zaterdag 31 december 2022

IMMUUN 4

Het lijkt erop dat de sergeant de voeling met ons - zijn regiment – volledig verloren is. Zo vriendelijk en begripvol hij de eerste dagen was, zo nors en redeloos is hij nu. Hij blaft ons zijn bevelen toe, ontsteekt bij het minste in razernij en straft wie niet voldoet of achterblijft. Vandaag moest degene die als laatste op het appél kwam met een volle rugzak maar slechts gekleed in zijn ondergoed in looppas het domein rond, tot groot jolijt van enkele achterlijke dwazen die stonden te joelen waardoor ze zich eveneens moesten uitkleden en met de stakker konden meelopen. De sergeant kreeg de smaak te pakken en wees nog een paar jongens aan die mochten aansluiten, niemand weet waarom. Daarna nam hij de rest mee naar de sportzaal en trok zich van het groepje lopers niets meer aan.
Een kapitein die het na verloop van tijd niet langer kon aanzien, liet het uitgeputte stel halt houden, stuurde ze naar hun kamer en kwam naar de sportzaal waar hij de sergeant in ons bijzijn een blaam gaf. Ik geef toe dat we bang waren dat de berisping in ons nadeel ging werken maar het tegendeel was waar: de dagen daarna stelde onze aanvoerder zich iets verdraagzamer en vriendelijker op.
Helaas duurde het slechts tot vrijdagavond, toen een boerenzoon uit Lichtervelde zijn toorn wekte op het moment dat we in onze burgerkledij moesten aantreden om naar huis te gaan. De naam van de jongeman was Gunther, een boom van een vent die hoog boven de sergeant uittorende en die zich gehaast had om als eerste klaar te staan. Spijtig genoeg had hij zich niet geschoren, veronderstellend dat het zo nauw niet stak. De sergeant maakte snel duidelijk dat Gunther de kazerne zo niet zou verlaten en de jongen haastte zich in paniek opnieuw naar binnen want hij moest voor het eind van de inspectie terug zijn, anders zou hij het weekend hier sowieso moeten doorbrengen.
Toen hij zich enkele minuten later opnieuw bij ons aansloot onderwierp de sergeant hem aan een tweede inspectie. Maar Gunther had zich tijdens het haastige scheren enkele keren gesneden waardoor de druppels bloed langs zijn hals naar beneden drupten en de sergeant eensklaps in razernij ontstak en hem voor een debiel uitmaakte: het stond meteen vast dat Gunther de kans om naar huis te gaan, nu helemaal verspeeld had. De kerel barstte prompt in tranen uit. Maar dat was nog niet het ergste: toen de rest vertrok probeerde hij zich toch bij ons te voegen zodat hij opgepakt en opgesloten werd: vier leden van de militaire politie waren er nodig om hem te overmeesteren. Een vriend die het voor Gunther opnam en protesteerde, mocht ook weer naar binnen.
'Kunnen jullie elkaar gezelschap houden', mompelde de sergeant sarcastisch.
Volgende week is de laatste van onze opleiding. Onze sergeant heeft daar iets passends voor bedacht: we trekken er met ons regiment op uit, een hele week in het veld op oefening en kamperen met onze halve tentjes die je tegen een muurtje of tegen elkaar kunt zetten waardoor je dan met z'n tweeën slaapt. De uitstap is niet echt iets om naar uit te kijken want de weerman voorspelt bar vriesweer en het schijnt een hels karwei te zijn om na een hele dag klimmen en kruipen in de ijzige kou nog een geschikte slaapput te hakken in de bevroren grond. Daarnaast weet ik niet hoe ik het moet aanpakken met mijn voedselallergie; ik kan toch moeilijk mijn tas met eten in mijn rugzak meezeulen.
Als ik die zondagavond op de trein stap, heerst er een bedrukte stemming onder de miliciens die eerder al opstapten. Ook wie zich daarna nog aansluit, maakt snel kenbaar dat ze tegen het hele gedoe opzien. Pieter knipoogt zelfverzekerd naar me, hij heeft een plan. Even later fluistert hij me discreet toe wat zijn wonderlijke brein heeft bedacht: hij zal buikpijn veinzen en 's morgens in bed blijven liggen. Ik denk dat zijn plan maar weinig kans op slagen heeft, maar besef dat er in mijn geval, als ik het goed aanpak, iets meer inzit en besluit dan om hetzelfde te doen. Tegelijk met dat inzicht valt een een grote vermoeidheid over me heen - het is welletjes geweest en hoog tijd om mijn joker in te zetten zodat ik alsnog van dit hele circus af kan raken.
Wie ziek is moet 's morgens niet opstaan met de rest maar mag gewoon blijven liggen. Iets later word je nogmaals gewekt en kun je naar de dokter.
Pieter - zelfverzekerd als altijd - en ik zitten in een kleine, sombere wachtkamer. Ik laat Pieter voorgaan. Even later komt hij schoorvoetend opnieuw buiten, zijn enthousiasme is helemaal verdwenen en ik vraag hem wat de dokter heeft gezegd.
'Hij heeft me pilletjes gegeven. Nu moet ik me klaarmaken, ze zullen me straks naar de rest van het regiment brengen. Die man heeft ons gewoon door.' Hij zucht en loopt verder. Ik ga binnen bij de dokter.
'Wat is het probleem?'
'Ik heb last van buikpijn.'
'Hier zijn pilletjes, daarvan moet je er dagelijks drie nemen bij de maaltijd'.
'Ik vrees dat dat niet gaat helpen, ik heb een voedselallergie en ik probeer wel maar kan me hier niet altijd houden aan mijn voorgeschreven dieet.' De dokter kijkt me voor de tweede keer aan, iets aandachtiger nu.
'En heb je dat niet gemeld toen je je dag kwam doen?'
'Jawel, en ik had een dossier mee maar ze hebben het amper bekeken.' En ik vertel dat ik al vanaf de eerste dag van mijn legerdienst mijn eigen eten meebreng, voor zover dat mogelijk is. De dokter schudt het hoofd en begint te schrijven.
‘Straks vertrekt er een busje naar het Militair Hospitaal Koningin Astrid in Neder-over-Heembeek, zorg dat je klaar staat. Hier een document om daar af te geven.'
Deze keer kom ik bij twee dokters terecht die mijn verhaal wel ernstig nemen. Ze zitten aandachtig voor me en eentje neemt notities terwijl ik vertel hoe de problemen op school begonnen, over de testen en dan later, de resultaten vanuit het labo in Engeland. Beschrijf het strenge dieet dat ik sindsdien volg en de positieve gevolgen daarvan. Hierna moet ik in de wachtkamer wachten terwijl ze overleggen. Het is al over de middag als ik terug naar binnen mag om te horen hoe het nu verder moet. Ik krijg een brief mee die ik in de kazerne moet afgeven want de volgende dag, dinsdag, word ik hier opgenomen en gaan ze me onderzoeken. Ik heb er weinig vertrouwen in: hoe kun je iets opsporen dat er niet is aangezien ik momenteel mijn dieet volg?
Als ik op de parkeerplaats kom, blijkt het busje dat me van Turnhout naar hier gebracht heeft, reeds vertrokken. Ik loop snel terug, tref een van de dokters aan terwijl hij de deur afsluit en leg uit dat het busje niet op me gewacht heeft.
De dokter belt naar de portier die bevestigt dat de chauffeur reeds vertrokken was, en schrijft dan een attestje waarop te lezen valt dat ik nog op consultatie was toen mijn vervoer vertrok.
Even later ben ik in mijn legerkledij te voet op weg naar het Noordstation. Geregeld moet ik de weg vragen en doe er bijna twee uur over. Daar zoek ik uit met welke trein ik naar Turnhout moet, wat via Antwerpen Berchem kan. Het is bijna vijf uur in de namiddag als de gevel van Kazerne Majoor Blairon eindelijk in mijn gezichtsveld komt. Mijn opluchting is van korte duur, de poortwachter pleegt een telefoontje en meldt me dat ik verwacht wordt in het hoofdgebouw. Op een stoel in de gang wacht ik mijn beurt af. Tenslotte hoor ik mijn naam. Ik ga binnen en een tiental meter voor me zie ik enkele militairen zitten.
'Ter plaatse rust!'
In het midden zit een majoor. Zijn stem buldert door de ruimte. Of ik misschien denk dat dit een vakantiepark is? Dat ik kan komen en gaan zoals het me uitkomt? Of ik wel besef dat het leger een ernstige aangelegenheid is? En dat ik een verdomd goeie reden zal moeten hebben om te verklaren waar ik nu vandaan kom!
Ik leg uit dat ik deze morgen voor consultatie naar het ziekenhuis ben gebracht maar dat de chauffeur die me terug moest brengen, niet op me heeft gewacht. De toon van de majoor klinkt meteen een stuk milder: of iemand dat kan bevestigen? Ik haal mijn bewijsstuk te voorschijn, een luitenant springt recht, neem het blaadje in ontvangst waarna hij het aan de majoor overhandigt, die het openvouwt en leest.
'U kunt beschikken milicien Feys!' En tot de anderen die naast hem zitten: 'Kan er iemand nagaan wie er met het busje reed en deze incompetente persoon bevelen om zich hier ogenblikkelijk aan te melden?!'
Snel maak ik me uit de voeten terwijl het medelijden met de chauffeur toeneemt en het tot me doordringt dat je soms in één keer vanuit de hemel in de hel kunt belanden, maar ook vanuit de hel weer in de hemel…

Geen opmerkingen: