zaterdag 4 december 2021

ZOMBIE

Ons cliënteel was al dan niet aangeschoten maar blij en tevreden vertrokken, klaar om andere oorden te verkennen of te crashen in een of ander bed en ik sloot de deur en liet het rolluik naar beneden. We hadden onze taak eens te meer succesvol volbracht.
Na meer dan veertien uur opgesloten zitten in een lawaaierige, rokerige kroeg deed de buitenlucht weldadig aan, ook al was het na de zwoele zomerdag maar weinig afgekoeld en bevonden we ons middenin een stad.
Het was een lange, uitputtende vrijdagnacht geweest.
Dagmar vierde z'n herwonnen vrijheid met het ogenblikkelijk opsteken van een sigaret. Wonderlijk hoe de last van een avond in een oogwenk van je af kan vallen. Het is moeilijk om na een meer dan twaalf uur durende shift meteen in bed te duiken - ook al is het halfvijf ‘s morgens - en allerminst een overbodige luxe om even neer te kunnen zitten aan de andere kant van die bar, het hoofd vrij te maken, de afgelopen nacht te evalueren en af te sluiten, bij voorgaande nachten onder te kunnen brengen in één groot overzichtelijk bestand dat bewezen had de geruststellende eigenschap te bezitten dat het zichzelf na verloop van tijd zoniet helemaal, dan toch grotendeels uit kon wissen.
Het liefste zaten we ergens stilzwijgend naast elkaar te genieten van de saamhorigheid die na zo'n nacht werken automatisch ontstaat.
Ons tegemoet waggelende, dronken jongeren bralden iets onbegrijpelijks terwijl hun gezichten aan een besmettelijke soort verlamming leken te lijden. Ogen gingen in slow motion open en weer dicht en weer. Kaken en jukbeenderen weigerden dienst terwijl dikke tongen onverstaanbare woorden brabbelden.
Hoewel een wekelijks scenario, waren we het eerste ogenblik steevast sprakeloos verrast. Daarna manoeuvreerden we ons zo onopvallend mogelijk door deze zombiewereld heen. We drukten ons tegen een gevel terwijl jongelui druk gesticulerend maar tegen niemand in het bijzonder voorbij liepen, ons misschien niet eens gezien hadden.
We passeerden een pitazaak waar de deur openstond terwijl enkele mannen onze verstrooide aandacht trokken door middel van een luidruchtige woordenwisseling terwijl ze de met geroosterd vlees en frieten gevulde broden naar binnen werkten.
Een dof, ritmisch dreunen zwol aan en overstemde het lawaai. Een klein, sportief cabriootje met opengeklapt dak verscheen om de hoek en het lawaai ontplofte. Op de passagiersstoel zat een meisje dat degene die reed hartstochtelijk in de hals kuste en toen een poging ondernam om op zijn schoot te gaan zitten, iets wat de chauffeur probeerde te verhinderen door haar met een hand rond haar nek op afstand te houden. Achterin maakte een lichaam zich uit een andere omhelzing los.
Ik keek in de koortsige ogen van een bleke jongeman die met een vage glimlach naar me knikte. Het volgende ogenblik trof een slijmerige klodder speeksel me midden op m’n rechterwang. Onthutst keek ik achterom, naar de auto die voorbijgereden was. Het ritmische dreunen was lager en trager nu en verdween toen samen met het voertuig in een bocht. Nog steeds verder lopend keek ik naar Dagmar die rustig rokend en in gedachten verzonken naast me liep en van het hele voorval niets had gemerkt.
Ik trok m'n mouw over mijn hand en veegde het speeksel weg.
In de Cirque zag ik Dagmars lippen bewegen, maar hoorde niets van wat hij zei.
Ik moest aan Olivier denken, die in Thailand woonde en er les gaf. Een tijdje geleden, toen hij op bezoek was, vertelde hij me hoe een overvliegende vogel z'n pak met een welgemikte klodder vogeldrek had besmeurd. Vloekend probeerde hij de uitwerpselen met een papieren zakdoekje te verwijderen. Maar zijn gekelderde gemoedstoestand herstelde zich toen iedereen hem geluk kwam wensen.
Hij legde me uit dat, wat hier als brute pech wordt beschouwd, ginds betekende dat je uitverkoren was en je die dag als een geluksdag mocht beschouwen.
Ik vond het een fantastisch verhaal.
Maar hoewel het beslist ook een vreemde vogel was die mij vandaag had uitverkoren en ik heel goed besefte dat het allemaal een kwestie van perceptie is en dat je in zo'n situatie gewoon een speelbal van het toeval bent, en het daarenboven ook helemaal zo erg niet was, dat je er met een beetje goeie wil zelfs de humor van kunt inzien, zou het één van de weinige keren blijken dat ik mijn levensmotto 'relativeren is nooit onmogelijk' niet toe kon passen. Misschien dat het late, nachtelijke uur er voor iets tussen zat maar een diepgewortelde melancholie had me in zijn greep en ik slaagde er maar niet in om me als die ongelofelijke gelukzak die ik heel zeker was, te zien. Zelfs niet toen Dagmar, 'je moet niet antwoorden hoor' mompelend, een vakkundig uitgeschonken Westmalle Tripel voor mijn neus neerzette.

Geen opmerkingen: