zaterdag 4 december 2021

UITGANG

Op vrijdagavond, als ik het café sluit, wacht ons nog een afterparty. Het is maar een kort feestje, want dan is het meestal al rond vier uur in de ochtend. We, dat zijn de barmannen die nog overblijven en af en toe een laatste klant.

We begeven ons naar de Billie Jean of 't Sjampetterke, of naar de Cirque dat iets verder ligt. In een snel tempo halen we de verloren tijd in dankzij enkele trappisten - al dan niet gecombineerd met sterke drank - in combinatie met de toeslaande vermoeidheid. Soms zijn we nog geen uur verder en dondert Ludovicus reeds achterover van zijn barstoel.
Wanneer we echter pas rond vijf uur 's ochtends kunnen afsluiten, knijp ik er tussenuit omdat het te gevaarlijk is om er nog met dit dorstige stelletje op uit te gaan, want dan is het al snel zeven uur voor ik in mijn bed beland dus probeer ik m'n verstand te gebruiken (wat helaas niet altijd lukt) en begeef me naar mijn huis in de Rodenbachstraat. Dat bevindt zich een goeie vijf minuten wandelen van hier, aan de andere kant van dat centrum waar het nachtleven de binnenstad in het weekend tot 's ochtends wakker houdt. Hier zijn geen nachtcafé's, hier zijn de straten leeg en schoon en hoor je alleen het fluiten van de vogels die de ochtend alweer aankondigen.
Tenminste, tot iemand een danscafé in de Wallenstraat opent.
Het is een ochtend ergens begin juni, je kunt de omtrekken van de gebouwen al weer onderscheiden in de verte. Het danscafé is al een half jaar open, misschien langer. Tot hiertoe heb ik aan de verleiding weerstaan maar wanneer ik er vandaag langs loop, wordt 'Scary Monsters (And Super Creeps)' van Bowie ingezet en in een opwelling trek ik de deur open.
De kroeg bestaat uit twee gedeelten. Het eerste gedeelte is verrassend groot met veel hout in het interieur. Er zit best nog wat volk en het valt meteen op dat het bijna uitsluitend mannen zijn. Ik herinner me de tijd niet meer dat ik me nog zo aangestaard voelde. Ik werp slechts een korte blik terug, alsof ik iemand zoek en loop door. Het tweede gedeelte is twee keer zo groot: er is een lege betonnen dansvloer en de muren zijn onzichtbaar door donkere gordijnen. De muziek knalt hier een heel stuk luider uit de boxen.
Ik loop terug en zet me aan de toog in die ene lege barstoel terwijl een droge synths 'Sweet Dreams Are Made By This' inzet, en bestel een Flemish Coffee.
Het is helaas aangekocht, geprepareerd spul, maar ook veel te laat om me daar druk over te maken en met kleine teugjes nip ik, in elkaar gedoken op mijn barstoel, van het brouwsel dat zelfs in de verste verte niet lijkt op een sterke expresso aangelengd met een flinke jenever, rietsuiker en wat room, en probeer vat te krijgen op wat er hier gaande is.
De barman wekt de indruk zich op zijn eigen kleine planeet te bevinden en heeft met niemand van de tooghangers echt contact. Ondanks de luide, opzwepende muziek - 'Can You Feel It' vragen The Jacksons alsof zij reeds weten wat er straks volgt - beweegt niemand maar allen staren ze in het rond. En net als ik voor mezelf besluit dat ieder café zijn eigen ondoorgrondelijke wetten en eigenaardigheden kent, mijn glas binnen giet en af wil ronden, zet de barman de muziek stil. Meteen lijken we in een vacuüm terecht te zijn gekomen.
'Oké, jullie hebben zin om te vechten.' Hij zegt het met een luide, maar rustige stem. 'Geen probleem voor mij, maar daarvoor moeten jullie wel naar buiten. En de glazen blijven hier.'
Het is moeilijk te bevatten wat er daarna gebeurt: de deur die ogenblikkelijk opendraait en het gehele aanwezige cliënteel dat zich erdoorheen wurmt. In nog geen twee minuten tijd is het café volledig ontruimd, op de barman en ikzelf na. Ondertussen is het halfzes en komt de zon op. We kijken met zijn tweeën naar het verbijsterende schouwspel. Voor het café staan er aan weerszijden grote bloembakken die eigendom zijn van de stad. Daartussen is er een gefriemel van mensen die aan elkaar trekken, elkaar proberen te slaan of te schoppen. Vijftig, misschien zestig vechtlustigen: bloemen worden overal uit de bloembakken gerukt en vliegen met kluit en al door de lucht. De uitbater neemt zijn gsm, toetst een nummer en ik hoor dat hij een vechtpartij wil melden. Ik moet dringend naar huis, naar m'n bed. Maar hoe raak ik hier weg? De tijd dringt, zo dadelijk kan er politie opduiken. Ik draai me om en kijk het café rond. Overal staan volle en halfvolle glazen, alsof de mensen die hier net nog stonden zomaar verdwenen zijn, weggestraald, opgelost.
'Is er nog een andere uitgang?' Het is het proberen waard maar de barman schudt het hoofd. Ik verzamel moed en loop naar de deur, aanschouw de situatie. Om naar huis te gaan moet ik naar rechts, en dan de straat over. Maar aan die kant wordt de huizenrij onderbroken door een pleintje en ook daar wordt er getrokken, hevig geknokt en in elkaar getrapt. Er is geen doorkomen aan, dus loop ik tegen de gevel aangedrukt naar links, tot ik de groep vechtende mensen voorbij ben. Een naderende wagen stopt abrupt bij het tafereel en rijdt dan snel terug achteruit tot hij uit het zicht verdwenen is. Ik steek de straat over en loop opnieuw zo dicht mogelijk langs de gevels van de huizen, voorbij de groep vechtende mensen. Iedereen bevindt zich midden op straat en er is vreemd genoeg niemand die enige aandacht aan me besteedt, alsof ik onzichtbaar ben.
Wanneer ik bij de Karnemelkstraat kom, het laatste stukje dat me scheidt van de Rodenbachstraat, hoor ik in de verte politiesirenes en kijk nog eens achterom naar het merkwaardige spektakel. Dan stap ik opgelucht verder terwijl het fluiten van de vogels het geroep en gevloek alweer overstemt en probeer me het moment al voor te stellen, straks, als ik me neer leg en mijn hoofd het kussen zal raken.

Geen opmerkingen: