Vandaag maken we broccolisoep, zijn favoriet. Eerst zochten we een recept, daarna gingen we winkelen in de Aldi naast de deur.
Vorige week, aan het eind van het werkoverleg, had hij plots geopperd: ‘Vinden jullie ook niet dat deze maand lang duurt?’
Hij maakt wel vaker een verrassende opmerking waardoor iedereen in lachen uitbarst, maar hij had er nog iets aan toegevoegd: ‘Moeten we nu nog dagen wachten voor we ons loon krijgen!?’
Hij heeft wel vaker moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Nochtans zou hij als alleenstaande dertiger die een sociale woning huurt gemakkelijk met zijn loon kunnen rondkomen. Ware het niet dat hij elke dag uit eten gaat. Want hij heeft geen fornuis.
De eerste keer dat we dat hoorden, wezen we hem erop dat je voor een goeie honderd euro al een dubbele inductiekookplaat kunt kopen. Het was zinloos, hij gaat liever naar een frituur, kebabzaak of een pizzeria. Hij kan bovendien nog geen ei koken.
Hij weet het nog niet, maar het streefdoel is dat hij over enkele weken in zijn eentje een maaltijdsoep voor zijn collega's maakt. Terwijl ik de broccoli afspoel en versnijd, pelt hij de ajuinen zoals ik net heb voorgedaan. Daarna snijdt hij de helften in grove stukken.
‘Niet in je ogen wrijven!’ Te laat, de tranen rollen over zijn wangen. Hij dept zijn ogen met keukenpapier droog terwijl ik hem aanmoedig om de versneden uien van zijn snijplank in de kom te vegen. Een luid gesis bevestigt dat het waar is, we maken soep.
‘Hmmm, het ruikt lekker’, zegt Wahid, die z'n ochtendpauze te neemt. Ik zet het vuur lager en toon hoe je met een houten lepel voorkomt dat de boel aanbakt. De broccoli gaat erbij, daarna de bouillon. Hij mag de soep mixen, ik kruid ze af.
Elke middag een broodje met een cola kost vijf en een halve euro, maal 5 werkdagen maal vier weken is 110 euro per maand. Voor drie dubbele broccoli’s, een zak uien, een doosje bouillonblokjes, een flesje magere room, een zak gemalen kaas en een groot brood betaalden we twintig euro en tachtig cent, goed voor 14 porties soep.
Het getik van lepels in kommen. Geslurp. Wie dat wenst, neemt er enkele sneetjes brood bij.
‘Wel, jij mag nog soep maken’, gromt Kurt.
Hij glimlacht, zegt 'dank u', strooit een soeplepel gemalen kaas in zijn kom waarna hij nog wat soep opschept.
‘Ja, ze is lekker, je soep.’ Goedkeurend gemompel. Hij kijkt achterom, ik zie een trotse glimlach op zijn gezicht. Het is een begin.
(De Mening in De Standaard, 16/02/23)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten