijd toen ik als achtjarige samen met mijn vader bij het eerste licht de velden in trok, gewapend met een thermos hete koffie, slagnetten en een lokvogel. De vrouwtjesvogel werd aan een touwtje vastgemaakt, waarna wij ons in het struikgewas verschuilden. In stilte nipte ik van de hete koffie terwijl vader zijn eerste zelfgedraaide sigaret opstak. De lokvink raakte uitgeput, hield na een poosje op met fladderen en hupte hulpeloos rond. Ze begon om hulp te roepen, eerst zachtjes, maar steeds luider; 'Help! Help! Help!' Ons geduld werd beloond. Een zwerm vinken dook uit de mist en viel rond het wijfje neer. Op dat moment trok mijn vader aan een touw waardoor het vangnet dichtsloeg. Een voor een haalde hij de dodelijk verschrikte diertjes vanonder het web. De oudere vogels en de wijfjes liet hij meteen weer vrij. De jonge mannetjes werden in een verzamelmuit gestopt; terug thuis zouden ze elk een kooitje zoals dit hier krijgen. Isoleercellen waarin alleen het lichter wordende melkglas verraadde dat de dag aangebroken was. Daarna zouden ze 'verleerd' worden. De vogels werden in de buurt van een veteraan gezet; een dier dat het grootste deel van zijn leven inmiddels tussen vier houten paneeltjes had doorgebracht, en voor wie de buitenwereld slechts een vage, onwaarschijnlijke herinnering was.

Ik dacht aan de vinkenzettingen op zondagochtend; mijn ouders hielden er een verschillend geloof op na. We vertrokken op onze fietsen naar een omliggende gemeente waar een wedstrijd was. Mijn vader reed voor me uit zodat ik het kooitje op zijn bagagedrager in het oog kon houden. In het cafĂ© dat de zetting uitschreef, vroeg hij wat water om het drinkbakje dat hij voor vertrek had leeggemaakt, weer aan te vullen. Tientallen, soms meer dan honderd kooitjes die op een regelmatige afstand van elkaar op het asfalt stonden. Daarin telkens een op oorlogspad zijnde of paniekerige mannetjesvogel die indringers binnen zijn teritorium meende waar te nemen en deze een uur lang door het eindeloos herhalen van het aangeleerde melodietje vergeefs probeerde te verjagen. Daar vlakbij: mensen die hun adem inhielden en met een krijtje streepjes op een krijtstok trokken iedere keer een vogel een volledig liedje zong. Sommige vogels haalden 700, 800 liedjes in een uur.
Het duurde lang voor ik begreep wat er eigenlijk aan de hand was. Mijn vader, een bouwvakker die van maandagochtend tot zaterdagavond werkte, raakte geoefend in zijn verdediging. Een mantra. 'Het is het enige wat ik heb, en dat wil je me ook nog ontnemen.'  Verder moest ik horen hoe goed die vogels het bij hem hadden. Altijd vers eten en drinken. Af en toe een stukje fruit. Een takje ganzemuur. Nooit koud in de winter. Afgeschermd van hun natuurlijke vijanden. Een zorgeloos bestaan. Ik zag hoe mijn honende gelach wonden sloeg, maar mijn afkeer voor die kooitjes werd er alleen maar groter op.  

Hier stond ik nu, in de Kringwinkel die zich openstelt voor minderheden en alles doet om mensen uit hun isolement te halen. Die in moeilijkheden geraakte broeders en zusters opnieuw een kans wil bieden om het leven alsnog bij de horens te grijpen. Die ontheemden die hun land moesten ontvluchten helpt een nieuwe thuis te vinden en deel uit te maken van deze, ondanks de crisis, nog steeds welvarende maatschappij. Nee, dat dit kooitje hier te koop werd aangeboden kon alleen maar een vergissing zijn.

Geen opmerkingen: