maandag 17 juli 2017

RODE DRAAD

We bevinden ons in overlevingsmodus. Brandjes blussen. Hoog tijd dat het verlof is, het lijkt wel of iedereen hier ziek wordt. Het eerste deel van de week komen er maar twee medewerkers opdagen, vanaf donderdag zijn ze met z'n drieën. Alleen het hoogstnodige kan gedaan worden: de winkel ordenen, het in ontvangst nemen van de goederen, sorteren, meubelen naar binnen en naar buiten brengen, de kassa bedienen. Het is een hele opgave om de rekken weer aangevuld te krijgen. Wie aanwezig is, draait op volle toeren. Merkwaardig genoeg maakt niemand hier daar een probleem van. Integendeel, Djetenin lijkt zich zelfs te amuseren zoals ze haar bezigheden combineert, en ook Bilal blijft tijdens zijn laatste weken stevig doorwerken. Hij maakt zich zorgen hoe het verder moet, als hij hier weg is. Hij heeft gelijk, ik zie ook niet direct een geschikte vervanger. Het is de eerste keer dat ik meemaak dat er geen kandidaten zijn om de medewerkers die aan het einde van hun traject gekomen zijn, te vervangen. Gelukkig is Nathalie er, de leidinggevende assistente die hier al enkele jaren werkte toen ik begon. Zij heeft het allemaal al eens eerder meegemaakt. Mijn vaste rots in deze branding.

Maar dat we hier nu maar met zoveel zijn heeft niets met de afvloeiingen te maken.
'Waar is iedereen?' vroeg Bilal vanmorgen terwijl hij over zijn kin wreef. 'Niemand komt nog!' En hij stak zijn schouders op.
'Ze zijn allemaal ziek Bilal' zei ik.
'Ik weet niet... Misschien' zei hij. Hij mag meer zeggen dan wij.
'Rino, in Kortrijk is er dokter. Misschien, als jij vakantie wil, moet je naar deze dokter gaan en zeggen dat je pijn hebt. Dan krijg je week vakantie!'
Ik lachte en dacht: daarvoor hoef je niet naar Kortrijk te gaan.

Enige tijd geleden hadden we hier een medewerker die bijna iedere week één of meerdere dagen uitviel. Zijn vader was Franstalig en zijn moeder een rasechte West-Vlaamse. Nederlands sprak hij niet maar zijn dialect met die rollende r was onbetaalbaar. Hij dronk alleen maar cola en als hij at, waren het diepvriesmaaltijden. Het was een van de dunste mannen die ik in mijn leven al gezien had. Een en ander verklaarde misschien ook het feit dat hij altijd zo bleek was. Hij kon van het ene op het andere moment beginnen trillen en beven en binnen de kortste keren moest hij dan naar de dokter. Hij stak zijn handen uit om te bewijzen dat het echt was. Ze schokten oncontroleerbaar. Dat zijn ogen daarbij uitpuilden en dat hij dan ook nog eens heel erg stotterde maakte het des te indrukwekkender.
Toen ik het 's avonds thuis vertelde en automatisch mijn arm uitstak om hem na te doen, merkte ik plots dat er niets aan was. Mijn hand beefde oncontroleerbaar en ik zag hoe er zich al een bezorgd rimpeltje in het voorhoofd van mijn geliefde vormde waardoor ik het ledemaat weer tot de orde riep.
Daarna keek ik met andere ogen naar de aanvallen van mijn medewerker.
Ik wil niet beweren dat er niets van aan was, maar ik denk nog steeds dat hij door dat schudden en beven van zijn handen telkens weer even erg onder de indruk kwam als ik oorspronkelijk was geweest. Ik begon te geloven dat het eigenlijk iets in zijn hoofd was.

Dit werd bevestigd op een dag toen hij een lasagne uit de frigo haalde, in de microgolf stak en daarna smakelijk opat. Hij was goedgeluimd, maakte grappen en afgaande op het werk dat hij verzette bleek hij in grote vorm. Nadat hij zijn bord had opgeruimd wees iemand hem er op dat de verbruiksdatum van de lasagne die hij zonet verorberd had, vorige week verstreken was. Vanaf dat moment kon je onze medewerker in een schrikbarend snel tempo zien aftakelen. Hij bekeek de verpakking en werd steeds bleker. Dat wij het belang van die datum relativeerden maakte niets uit. Zijn buik begon pijn te doen en voor we het wisten zaten we te kijken naar die spastische hand.

'Rrrino, en k zy k zy k zyn echt nie goed! K voele my verrrskrrrikkeluk sp sp spuugachtig! En t begunt ool te te te drrroain, k goa moetn zittn... Rrrino! K goa noa n docteurrr moetn!'

Ik wist ondertussen al een tijdje dat het op zo'n moment geen zin had te proberen hem op andere gedachten te brengen. Een ogenblik later zat hij op zijn bromfiets en zag je het grind onder zijn achterband opspatten terwijl hij van hieruit recht naar de dokter reed. Die keer was hij een uur later terug met een doktersbriefje dat hij me met een triomfantelijke blik toestak.
Zie je wel!
De dokter zegt het ook!

Meestal kreeg hij een of twee dagen. Soms drie of vier. Maar het gebeurde ook dat hij een hele week voorgeschreven kreeg.
Op een keer had ik er genoeg van. Ik belde die dokter op. Vroeg hem hoe het zat. Het was toch niet normaal dat onze medewerker zoveel ziek was? Of er niet eens een diepgaand onderzoek gepland moest worden om na te gaan wat er werkelijk aan de hand was?
'Ik heb het hem nog gezegd' zei de dokter. ' Ik zei: je moet oppassen of je zult je werk nog verliezen! Maar nee, hij wilde een hele week!'
'En u geeft hem dat dan?' Ik kon mijn oren niet geloven.
'Je kent hem toch ook? Anders staat hij hier elke dag!'

Oké, dit was een extreem geval. Maar in de vier jaar dat ik hier werk vormen de mensen die gemakkelijk twee keer per maand uitvallen een rode draad. In het begin reageer je terughoudend, nog niet gewend om ermee om te gaan. Maar gaandeweg kom je los, begin je de systeempjes te herkennen. De terugkerende formules. En ga je sneller met de medewerker samen zitten om te benoemen wat je ziet en ervaart. Maak je een kalender waarop je de ziekteperiodes in kleur aanduid; vooral rood doet het goed. Soms kun je merken dat de medewerker dan eventjes schrikt. Misschien omdat hij het niet besefte. Misschien omdat jij het nu al doorhebt. Soms merk je niets.
Maar meestal duren de periodes tussen de ziektes dan iets langer. Tot men hervalt. Dan moeten we opnieuw samen zitten.
Maar oplossen kun je het niet.

Het is wat het is en je moet het ermee doen. Je zou kunnen stellen dat er twee soorten medewerkers bestaan. Diegenen die steeds weer ziek worden, en diegenen die zelden of nooit ziek zijn. Je kan alleen maar hopen dat de eerste soort iets leert van de tweede. En gelukkig heb ik het nog nooit meegemaakt dat de tweede soort besmet werd door de eerste...

Geen opmerkingen: