donderdag 16 januari 2025

ACCORDEON

Wollegems oogjes fonkelen kwaadaardig terwijl hij me de woorden venijnig toe sist. Ik begrijp er niets van. Waarom zegt hij dat nu? Meester Schoemaeker heeft blijkbaar ook iets gehoord, want plots staat hij voor onze lessenaar.
'Wat is dat hier allemaal?’
'Hij zegt dat Sinterklaas niet bestaat!’ De woorden knallen woest uit mijn mond. De meester slaat vermoeid de ogen neer terwijl hij het hoofd schudt. 'En wat weet Wollegem daarvan?'
Schoemaekers stem klinkt zacht en terwijl zijn woorden hun relativerende uitwerking op mij beginnen, gebeurt er iets waardoor de wereld nooit meer hetzelfde zal zijn: ik kijk eerst nog triomfantelijk naar Wollegem om na te gaan met wat voor argumenten hij de vraag van Shoemaeker zal beantwoorden - wat eerlijk gezegd nogal tegenvalt, het ziet er niet naar uit dat hij enige moeite zal doen, meer nog, de grijns op zijn gezicht lijkt wel in marmer gebeiteld – en als ik me daarna weer omdraai, merk ik nog net hoe de meester hem een knipoog geeft.
Een golf van verontwaardiging trekt door mijn lichaam, maar ik weet niet tot wie ik mij moet richten. Ik begrijp er niets meer van. En dan merk ik plots hoe ook Lepoudere en Wittenwrongel geamuseerd naar mij zitten te kijken. Alsof ook zij meer weten dan ik. Het voelt alsof ik geen adem krijg. Dit is een complot.
Ik veeg in één haal al het materiaal van mijn schoolbank in mijn boekentas en stuif de klas uit, terwijl Schoemaeker me achterna komt, iets sneller slenterend dan we van hem gewoon zijn, en mijn naam roept tot die weergalmt door gans het schoolgebouw.
Ik heb dit jaar een accordeon gevraagd in de brief die we van moeder moesten schrijven aan de sint. Ze schrok toen ik het haar zei.
'Weet je wel wat zoiets kost? Er zijn veel kinderen aan wie hij een cadeautje moet geven!' Dat vond ik ook al zo'n vreemde opmerking.
'Ik kan het toch maar vragen? Daarbij, we hebben het hier wel over de sint, wat heeft geld daar nu mee te maken!'
Maar nadien hield het me bezig. Ik had er nog nooit echt bij stilgestaan, het vermeden om er echt over na te denken want eerlijk gezegd wist ik diep vanbinnen wel dat er iets wrong. En nu zit ik er een beetje mee: wat als de heilige man eigenlijk helemaal niet zo goed bij kas zit? Maar ik kan er niets meer aan veranderen, de brief is al onderweg.
Het is een heel eind te voet naar huis. Een half uur vroeger dan normaal open ik de achterdeur. Moeder kijkt verrast naar de klok, maar veel tijd om er bij stil te staan heeft ze niet, mijn jongste broertje krijgt een bad. Kirrend van plezier slaat hij klungelig met de handjes op het water. Uiteindelijk is moeder klaar, en stopt ze hem in zijn park. Ondertussen is ook mijn zus van school thuisgekomen.
‘Wel, wat deed je zo vroeg thuis?’ Moeder staat weer op scherp.
‘Wollegem zegt dat de sint niet bestaat!’
Ik hoor nu zelf ook wel hoe belachelijk dat klinkt, natuurlijk dat de sint bestaat. Het is op de radio, de televisie en iedereen heeft het erover, hoe zou je zoiets kunnen verzinnen? Maar Wollegem beschouw ik als een vriend, waarom gedraagt hij zich dan ineens zo achterbaks tegen me? En wat misschien nog het meeste pijn doet, nu ik erover nadenk, is die knipoog van Schoemaeker. De meester die me buiten spel zet. En dan de spottende blikken die ik opving...
Maar de verschrikte oogopslag van moeder brengt me opnieuw in verwarring. Vooral omdat ze met die ogen naar mijn zus wijst die nu nietsvermoedend aan tafel gaat zitten, een blik die me duidelijk maakt dat ik moet zwijgen. Het is glashelder dat ze het niet begrepen heeft.
‘Maar Wollegem heeft gezegd dat…’ Haar ogen schieten vuur waardoor ik ineens stilval.
Wat is er toch aan de hand? Het wordt steeds vreemder. Het voelt alsof ik de grip verlies, het uit mijn handen glipt. Gefrustreerd spring ik op en loop naar buiten, gooi de deur hard dicht, harder dan ik eigenlijk wou, ik hoor hoe er iets valt, iets dat breekt waardoor de schade onherroepelijk is. Ogenblikkelijk heb ik spijt. Mijn moeder treft toch geen schuld?
Hier zal de sint niet tevreden over zijn.
Of is er toch iets meer aan de hand? Zou het kunnen dat moeder, die altijd beweert dat ze nooit liegt, deel uitmaakt van zo'n samenzwering, van zo'n collectieve leugen? Ik kan het niet geloven.
Maar wat er ook van zij, ik vrees dat ik die accordeon nu wel kan vergeten.

Geen opmerkingen: