donderdag 16 januari 2025

SPIEGEL

Ik zoek de mouwopening in de voering van mijn jas en duw er eerst een hand en dan mijn arm doorheen. Daarna probeer ik de andere mouw te pakken te krijgen wat een hele opgave blijkt.
Voor mijn jongere broer is het gemakkelijker: eerst trekt moeder de door haar gebreide, oranje bivakmuts over zijn hoofd - die behalve de ogen ook neus en mond vrijlaat - waarna hij een arm strekt en afwachtend voor zich uit staat te staren.
Wat een toeval dat het een rode jas betreft want zoals moeder het kledingstuk openhoudt, lijkt ze een toreador die op een stier afloopt terwijl ze naar zijn hand mikt.
'Maak een vuistje', zegt ze waarna de arm in de mouw verdwijnt. Ze wrikt tot zijn hand tevoorschijn floept en neemt dan z'n andere arm die ze achter zijn rug om in de tweede mouw propt, tot ook daar een vuist aan het eind zichtbaar wordt en de achterkant van het rode jasje strak zit. Ze haakt de twee voorste jashelften aan elkaar en beweegt het ritslipje van onder naar boven, over het gebreide halsstuk van z’n bivakmuts, tot net onder zijn kin.
Soms stapt mijn broer in de borstelkast.
'Ik ga naar de sterren kijken', zegt hij dan ernstig, waarna hij de kastdeur achter zich dichttrekt. Na lang aandringen heeft hij eens uitgelegd hoe dat in zijn werk gaat: in het donker wrijft hij met zijn handen een tijdje in zijn ogen. Meer is het niet. We willen het ook wel eens proberen maar voor ons is de kast helaas te klein geworden.
Momenteel is hij in de ban van een kleine handspiegel waar hij bewonderend in kijkt. Hij is zo vaak met deze handspiegel op stap, dat moeder op een dag een tweede exemplaar in huis heeft gehaald.
Hij brengt de spiegel dicht bij zijn mond en slaakt een lange zucht. Daarna wacht hij ademloos terwijl de contouren van zijn gezicht langzaam weer tevoorschijn komen.
'Wat ben ik toch een mooi jongetje', fluistert hij met een wazige blik.
De eerste keren moeten we hier nog om lachen, maar ondertussen is dat lachen ons vergaan. Door het nerveuze trekken aan die zelf gedraaide, reeds half opgerookte sigaret, kun je merken dat ook vader er niet langer gerust op is. De rook stuwt hij krachtig door zijn neusgaten naar buiten, snuivend als een boerenpaard in een lege wei op een mistige winterochtend. Maar hij houdt zijn lippen stijf op elkaar, waarschijnlijk omdat de sigaret anders uit z'n mond zou vallen.
'Je zou beter kijken waar je loopt', waarschuwt moeder waarna een knal weerklinkt, gevolgd door glasgerinkel. Mijn broer is tegen de kast aangebotst, het spiegeltje heeft het begeven. Gelukkig droeg hij zijn muts maar op zijn neus tekent zich een lijntje af waar piepkleine druppeltjes donkerrood vocht begint te wellen.
'Heb ik het niet gezegd!' roept moeder.
Mijn broer stapt in de kast.

Geen opmerkingen: