zaterdag 31 december 2022

SCHONE BLOEMEN

De in slaap gedommelde stationshal schrikt op als de oude man die net binnengekomen is, in zijn telefoon roept: 'Ja, ik ben er hoor! Wat? In het station natuurlijk, waar anders?!'
Hij luistert terwijl hij zich langzaam omdraait, starend naar ons, de zittende wachtenden; een zweem van verrassing in dat gezicht alsof hij nu pas beseft dat er nog mensen zijn. Hij bekijkt ons een voor een en wendt zich dan ineens bruusk weer af, naar waar niemand staat, voorovergebogen naar de grond kijkend, alsof hij wat privé wil en blaft: 'Je moet nog vertrekken? Wel, haast je dan maar want het is hier niet te branderig!'
Zijn telefoon verdwijnt in een jaszak, en ook zijn boosheid lijkt ogenblikkelijk zoek; hij kuiert wat rond, kijkt naar buiten, een onherkenbaar liedje neuriënd en blijft dan zijdelings voor me staan, ik die neerzit en ogenblikkelijk opgeslorpt word door die indrukwekkende, zeg maar overweldigende buik.
'Amai, dat is een schoon boeket bloemen! Wie dat krijgt zal er wel bij varen!' Het mooie meisje met de bloemen dat iets verder staat, kijkt verlegen van haar smartphone op en giechelt.
'Schone bloemen, dat zie ik graag! Schone bloemen en schone meiskes!'
Dat was iets te vrijpostig, nu draait het meisje zich - weliswaar met een glimlach - om. Het is een vergeefse poging om haar grenzen af te bakenen want met grote ogen taxeert hij meteen ongegeneerd haar achterkant: zijn blij verbaasde kale hoofd zakt traag en schaamteloos van boven naar beneden, zijn blik blijft hangen terwijl dat hoofd traag en goedkeurend knikt bij haar welgevormde onderkant, hij lacht, kijkt met duivels uitpuilende ogen en een sardonische glimlach naar de andere aanwezigen waarvan sommigen ongemakkelijk zitten te draaien, niet weten hoe ze zich moeten gedragen, niet willen zien hoe hij met zijn kin knikt in de richting van het meisje, alsof hij ze wil betrekken bij een of ander naargeestig plan. Zijn mond valt open, hij steekt zijn tong uit en hijgt, als om een dorstige hond na te bootsen. Iemand springt recht, loopt naar buiten, andere aanwezigen kijken verbijsterd, ontzet, slechts bij een enkeling verschijnt er een lachje op het gezicht.
Terwijl hij de blik alweer afwendt, zich van ons afkeert, terug reist naar die eigen wereld - het voelt bijna alsof we gestraft worden - en door de grote stationsramen naar buiten staart, geeuwt hij breed en verveeld.
'Jaja,' mompelt hij dan zacht, 'schone bloemen en schone meiskes…'

Geen opmerkingen: