donderdag 15 april 2010

In geval van nood

Ilja Leonard Pfeijffer, 'Harde Feiten'


Na een eerste kennismaking met het werk van Ilja Leonard Pfeijffer enige tijd geleden, viel me op dat de Leidse dichter/romancier veel aangebrande reacties ontlokte aan pers en collega's. Hij werd beschuldigd van ijdelheid, grootheidswaan, plagiaat, publiciteitsgeilheid, van het moedwillig veroorzaken van literaire donderstormen en het zich bezondigen aan poëticale taartensmijterij. Merkwaardig genoeg leek de beschuldigde niets van dit alles tegen te spreken.

Integendeel, Pfeijffer leek de strijd zelf te zijn begonnen toen hij onder meer verklaarde tegen spontane, anekdotische en autobiografische poëzie te zijn. Tegen prozaïstenpoëzie ook én het gebruik van het tegenwoordig deelwoord. Om dat te staven haalde hij gul voorbeelden aan van hoe het dus niet moet, waarbij namen vielen als Serge van Duijnhoven en Adriaan Jaeggi, Cees Nooteboom en Rutger Kopland, Willem-Jan Otten en T. van Deel. Ook Drs. P., Jules Deelder, Gerrit Komrij en Jean Pierre Rawie deelden in de klappen. Pfeijffer, die beweert te moeten schrijven uit noodzaak en iets toe wil voegen aan het grotere geheel, betreurde de hoffelijke verdraagzaamheid onder de dichters. Constateerde hoe het ooit zo levendige dichterspaleis met zijn wapengekletter een home geworden was. Daarnaast roemde hij het valsspelen, de alliteratie, het koppensnellen en verklaarde allen die het daar niet mee eens waren uit liefde voor het woord de oorlog.

Gematigde onderzoekers vonden echter aanwijzingen dat het allemaal met een knipoog moest worden waargenomen. Dat werd vorig jaar nog bevestigd bij het verschijnen van het (reis)boek 'De filosofie van de heuvel'. Daarin fietst de onverbiddelijke en onverzettelijke, corpulente redder van de letteren verliefd en verblind zijn teerbeminde geliefde achterna naar Rome. Maar de jonge vrijgevochten Russische deerne laat zich niet dirigeren. Een aandoenlijk relaas waarin de schrijver zich al even bloot geeft als op de niets verhullende foto die de achterkant van zijn verzamelde gedichtenbundel 'De man van vele manieren' siert.

Ook 'Harde feiten (100 romans)' is verre van een noodzakelijk boek. Het lijkt eerder het resultaat van een grote voorjaarsschoonmaak, waar het Pfeijfferhuis al geruime tijd op zat te wachten. Honderd kortverhalen, kroniekjes, parabels, levensverhalen, kattebelletjes en hallucinaties. Op zijn best doordrongen van een droog kafkaësk absurdisme, van een aan Galeano refererend surrealisme, of bepoeierd met een vleugje Oscar Wilde. En bij uitbreiding elementen uit de hele wereldliteratuur natuurlijk, zó uit het nest geroofd. Maar dan overgoten met fikse scheut onvervalste en bruisende Pfeijfferij.

Kleine, pretentieloze spielerei wisselt af met ambitieuze, sprookjesachtige verhalen bol van onverwachte wendingen en metaforen. Waarin oneerbare voorstellen worden gedaan, ongeboren kinderen het woord voeren, zwarte magie beoefend wordt. Over bospaddenstoelen en hondenspychologie. Over het oplossen van raadsels, Oosterse mythologie en dingen die bedroefd maken. Over katten en muizen. Waarin het verwijten regent en er excuses worden gemaakt. Waarin kleine blonde meisjes af en toe om de hoek loeren en de middenvinger opsteken.

Pfeijffer presenteert een literaire stoemp waar zelfs de meest verbitterde criticaster af en toe vrolijk van moet worden. Het ideale boek trouwens om aan een haakje in het toilet op te hangen, in geval van nood.



© Rino Feys @ Cutting Edge

Geen opmerkingen: