woensdag 8 mei 2024

VECHTEN TEGEN DE BIERKAAI

De dag dat Antonio kwam solliciteren, was hij dronken. Zijn begeleidster, aanvankelijk opgetogen, was op slag moedeloos.
'Maar ze hadden gezegd dat de sollicitatie in de namiddag zou doorgaan,' lalde hij schuldbewust, 'en vanmorgen belden ze om te zeggen dat het naar de voormiddag was verplaatst!'
Voorts minimaliseerde hij de schade tot twee pilsjes, wat contrasteerde met het duistere geraaskal en onbedaarlijke gelach. Het verdict was dat Antonio zich opnieuw kon aanbieden als hij zijn zaakjes wat beter onder controle had.
Want dat hij met een probleem worstelde stond buiten kijf. Elke dag dronk hij tot hij erbij neerviel. Zo kwam hij hier eens binnen, een arm over de schouder van een al even erg waggelende reisgenoot. Samen doorkruisten ze de ruimte zonder halt te houden, ze zaten in hetzelfde schuitje - zeg maar stuurloos schip. Wonderlijk hoe ze erin slaagden overeind te blijven en te verdwijnen zoals ze verschenen waren.
Alles veranderde toen hij zijn vriend op een dag dood aantrof.
'Hij at al een hele tijd niets meer, kwam die zetel alleen nog uit om naar de wc te gaan. En elke dag moest ik kratjes bier voor hem halen. Ik zei nog dat het slecht ging aflopen!'
Z'n stem brak, het beeld van zijn dode broeder bleek op zijn netvlies gebrand.
Toen onderging hij een gedaanteverwisseling, de dronkenlap van weleer was verdwenen en zo kon hij uiteindelijk toch aan de slag. Jarenlang opgestapelde schulden - waardoor de deurwaarder kind aan huis geworden was - werden in kaart gebracht en het aflossen kon beginnen. Hij werkte in ons magazijn en begroette de klanten hartelijk, bleek een geknipte ontvangstreceptionist. Hij was een open boek, we hoorden elke dag hoe hij vocht tegen de verslaving.
Het werden tien mooie maanden.
Toen kwam er een reeks kleine tegenslagen, genoeg om Antonio van de wijs te brengen. We praatten hem moed in en probeerden de drankgeur die hij verspreidde te negeren, in de hoop dat hij zich zou herpakken.
Op een dag keerde hij waggelend terug na het middageten. We stuurden hem naar huis. Hij verontschuldigde zich nadien, verzekerde ons dat het om een eenmalige dwaling ging.
Maar het werd steeds erger. Uiteindelijk zaten we vijf keer rond de tafel; zijn begeleidster, onze personeelscoach, Antonio en ik. Beloftes werden gemaakt, afspraken op papier gezet. Maar de geest was uit de fles, langzaam zagen we hem afdalen naar zijn eigen hel. Op een dag trof ik Antonio aan achter een textielkar, uitdrukkingsloos naar me kijkend dronk hij een blik bier uit. Toen stopte het contract.
Elke week hoor ik hoe hij ergens strompelend werd opgemerkt, luid brallend, met schrammen en builen van het vallen, een fles in de hand. Hoe niemand nog tot hem door kan dringen. Iedere keer is het een steek in mijn hart.
(De Mening in De Standaard, 15/02)

Geen opmerkingen: