maandag 26 december 2022

VOETBALLER

Via een schrijven van het gemeentebestuur verneem ik dat ik in het militieregister van de gemeente sta ingeschreven wat enigszins ongelegen komt maar niet echt een verrassing is, want we bevinden ons in het jaar 1985 en de dienstplicht zal nog verplicht zijn tot 1993.
Omdat mijn ouders aan het scheiden zijn, krijg ik - als oudste van vier en nu ook kostwinner - uitstel om in dienst te gaan.
Het is niet gemakkelijk om werk te vinden als het vaststaat dat je binnenkort moet afhaken om je dienstplicht te vervullen maar nonkel Jules, die als vertegenwoordiger werkt, heeft goeie connecties en weet wel een plek waar het niet zo nauw steekt. Het betreft een fabriekje waar metalen kantoormeubilair wordt vervaardigd zoals bureau's, vergadertafels, opbergrekken, dossier-, garderobe- en lockerkasten. Nonkel gaat mee voor het sollicitatiegesprek en geeft me nog snel enkele tips: 'de baas, Jean-Pierre, draagt een toupetje, dus niet teveel naar zijn haar kijken, en als hij vraagt of je een voetballer bent, moet je ja zeggen, hij heeft een eigen voetbalploeg en neemt enkel voetballers in dienst.'
Bij aankomst blijkt de werkplaats groter dan ik dacht, en alles lijkt er uit beton en metaal te bestaan. Er is veel lawaai van oude machines die puffend en zuchtend op en neer veren, er wordt gesneden, geplooid en gelast en in de verte kun je de nevel van de loodhoudende verf zien waarmee de afgewerkte meubelen een kleurtje krijgen, iets waar ik nu nog niet op let. De werknemers waar we bij het binnenkomen langslopen, gooien steels blikken en wikken en wegen het verse vlees dat hier voorbijkomt. Even later zitten we in een veranda die als bureel dienst doet, aan een witte ronde keukentafel. De baas, Jean-Pierre is een gedrongen, nors kijkende man die aan de overkant van de tafel plaatsneemt, z'n donkergroene parka met bontkraag heeft hij tot aan de hals dichtgeritst.
Er is inderdaad iets vreemds aan de hand met z'n kapsel, je kunt zo zien dat het een haarstukje is, het lijkt wel een grap en ik moet moeite doen om m'n blik af te wenden - goed dat m'n oom me gewaarschuwd heeft.
Nonkel Jules legt eerst eventjes kort uit dat ik mijn legerdienst nog moet doen maar als kostwinner uitstel heb gekregen. Jean-Pierre overloopt het contract dat voor hem ligt. Mijn bruto uurloon bedraagt 160 frank.
''t is niet veel,' geeft Jean-Pierre grootmoedig toe, 'maar als je na je opleiding hier eerst nog soldaatje moet gaan spelen, snijd ik ook in mijn vingers. Het moet een beetje van weerskanten komen'.
En dan kruist hij zijn armen en legt ze voor zich op het tafelblad, kijkt me indringend aan en stelt die laatste, de cruciale vraag: 'En? Ben jij een voetballer?'
Sinds m'n oom me die tip rond dat voetballen gaf, zit ik ermee in mijn maag, en ik ben er nog steeds niet uit wat ik nu moet antwoorden. Niet dat er veel opties zijn. Maar als voetballer zal ik geregeld moeten trainen, en af en toe een match spelen in het weekend, ik die niets met voetbal heb. Dat heb ik er echt niet voor over. Maar misschien vertel ik nu een leugentje om bestwil, en kan ik later bekennen dat ik helemaal geen voetballer ben. Nu, dat gaan ze straks sowieso wel merken.
'Nee', zeg ik, zowel verwonderd als opgelucht om wat er uit mijn mond komt. Mijn oom schrikt, draait met zijn ogen, nu kunnen we het hier wel schudden! Maar Jean-Pierre verrast ons beiden.
'Mooi zo, want ik moet geen voetballers meer hebben', schuift z'n stoel achteruit en komt overeind. Zonder verder nog iets te zeggen loopt hij de deur uit terwijl nonkel Jules en ik ons afvragen wat er zonet is gebeurd.
'Hij komt niet meer terug hoor! Kijk,' een dichterbij gekomen, mollige, oudere vrouw wijst door het raam naar een Porsche Carrera die van de parking rijdt, 'daar gaat hij!' Ze moet lachen om onze verbaasde gezichten, terwijl ze het hoofd schudt: 'Allez Jules, jij doet daar toch niet raar van, ik dacht dat je hem al beter kende. Hebben jullie eigenlijk al koffie gekregen?' Mijn oom wuift het aanbod weg maar ze roept: 'François, schenkt Jules en die jongen eens koffie in, wat voor een ontvangst is dat hier eigenlijk?' François, een corpulente man met een onberispelijke blauwe schort en sneeuwwitte haren, zet een koffie tas voor elk van ons neer en ook een voor de vrouw.
'Dat is Marie-José,' stelt nonkel Jules haar aan me voor terwijl hij z'n pijp tevoorschijn haalt, 'zij is hier ook de baas.'
'Bazin,' verbetert ze hem, en zucht. 'Ik ben er gelukkig toch maar mooi vanaf geraakt. Die andere,' ze knikt zijdelings met haar hoofd, 'zal snel genoeg weten welk vlees ze in de kuip heeft!'
Wanneer we terug naar huis rijden, vertelt nonkel Jules dat Jean-Pierre al meer dan tien jaar van Marie-José gescheiden is, voor een twintig jaar jongere vrouw waarmee hij vandaag twee kinderen heeft. Daarvoor wou hij geen kinderen, hoewel Marie-José een grote kinderwens had. Des te pijnlijker was het dat het, toen hij plots van gedachten veranderde, te laat voor haar was en hij toen maar een jongere vrouw nam. Voor Jean-Pierre is het allemaal lang verleden tijd, zijn leven is gewoon verder gegaan, hij heeft twee zoontjes nu, maar voor Marie-José stond de tijd stil, voelt het als de dag van gisteren. Daarna hebben ze er ook nog eens alles aan gedaan om haar daar weg te krijgen, niets is Marie-José bespaard gebleven, maar het is niet helemaal gelopen zoals ze wilden. De fabriek was oorspronkelijk van haar vader waardoor zij de meeste aandelen bezat en het er voor het zeggen had.
Marie-José zit breed glimlachend voor ons.
'Een cognacske, Jules?' Mijn oom slaat het aanbod af. 'En voor de jongeman hier?' Ook ik schud resoluut het hoofd; tijdens je sollicitatie koffie met cognac drinken met je bazin lijkt me geen goed idee.
'Jullie moeten het zelf weten,' zegt ze, neemt daarna een flinke teug van haar kop koffie, gooit er enkele suikerklontjes in, roert tot de suiker oplost en vult de vrijgekomen ruimte met cognac uit de fles die ze zelf op tafel heeft gezet.
In de twee jaar dat ik er uiteindelijk zal werken, maakt ze iedere namiddag een wandeling door de fabriek, het blijkt de normale gang van zaken, net zoals dat het af en toe op onvaste benen gebeurt, vooral als er in de voormiddag met Jean-Pierre - die maar tot 's middags blijft - een discussie plaatsgevonden heeft in het bureel.
Maar van de collega's hoor ik steeds vaker dat het nog nooit zo erg is geweest als nu. Soms is ze nu zo dronken dat het onverantwoord is dat ze tussen die machines loopt zodat Francois, die haar nauwlettend in de gaten houd, zich verplicht ziet om haar te komen halen. Dat is vroeger nooit gebeurd. Wij werpen elkaar veelbetekenende blikken toe terwijl de trouwe, weinig praatzame secretaris Marie-José naar het aanpalende, riante herenhuis begeleidt - de plek waar ze ooit met Jean-Pierre samenwoonde - en waar hij haar in bed stopt.
De keren dat de rondgang haar wel lukt, houdt ze bij iedere werknemer halt en informeert naar zijn of haar thuissituatie. Het levert vreemde taferelen op. Niet iedereen heeft het hart op de tong, de meesten maken zich er snel vanaf maar er zijn ook anderen die wel behoefte lijken te hebben aan een troostend woordje, zoals zij voor wie het momenteel niet meezit. Het wordt een gewoonte, een ritueel bijna, ze laat degenen die toch niet naar haar omkijken links liggen en loopt meteen door naar wie wel met haar wil praten. Het worden gesprekken die steeds langer duren. Soms begint ze dan plots over haar eigen situatie, onbegrijpelijke zinnen prevelend, waardoor dan ineens duidelijk wordt dat ze eigenlijk poepzat is. Zo komt ze af en toe ook tegen mij praten, om de een of andere reden ben ik in haar ogen een slachtoffer hoewel ik nooit veel te zeggen heb maar dat deert haar niet en op een keer breekt ze in tranen uit en pakt me vast alsof het een gedeeld verdriet is. De zoete geur van verschaalde alcohol beneemt me de adem.
Orel, onze chef, gaat bij iedereen langs om te zeggen dat, als ze ons in het voorbijlopen aanspreekt, we geen antwoord meer mogen geven, haar het beste kunnen negeren en gewoon verder moeten werken.
Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan, doen alsof je iemand niet ziet, iemand die het duidelijk moeilijk heeft, het voelt als verraad en niet begrijpend loopt ze verder, overal bot vangend.
Hierna loopt ze steeds vaker als een schim door de fabriek, nergens krijgt ze nog gehoor, niemand die haar nog aankijkt als ze iets vraagt, alsof ze doorzichtig geworden is, verdwaald in tijd en ruimte. Jammerend haalt ze een zakdoek uit haar mouw tevoorschijn en veegt er de tranen mee uit haar ogen terwijl ze ronddoolt.
Op een dag is ze verdwenen, krijgen we haar niet meer te zien. Veel uitleg wordt er niet gegeven, maar het gerucht doet de ronde dat ze opgenomen is en in een instelling zit.
'Wat zei hij? Hij wil geen voetballers meer? Dan zal hij ze allemaal moeten afdanken want het zijn allemaal voetballers hier!' Daarna brengt ze het relaas van Jimmy die aan de snijbank staat en eigenlijk onmisbaar is. Hoe hij enkele maanden geleden tijdens een training een voet brak waardoor ze een hele tijd problemen hadden omdat vrijwel niemand zijn werk kon overnemen en nu hij eindelijk weer volledig hersteld is, breekt hij afgelopen zondag tijdens de wedstrijd nu niet net zijn andere voet zeker! Hoeveel pech kan een mens hebben?
Ze lacht en schuift een contract voor m'n neus: twee weken op proef.
Maandag mag ik beginnen.

Geen opmerkingen: