Ik had een afslag te vroeg genomen.
Ze zat in gedachten verzonken naast me en had het niet gemerkt. Plots veerde ze op en staarde naar de rijbaan voor ons. Een vogel bevond zich midden op de weg. Angstig trippelde hij onregelmatige achten op het asfalt, grote lussen die hij gehaast maakte, alsof hij spoed had. Alleen kon hij niet goed beslissen waarheen.
Door een wrede speling van het lot zag hij alles ondersteboven, én achterstevoren. Zijn kopje bungelde naast z'n rechtop lopende lijfje. Een niet meer te achterhalen voorval had zijn nekje gebroken. Vreemd genoeg leefde de vogel nog.
Ik stapte uit, niet goed wetend wat te doen.
Het diertje leed zichtbaar en toen ik naderbij kwam, leek de ellende nog toe te nemen. Hulpeloos nam ik hem op, het bleek een lijster te zijn. Eerst protesteerde de vogel maar besloot toen om te gaan liggen in mijn hand. De oogjes knipperden, alsof het licht te fel was, en vielen dicht.
Hij voelde zacht en warm aan, alleen de wind zorgde nog voor wat beweging in de veren. Ik liep een openstaande weide in en stopte hem diep in het lange, wuivende gras. Toen ik verder reed, bleek ik weer op de vorige weg uit te komen.
Ginds zag ik de afslag die ik nemen moest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten