maandag 17 juli 2017

HEL

De hitte was tastbaar. De ventilators waaiden ons geen koelte toe maar kaatsten de warme lucht gewoon terug in ons gezicht. Mensen stonden aan te schuiven om te betalen. Ze wapperden met hun briefjes, niet om zichzelf op die manier wat koelte toe te wuiven maar in de hoop dat we het bezwete papier van hen overnamen en zo ontsloegen van de noodzaak om nog langer in de rij te wachten.
We voelden hoe ze onze blik probeerden te vangen. Wanneer we onoplettend waren en op een onbewaakt moment plots opkeken en per ongeluk recht in een paar van deze ogen staarden wiens uitdrukking twijfelde tussen dwingen en smeken sloegen we de oogleden ogenblikkelijk weer neer en focusten ons op de grote badhanddoeken, zwemkledij, sandalen, zonnebrillen, reisgidsen, koffers of rugzakken die we scanden of manueel intikten om af te rekenen.
We stonden met zijn tweeën aan de kassa, de ene deed het administratieve werk en rekende af terwijl de andere de beveiligingen wegnam, de goederen inpakte of opplooide en alles opborg in een doos of een al dan niet meegebrachte boodschappentas. Telkens iemand zijn betaalde goederen opnam en het gebouw uit vluchtte terwijl fris ogende bezoekers hun zonnebril afnemend vol verwachting binnen kwamen, sloten anderen zich bij de betalende rij aan. Het was hopeloos.

Een man die met zijn drie jengelende kinderen mee aanschoof probeerde zijn kroost als een moederkloek om zich heen te houden om zo zonder veel kleerscheuren de uitgang te bereiken. Dat lukte hem niet helemaal.
Het kleinste kind huilde en hield zijn twee armen weliswaar hardnekkig rond vaders been geklemd maar de andere twee liepen elkaar ondertussen luid brullend achterna, haalden spullen uit de rekken die ze blij gezind naar de kassa brachten maar onder druk van vaders wijzende vinger, rollende ogen en weinig aan de verbeelding overlatende taalgebruik duidelijk tegen hun goesting weer terug legden, min of meer op de juiste plaats.
Het was toen dat het gebeurde. Of het was wellicht al iets eerder gebeurd. Iedereen aan kassa verstijfde. Alsof een spierziekte ons allen tegelijkertijd trof, een uiterst besmettelijk aandoening die onze soepele bewegingen onherroepelijk naar het verleden verwees en de aanwezigen in één keer tot stijve harken transformeerde. Niemand zei een woord maar iedereen wist hoe laat het was. Het was het laatste wat we nodig hadden in deze hitte. Dit was de hel.

Toch zei niemand iets. Alles ging gewoon door. Mensen bleven aanschuiven met goederen, wij scanden, tikten en pakten in, en vader bleef wijzen met dat vingertje. Alleen scheen het nu in slow motion te gebeuren; zweetdruppels gleden langzaam via de slapen over wangen, vaders woorden rolden futloos uit zijn mond, de oogopslag van de moedeloos aanschuivende klanten liet langer op zich wachten. Zelfs de achtergrondmuziek sleepte zich lamlendig voort en klonk steeds doffer toen, tenslotte, het verlossende deuntje luidde waarmee bancontact bevestigde dat de elektronische betaling na een eerste mislukte poging nu toch was doorgegaan. Vader nam de tas en liep voorzichtig, met het snikkende kind rond zijn been geklemd en de andere twee in zijn kielzog, naar de uitgang. Hoewel de hitte de verstikkende geur in zijn greep hield en niet meteen van plan bleek los te laten, kwam hier en daar alweer wat meer beweging in de lichamen.

'Amai!' zei er iemand.
'Jezus!' zei iemand anders.
'Ruikt hij dat niet?' vroeg nog een ander zich af.
Ondertussen zorgden de ventilatoren voor opluchting. De energiestromen binnen het gezelschap namen toe en de rij leefde op.
'Het zal je maar overkomen aan de kassa' zei een opgeschoten jongeling die zelf ook met zijn kroost aanschoof.
'Het is ons allemaal meer dan eens overkomen' zei een gezette vrouw in korte broek die iedere week langskwam op zoek naar ontbrekende accordeonplaten voor haar collectie.
'En wie weet overkomt het ons straks opnieuw' zuchtte een hoogbejaarde man in rennerspak.

Geen opmerkingen: