maandag 26 december 2022

ALLERGIEËN

Ik heb geregeld last van niesbuien die minutenlang kunnen aanhouden. Dan mag ik van meester Schoemaeker zolang in de gang gaan staan. Door de norse manier waarop hij me wegstuurt krijg ik de indruk dat de meester me ervan verdenkt dat ik een manier gevonden heb om zo'n niesbui uit te lokken. Zeer ontgoochelend vind ik dat, hoewel hij niet helemaal ongelijk heeft.
De eerste keer gebeurt het weliswaar spontaan maar durf ik m'n neus daarna iets te enthousiast snuiten, volgt er steevast een tweede nies, waarna, als ik dan opnieuw flink snuit, mijn neus het van me overneemt en ik niet kan verhinderen hoe het ontaardt in een stevige, niet te stoppen niespartij.
De oprechte bezorgdheid waarmee enkele medeleerlingen daarna naar me staren, is ontroerend maar zelf vind ik het allemaal best meevallen.
Beter nog: door de grote inspanning die zo'n niesbui vraagt in combinatie met het repetitieve karakter van het gebeuren, beland ik in een soort trance die me niet helemaal onwelgevallig is.
Ik heb er geen idee van maar op dat moment staan een aantal allergieën voor de eerste keer op scherp, maken zich klaar om door te breken.
Alhoewel. Mijn moeder heeft me meermaals verteld dat, toen ik nog een baby was, m'n oren iets te wijd uit elkaar stonden naar haar zin. Ze merkte dat het verergerde met slapen en ontdekte hoe dat kwam: ik bewoog het hoofd net zolang heen en weer over het kussen tot dat broze, haast nog doorschijnende oorschelpje dubbelgevouwen raakte.
Het overkomt me vandaag nog weleens dat één van mijn oren tijdens het nestelen in bed wordt dicht geplooid; het valt me dan altijd op hoe heerlijk dat aanvoelt.
Moeder trof drastische maatregelen en kleefde mijn oren aan mijn hoofd vast. Daar hield ze pas mee op toen de huid op die plaatsen begon los te laten. Mijn oorschelpen protesteerden zo tegen de gebruikte pleisters; er was iets met de materie die hen niet beviel.
Puur esthetisch is het met mijn oren dan ook nooit helemaal goed gekomen.
Tegelijkertijd had ik last van uitslag op mijn gezicht, eczema volgens de dokter. Hij vermoedde dat het om contacteczema ging, veroorzaakt door de pleisters, maar het kon ook een erfelijke vorm zijn, met mogelijk een aanleg tot hooikoorts en astma tot gevolg.
Moeder stak m'n handen in handschoentjes om te voorkomen dat ik me krabde tot het bloedde met ontelbare littekens tot gevolg. Heel frustrerend allemaal maar met de juiste zalf en veel geduld kreeg ze de aandoening onder controle.
Verder voelde ik me van kleins af aan geregeld misselijk, soms met overgeven als gevolg, vooral wanneer ik een glas melk dronk en daarna op de schoolbus stapte. Het drinken van melk voor ik naar school vertrok, werd afgevoerd.
En, tot slot, had ik last van pollen. De eerste hinder ondervond ik omstreeks februari, maart, wanneer de els en de hazelaar in bloei stonden. Het zorgde geregeld voor een loopneus en tranende ogen. De berk nam in april het stokje over en vanaf mei regeerden de graspollen, wat kon duren tot in september.
Maar van die niesbuien weet ik dus wel hoe het zit. Telkens het zich voordoet, moet ik het klaslokaal uit en wanneer het ophoudt, lang genoeg wachten om zeker te zijn dat het over is. Want het is - tot grote frustratie van meester Schoemaeker - al enkele keren voorgevallen dat zo'n aanval na een kort intermezzo gewoon verder gaat.
Dus sta ik wat in de gang te wachten, starend door het raam naar de tuin met fruitbomen. Soms gebeurt het dat het bijna speeltijd is, waardoor er al een gekoelde bak met kleine flesjes chocolademelk door de conciërge bij de deur van ons klaslokaal werd neergezet. Straks kunnen de leerlingen dan desgewenst zo'n flesje kopen. Ik kan er vaak moeilijk aan weerstaan om niet snel al eentje leeg te drinken, nu ze nog lekker fris zijn. Vooral omdat de flesopener er gewoon bij ligt. Ik doe het snel om niet betrapt te worden. Nooit wordt het opgemerkt, maar gestraft word ik wel. Want het is rond deze tijd dat ik voor het eerst middenin de nacht doodziek wakker word en alles vliegt eruit. Daarna gaat het iets beter, eventjes toch, maar voor ik het besef hang ik opnieuw over de wc pot te kokhalzen en niet zelden heb ik tegelijkertijd ook nog eens diarree zodat ik me meteen kan omdraaien om de nimmer verpinkende closet pot meteen nog een beurt te geven, en dan pas door te spoelen: twee voor de prijs van een.
's Morgens blijft het maar doorgaan; de etensresten zijn allang verdwenen en maken plaats voor een dik geelachtig, bitter smakend slijm dat in mijn neus prikt en tranen in mijn ogen jaagt en dat mijn lichaam maar node verlaat; het moeizame doneren gaat gepaard met een herhaaldelijk, bijna mechanisch kokhalzen, het middenrif trekt pijnlijk samen terwijl ik een luide 'UUU!' uitstoot, maar waarbij er weinig of niets afgescheiden wordt. Meestal houdt de ellende na een dag op, maar net zo goed duurt de marteling twee dagen, een ware calvarietocht.
Telkens vereert de dokter ons met een bezoek. Wat een troost als hij hier binnenstapt! Je weet meteen dat alles goed komt. Hij doet niet eens z'n jas uit maar opent meteen z'n tas, alsof er geen tijd te verliezen valt, neemt die stethoscoop en luistert. Neemt mijn temperatuur op en controleert mijn polsslag, kijkt eens in mijn neus, staart achterin m'n keel, 'Zeg eens A!', 'Aaaaaaaaaaa!', haakt de stethoscoop weer uit de oren, stopt het ding in één beweging in zijn tas, hoe is het mogelijk, hij weet het al! Maar ik weet het ook, want het is gewoon hetzelfde als de vorige keer en de keer daarvoor, en de diagnose luidt dan ook onveranderlijk: 't is van de galle'.
Veel water drinken dus.
'Is er nog druivensuiker? Ja? Nee? Een doos halen en telkens een soeplepel mengen met het water, zodat hij zich een beetje beter voelt, van suiker kikkert hij wat op', enzovoort, eigenlijk herhaalt hij nog maar eens exact wat hij de vorige keer al heeft gezegd, en als op een dag blijkt dat je hierdoor een intolerantie voor druiven kunt ontwikkelen, schakelt hij over op cola.
Na een tijdje komt er regelmaat in, daarna versnelt het ziektebeeld: eerst nog om de drie weken, daarna moet ik tweewekelijks twee of meer dagen thuisblijven. Maar we moeten ons geen zorgen maken, de dokter is niet meer van de jongste, heeft er een heel leven op zitten en het allemaal al eens eerder gezien. Hij verzekert ons dat het van voorbijgaande aard is. Mijn ouders leggen mijn lot in zijn handen.
Tientallen keren maakt hij me wakker ergens halverwege de voormiddag, kijkt onbewogen toe terwijl ik spastisch boven een emmer hang, schrijft een briefje voor school. Ik word steeds meer een mager, bleek jongetje dat languit gestrekt in z'n pyjama onder een deken in een driezit lig te slapen.
Op zekere dag roept meneer Vanhee, die les geeft aan de vijfde klas, me na school bij zich. Hoe het komt dat ik toch zoveel afwezig ben? Nooit eerder heeft een leraar me die vraag gesteld. Of ik niet graag naar school ga misschien? Dat is inderdaad zo, maar dat zeg ik hem niet. Maar ik vertel hem wel alles over het ziek wakker worden, het overgeven, het doktersadvies. Meneer Vanhee staart me een tijdlang onderzoekend aan en geeft me dan een briefje mee waarin staat dat hij mijn ouders wil spreken. Hij overtuigt ze om me eens te laten onderzoeken in een ziekenhuis.
Enkele weken later is het zover en het is meteen een grondig onderzoek: na me een laxeermiddel te hebben toegediend waardoor ik mijn ingewanden bijna samen met m'n stoelgang af moet staan, mag ik naakt, op handen en knieën op een dokterstafel plaatsnemen. Dokters en verplegers zwermen om me heen, praten met elkaar over hun privéleven alsof ik er niet ben, alsof dit alles de normaalste zaak ter wereld is. Ze brengen een slang in mijn anus die via een camera zicht biedt op wat er zich allemaal afspeelt in mijn binnenste. Terwijl een van hen de slang bedient, staat de rest geconcentreerd te kijken naar het scherm. Daarna mag ik op mijn rug gaan liggen voor een oraal onderzoek. Daarvoor wordt een andere slang gebruikt.
'Rustig blijven, rustig blijven! Het is bijna voorbij…' Maar hoe kun je rustig blijven als je het gevoel hebt dat je stikt?
Een dag lang ben ik een speelbal, halen ze allerlei kunstjes met me uit en ik ben nog nooit zo ziek geweest als wanneer ik eindelijk weer naar huis mag. Huilend van ellende loop ik aan moeders hand, ze spreekt me moed in en ondersteunt me terwijl we de bushalte naderen.
Alle onderzoeken die ik nu ondergaan heb, worden gebundeld en opgezonden naar één of ander labo in Engeland. Drie maanden later vallen de resultaten bij onze huisdokter in de brievenbus. Hij komt langs met een uitgebreid maar onleesbaar dossier in zijn dokterstas en een samenvatting in mensentaal. Het komt erop neer dat ik aan een hele reeks van allergieën en intoleranties lijd, en hij geeft moeder een lijst met tips tegen het overgeven, de diarree en zelfs de niesbuien: het schijnt allemaal verband met elkaar te houden. Verbijsterd leest ze het aan me voor: geen melk meer, eieren, pinda's, chocolade, wafels of oliebollen. Geen confituur, kaas, rauwe groenten of pudding. Geen boterspekken, lunchworst, cornet d'amour, pannenkoeken met bruine suiker en milkshake fraise. Geen tapijt in huis. Geen katten of honden, kanaries of parkieten, en ver uit de buurt van koeien en paarden blijven. Zelfs cola blijkt uit den boze.
In de plaats daarvan synthetische lakens en een dekbed in de slaapkamer, vloeren dagelijks met water gereinigd, urenlang gekookte groenten in combinatie met soeplepels zemelen en aangepast brood. Niet meer liggen in gras, wandelen of spelen in de tuin.
Alle leuke dingen worden me verboden maar ik heb geen keuze, want als ik de adviezen in de wind sla kan ik astma krijgen en dan wordt het alleen maar erger, zegt de dokter nog.
Maar hij had gelijk toen hij beweerde dat het van voorbijgaande aard is; het kan nog jaren duren maar het is hoe dan ook een kinderziekte. Straks komt er een verpleegster langs die me 's morgens, enkele weken lang, voor ik naar school vertrek een prik toe zal dienen. Het betreft een kuur die op termijn al wat verlichting zou moeten brengen. En me gewoon aan mijn dieet houden blijkt ook al een hele stap vooruit.
Soms, als er op zondagnamiddag familie op bezoek komt om taart te eten, haalt moeder speciaal voor mij een gebakje naar de natuurwinkel en kijkt dan vol stil genot toe hoe ik het peperdure, smakeloze ding naar binnen prop.
'In onze tijd bestond dat allemaal niet', moppert vader en laat duidelijk uitschijnen dat hij de geneeskunde ervan verdenkt dit soort zaken in de hand te werken of zelfs op te blazen.
Mijn vader heeft dan ook enkel wat last van dermatitis, ofwel eczeem, op zijn benen.

Geen opmerkingen: