zaterdag 31 december 2022

IMMUUN 2

Op tien september 1987 valt een groene dienstpostkaart van de Krijgsmacht in de brievenbus. Daarop staat te lezen dat ik me op 1 december in Turnhout aan moet melden. Deze keer is het menens: straks ben ik een soldaat!
Twee weken na ontvangst wordt er op een zondagnamiddag aangebeld. Mijn zus, die openmaakt, roept me: er staat een lange slungel voor de deur die naar me lacht alsof we al heel ons leven vrienden zijn. Hij heet Pieter, zit in dezelfde lichting als ik en of we misschien samen kunnen optrekken zodat we niet in ons eentje naar Turnhout moeten reizen? Zijn verhaal doend blijkt hij iets minder vlot dan hij daarnet nog leek, hakkelend en stotterend legt hij uit dat hij enkele straten verderop woont en in het tuinbouwbedrijf van zijn vader werkt. Die sukkelt met zijn gezondheid en het is de bedoeling dat Pieter het bedrijf zo snel mogelijk overneemt.
'En dat ik nu toch opgeroepen word', zucht hij.
'Hoezo?' reageer ik verrast. 'Dacht je dat je niet naar leger moest?'
'Toch wel', zegt hij en gaat verder dat hij eerder al eens uitstel verkreeg voor een familiale aangelegenheid en toen het ultieme plan bedacht om vrijgesteld te worden. Helaas is het niet verlopen zoals hij wilde. Ik kijk hem nieuwsgierig aan. Hij steekt zijn vinger op alsof hij me een vraag wil stellen. Ik begrijp het niet. Dan legt hij het me uit: met een elektrische heggenschaar heeft hij deze wijsvinger een klein jaar geleden geamputeerd. Nu zie ik het ook.
'Het was verschrikkelijk', zegt Pieter. In shock staar ik naar een grijs-witte vinger die schril afsteekt naast de gebruinde vingers van zijn rechterhand.
Piekerend hoe het verder moest was hij plots op het idee gekomen om de vinger waarmee je de trekker van een geweer overhaalt af te zetten. Hij glimlacht veelbetekenend naar me. Want zeg nu zelf: wat ben je met een soldaat die niet kan schieten? Hij heeft het voornemen toen in een opwelling uitgevoerd maar als hij geweten had dat het zoveel pijn en ongemak zou veroorzaken, ging hij het zeker uit zijn hoofd gelaten hebben.
Met de vinger in z’n broekzak en een zakdoek rond het resterende gedeelte van het geamputeerde vingerkootje gewikkeld is hij naar de dokter gelopen, enkele kilometers verderop. Want hij zat net in zijn eentje te werken op verplaatsing en was uit het oog verloren dat hij geen vervoer had: 's morgens hadden ze hem daar afgezet en 's avonds zouden zijn collega's hem dan terug komen ophalen. De dokter heeft een ziekenwagen laten komen en het resterende stompje in afwachting zorgvuldig afgebonden.
Pieter lacht en zegt dat hij nogal impulsief van aard is.
Kortom, ze hebben de vinger er opnieuw kunnen aanzetten maar hij heeft er geen gevoel meer in, laat staan dat hij hem nog zou kunnen plooien.
Maar het ergste van al is dat hij, toen hij naar het Militair Hospitaal Koningin Astrid moest in Neder-Over-Heembeek, de dokter daar besliste dat de niet functionerende vinger voor Pieter geen bezwaar diende te vormen om zijn dienstplicht te vervullen. Zo'n vinger zou in tijden van oorlog weliswaar voor problemen kunnen zorgen aan het front maar er dienden dan ook nog altijd logistieke en administratieve taken uitgevoerd te worden dus zou zijn aanwezigheid sowieso meer dan welkom zijn en daarmee was de kous af.
'Maar het is nog niet voorbij,' verzekert Pieter me, 'ze beseffen niet waaraan ze met mij begonnen zijn!' En vertrouwt me toe - alsof het nog niet erg genoeg is - dat hij z'n wijsvinger elke dag in bleekwater weekt zodat de genezing niet te snel verloopt.
De dag van vertrek breekt aan en we begeven ons met pak en zak - ik heb een extra tas gevuld met aan mijn allergieƫn aangepast voedsel bij waarmee ik het een week uit moet zien te houden - naar het station in Roeselare waar we op de trein stappen. Het moet op onze gezichten te lezen staan want telkens de trein stopt, sluiten andere miliciens zich bij ons aan. Tijdens de ruim drie uur durende reis moeten we enkele keren overstappen voor we in Turnhout aankomen. Ik zie al wekenlang geweldig op tegen deze dag maar nu ik de andere jongens ontmoet waarmee ik mijn legerdienst tegemoet spoor, groeit het besef dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten wat me toch een beetje geruststelt. Misschien moet ik het eerder als een avontuur zien. Tenslotte stopt de trein in het station van Turnhout en met een diepe zucht schuiven de deuren open. Tientallen jongens, waaronder ik en Pieter, stappen uit.



Geen opmerkingen: