maandag 17 juli 2017

WORDT VERVOLGD

Uit een diepe, droomloze slaap wakker worden. Er is iets, je weet niet wat, maar het dringt steeds dieper je oren binnen en rommelt daar in je hoofd. Er worden geluid uit de buitenwereld geregistreerd en langzaam kom je bij bewustzijn.

Er waren zelfs meerdere geluiden. Eerst ver weg, alsof daar iets omver werd gegooid, en dan een vaag geritsel, heel dichtbij. Het was aardedonker in de kamer en ik keek naar de digitale cijfers van de klokradio. Net geen twee uur in de nacht. Ik richtte me op en draaide me in de richting van het raam. De gordijnen waren open en ik kon de omtrek van het venster zien, waarbinnen de duisternis iets lichter was. Mijn ogen wendden snel en ik zag dat het raam geopend was. Er stond een gedaante bij. Ik tastte vruchteloos naast me.
'Wat is er?' vroeg ik.
'Sssst' siste ze. 'Er is daar iemand'.

Tijdens de dag was onze gemeente in het nieuws geweest. Op het kerkhof waren zessentwintig graven vernield met een sloophamer. Toen ik 's avonds vertelde wat ik op de radio had gehoord zei ze: 'Wie doet er nu zoiets?' en schudde haar hoofd. 'Wat gebeurt er toch allemaal?'

Enkele dagen later zou blijken dat er een maand geleden al iets vreemds op het kerkhof voorgevallen was dat in het licht van de nieuwe gebeurtenissen nu toch wat aandacht kreeg. Toen waren enkele grote stukken arduin - die als afdekplaat voor de graven dienst deden - verdwenen. Verder was er ook een getuige opgedoken. Het bleek een vrouw die zich, toen ze het nieuws van het vandalisme op de radio vernam, herinnerde dat ze op het kerkhof een man met een sloophamer bezig had gezien. Ze dacht dat het een gemeentearbeider was en kon een redelijk nauwkeurige beschrijving van de persoon geven.

Maar nu stond zij daar dus aan het raam. Ik zag hoe het vage licht op haar naakte schouders viel. Ik stapte voorzichtig uit bed en ging bij haar staan, in de donker turend terwijl ik mijn oren spitste. Veel was er niet te zien. Ik voelde de koele wind die naar binnen woei alsof de nacht zacht in ons gezicht blies. Plots was het daar weer, dat gestommel. Het leek alsof er daar beneden iemand in een hok te rommelde.
'Ik mag er niet aan denken dat ze nu in mijn atelier zitten' fluisterde ze.
'Wat we horen is een heel stuk verder weg dan je atelier' fluisterde ik terug.
'Ik ga het hondenluik beneden toch afsluiten' zei ze, plots iets luider alsof de beslissing die ze genomen had haar voorzichtigheid verdrong. 'Straks stormt ze nog de tuin in, luidop blaffend'.
Ze stommelde door de kamer. Ik bleef nog even aan het raam staan, maar hoorde niets meer en besloot van de gelegenheid gebruik te maken om te gaan plassen.

Ik wandelde naar de overloop en bleef nog eventjes staan luisteren. Toen liep ik door naar de badkamer. Ik durfde het licht niet te ontsteken, zocht de closetpot op de tast en ging zitten. Ze bleef toch wel wat lang weg om alleen maar dat luik af te sluiten. En toen hoorde ik iets, zo dichtbij dat de haren op mijn armen spontaan opveerden. Daar zat ik, middenin de nacht in het donker, en durfde me niet meer te bewegen. En nee, ik had het me niet ingebeeld want daar had je het weer. Voorzichtig kwam ik overeind, en schuifelde naar de hal. Ook daar was er een raam waarlangs er wat maanlicht naar binnen viel. En daar stond ze. Ze had het raam geopend en tuurde de nacht in.
'Wat doe je?' vroeg ik.
'Ssssst!' zei ze.

Ik ging bij haar staan. 'Ze zijn er nog steeds' zei ze, 'maar ze zijn veel stiller nu...'
Waarmee ze leek te insinueren dat ze met meer dan één waren én dat ze ons hadden gehoord. We hoorden wagens in de verte. Een hond die blafte. Een uil die 'oehoe' deed.
Na een tijdje sloot ze het raam en we liepen stilletjes terug naar de slaapkamer. We hoorden de kat die ook binnen zat en probeerde buiten te komen, wat haar door het afgesloten luik niet lukte. We luisterden een tijdlang naar het gezoem van een mug die met ons mee naar binnen gekomen was. En toen vielen we in slaap.

Enkele dagen later zaten we 's morgens aan tafel. Je kon de venijnige steken van de mug die nacht nog altijd op mijn armen zien. Ik nam de tablet en tikte 'Meulebeke' en 'kerkhof' in.
'Er is nog geen spoor naar een eventuele dader in verband met de vernielde graven' zei ik. 'Maar het is wel opvallend dat alle graven die aan diggelen liggen binnenkort opgeruimd moesten worden. Er was al een aannemer aangesteld. Vreemd toch?'
'Dus heeft iemand het eigenlijk op die aannemer gemunt' zei ze. 'Diegene die de stenen zou recupereren.'
'Je zou wel eens gelijk kunnen hebben' zei ik.
'Maar misschien ook niet' zei ze.

(Wordt vervolgd)
(Maar misschien ook niet)

Geen opmerkingen: