zondag 24 december 2017

SPOED

Als ik bij de deur kom draait deze automatisch naar binnen open. Een vrouw in een lange lichtblauwe schort is aan het dweilen.
'Pas op' waarschuwt ze, 'dat je niet weg glijdt!' Een meisje in een groen jasje en bijhorende broek komt op me af en kijkt me vragend aan.
'Ik heb mijn voet verzwikt' zeg ik.
'Heb je je paspoort bij?' Ik geef haar mijn identiteitskaart. Ze wijst in het wachtlokaal naar een stoel en verdwijnt.
'Triestig weer hé' zegt de poetsvrouw terwijl ze overal gele bordjes plaatst waarop gewaarschuwd wordt dat het glad kan zijn. 'Het lijkt wel of het de hele dag donker zal blijven.' Ze kijkt even achterom, ik knik. Dan veegt ze een ander stuk van de hal en schuift het vuil met haar borstel op een stofblik met een lange metalen steel zodat ze zich niet hoeft te bukken.
Even later is het meisje terug met een metalen stoel op wieltjes. Daar moet ik in gaan zitten. Ze rijdt me naar een fel wit verlichte ruimte waar een computer staat en een groot rek met allemaal formulieren en een bed waarop een afstandsbediening ligt. Ze buigt zich naar de computer die op een bureau staat en stelt me enkele vragen.
'Wanneer is het gebeurd?'
'Gisteren.'
Ik wandelde gezwind naar mijn wagen, maakte, links en rechts kijkend, aanstalten om de rijweg over te steken en plaatste toen mijn voet op een van die scheefliggende stoeptegels die de overgang tussen voetpad en rijweg vormen. Meer was het niet. Ik hoor haar vingers tikken op het klavier.
'Op een schaal één tot tien, hoeveel pijn doet het momenteel?'
'Zes.'
Eigenlijk is dat een gok. Want na een dag en een nacht weet ik het eigenlijk niet zo goed meer, er is pijn, een snijdende pijn, maar misschien is dat na vierentwintig uur zonder slaap niet zo gek. Ben ik te zeer gefixeerd op het gevoel. Of is het net omgekeerd, begint het te wennen, en is het erger dan het ondertussen aanvoelt.
'Wat voelde je toen het gebeurde?'
'Een felle pijnscheut waarna ik misselijk werd.'
Ik moest even bekomen en vroeg me af of ik nog wel naar huis zou kunnen rijden - van Brugge naar Meulebeke - terwijl mijn voet helemaal warm werd en begon te spannen in mijn schoen. Maar ik kon nog stappen en liep, iets minder uitbundig nu, verder.
Ze voelt aan de zwelling en knikt, geeft me mijn paspoort terug, 'eventjes op de dokter wachten, hij zal zo dadelijk komen'.
Ik wacht. Mijn voet is opgezwollen en voelt zwaar. Gisteravond gingen we naar vrienden waar we uitgenodigd waren om te eten. Onze gastvrouw was verpleegster.
'Als het de kruisbanden zijn, mag je rekenen op zes tot acht weken in het gips' zei ze. 'Maar om dat te weten te komen moet je eerst foto's laten nemen.' Ik werd er in een goeie stoel gezet met een bankje waarop mijn voet kon rusten. Af en toe kwam ze met ijsachtige gelei – recht uit de diepvries – die ze in een linnen zak stak en om mijn voet bond. Mijn poot kikkerde er helemaal van op. Iemand reikte me mijn drankje aan, iemand anders zorgde ervoor dat ik bij de hapjes kon. De heer des huizes verschafte heerlijke, verse soep. Iedereen kwam om me heen zitten zodat ik me niet hoefde te verplaatsen.
'Waarom moet er altijd eerst iets met iemand gebeuren' merkte iemand op - nadat ik iedereen al eens in een verregaande staat van ontroering had bedankt voor de behulpzaamheid - 'voor we die persoon in de watten leggen?'

Ik draai mijn karretje naar de muur waarlangs er stoelen staan. Op een ervan leg ik mijn voet. Plots zie ik dat er een wit bandje om mijn linkerpols zit. Ik heb niet eens gemerkt dat ze het omdeed.
Mijn naam staat erop, en mijn geboortedatum. En: 'Voor de veiligheid van de patiënt dient dit polsbandje tijdens het verblijf op SPOED steeds te worden gedragen.' Er staat ook een tijdstip op: 09:44.
Gisteravond laat had ik nog gekeken om een afspraak te maken bij de huisarts maar zijn digitale wachtkamer voor vandaag zat al helemaal vol. Het eerste wat ik dan ook deed vanmorgen, was bellen. Het was de doktersvrouw. Haar man was dringend weggeroepen maar zodra hij terug was zou ze me informeren hoe het verder moest. Een kwartiertje later belde ze terug. Dat ik me maar beter meteen via de spoedafdeling kon aanmelden. Dat er toch een foto genomen moest worden en dat het via de reguliere ingang eindeloos kon duren voor ik aan de beurt was.
Voor alle zekerheid heb ik de Humo meegebracht. Het eerste waar ik bij blijf haperen is de rubriek Vrouwentongen, deze week afkomstig van Heleen Debruyne. Haar stukje 'Pietenpaniek' maakt duidelijk dat haar nuchtere, no-nonsense kijk in combinatie met een dodelijke allergie voor hypocrisie haar van thuis uit met de paplepel ingegoten werd. Hoe klein ze ook was, haar ouders wilden haar niet voorliegen, ook niet wat de Sint betrof. Smakelijk beschrijft ze hoe haar omgeving op deze ontboezeming reageert. Een korte maar rake schets van de bekrompen goegemeente. Het is maar een vermoeden maar waarschijnlijk is een kerstboom ook niet aan Heleen besteed.
Ik blader verder tot bij het schrijnende artikel over de rellen van vorige week in Brussel. Over hoe de politie zich langzaamaan door iedereen in de steek gelaten voelt, en altijd weer de kop van jut is. Hoe het beleid faalt in ondersteuning en bescherming, de pers hen met de vinger wijst, het publiek dat meteen oordeelt en hoe zowel de kleine als grote garnalen grijnzend over hen heen blijven lopen. Het niet zo populaire verhaal van de flikken dus. Jammer maar helaas. Want zoals Mike Connors in 1960 als undercover agent in de serie Tightrope! al zei: 'It's a dirty job, but somebody has to do it.'
Ik hoor een kind huilen, 'Nee nee mama, nee!', omringd door gedempte stemmen die een troostende bijklank hebben, 'Nee... Nee! Dat doet pijn, ik wil niet mama', opnieuw gedempte stemmen maar iets strenger nu waarna het stil wordt en dan wordt de rust verstoord door het rauwe geluid van iemand die braakt, enkele keren onstuitbaar na elkaar. Het kind begint weer te huilen, de gedempte stemmen proberen te kalmeren wat niet lukt, er weerklinkt paniek in de gedempte stemmen terwijl het schreien luider wordt, steeds meer op krijsen begint te lijken, op de rand van het hysterische af. Ik zie verpleegsters voorbij rennen. Ondertussen is het braken nog steeds bezig: onaangename klaagzangen veroorzaakt door iemands in opstand komende, persende maagspieren die zich krampachtig uit de naad werken om iets terug te sturen waar het vandaan komt maar dat het lichaam blijkbaar niet zonder slag of stoot wil verlaten.
Daar tussendoor klinkt plots de opgewekte stem van de dokter: 'En hoe gaat het met ons vandaag? Toch een beetje beter dan gisteren zo te zien?' Het geheel is zo absurd dat ik slechts met moeite kan voorkomen dat ik in een spontane lachbui uitbarst terwijl ik me met een klein hartje afvraag waar ik terecht gekomen ben.
Snel sla ik nog enkele bladzijden om, tot ik bij het stuk over Hicham Chaib kom, de nachtmerrie van de Europese veiligheidsdiensten. De omhooggevallen terrorist van Marokkaanse afkomst die in Deurne woonde, kampte met overgewicht en graag in IS filmpjes figureerde waarin hij donder en bliksem in het Westen aankondigde en mensen afschoot.
Volgens de Europese commissie zou hij na de val van IS met duizenden medestrijders op terugweg zijn om hier met de grote middelen amok te komen maken. Ik blader terug en merk dat het artikel afkomstig is van die goeie ouwe onderzoeksjournalist Raf Sauviller. Reeds dertig jaar goed voor bijna wekelijks enkele spannende, angstaanjagende pagina's, en voor de gevoeligsten onder ons of de geviseerden in zijn artikels dagenlang gepieker en slapeloze nachten.

'Zo, en wat hebben we hier!' Een jonge, knappe man met weelderig krullend haar en een wat nonchalant getrimde baard, gehuld in een lange witte, openhangende stofjas, de balpen in het borstzakje. Daaronder een glimp van een appelblauwzeegroen hemd, en een donkergroene ribfluwelen broek. Sommige dingen veranderen nooit.
Ik schat één meter vijfentachtig groot. Hij kijkt me aan met een brede glimlach, checkt zijn papieren, en lacht, 'een verzwikking? Hoe is dat gebeurd?' Ik begrijp dat hij de boel probeert op te krikken maar vind zijn vreugdevolle uitstraling die ergens tussen 'vrijdagavond' en 'vakantie' schommelt momenteel niet erg gepast.
Ik vertel hoe het in zijn werk gegaan is maar na de eerste zin reeds onderbreekt hij me, 'Hmm, ja, we gaan een foto moeten nemen...', kijkt op zijn papieren, noteert iets en loopt weg, bedenkt zich, keert terug, 'Eventjes rustig blijven, zo dadelijk komt iemand je halen, een klein beetje geduld...' en dan loopt hij zwierig verder, zijn openhangende witte stofjas wapperend achter zich aan.
Ik wacht. Kijk een tijdje rond. Zoek tenslotte waar ik gebleven ben.
Juist ja, ik was net bij Geert Mak aangekomen, de wereldwijd vermaarde Nederlandse historicus die van de opmerkelijke verschillen tussen stads en plattelandsmensen zijn stokpaardje heeft gemaakt, en hiermee allerlei onbegrijpelijke verschijnselen kan verklaren, tot de verkiezing van Donald Trump toe. Zelf woont hij momenteel ook weer in een dorp, omdat het er zo rustig is.
Hoewel het lekker wegleest heeft het artikel een negatieve ondertoon wat nog het meest tot uiting komt als hij naar Freud verwijst, over dat dunne maar verblindende laagje beschavingsvernis waaronder de oermens in ons zich schuilhoudt maar indien nodig tot de meest afschuwelijke zaken in staat is. Ik moet het niet lezen om dat te weten, en dan vooral niet op een maandagochtend. Veel positiefs heb ik tot hiertoe trouwens niet gelezen. Gelukkig is Kamagurka er nog. En Herr Seele. En Principiële Peter. En Jeroom. En Mauro.
Een jonge vrouw in een wit schort komt op me af, ze kijkt op een clipboard waarop ze iets afvinkt en stopt haar balpen dan in haar borstzakje. Ze loopt om me heen, grijpt de stoel bij de hoorns en vertrekt, zonder een woord te zeggen. We rijden doorheen gangen en af en toe door een niet gebruikt lokaal om hoeken af te snijden. Ik heb zo al geen richtingsgevoel, maar ben ervan overtuigd dat geen enkele patiënt hier zonder kaart de weg terug kan vinden. Maar misschien dat het ziekenhuis een app aanbiedt. Ik voel me als een speelbal in haar handen - ik zou bijna durven beweren dat dit soort gedrag grensoverschrijdend is; zomaar, zonder enige verklaring iemand uit zijn context wegrukken, met iemand rond gaan rijden - als ze stopt bij een muur die lijkt te bestaan uit een aaneenschakeling van liftdeuren. Ze drukt op alle knoppen, wacht geduldig af en duwt me dan tussen de eerste deuren die zich openen naar binnen. Ik voel hoe de lift omhoog gaat. Wanneer we tot stilstand komen, schuiven de deuren nu aan de andere kant uiteen waarachter gewoon meer van hetzelfde. Ogenblikkelijk duwt ze de stoel er doorheen en opnieuw rijden we een tijdlang gang in, gang uit, tot ze me uiteindelijk in een duistere nis parkeert.
'Eventjes wachten' zegt ze, 'de dokter komt u dadelijk halen.'

Ik wacht. In de nis staan stoelen en enkele ervan zijn bezet. Voor me is de gang. Om de zoveel meter een deur. Naast de deur die het dichtste bij me is, zit een stokoud vrouwtje in net zo'n metalen stoel op wieltjes als ik. Haar armen bungelen langs weerszijden van het karretje. Doordat ze zo onderuit gezakt zit, lijkt ze heel klein, maar aan haar magere benen te zien is moet het een reuzin zijn. Haar hoog uitstekende knieën komen ter hoogte van haar kin. Eigenlijk lijken deze benen niet van haar. Hoofd en benen moesten toevallig dezelfde richting uit. Een hulpeloze, in elkaar geklapte vogelverschrikker.
Het is duidelijk dat haar doorgroefde, verrimpelde gezicht het één en ander heeft meegemaakt, en het lijkt alsof ze zich momenteel alle droevige dingen die haar ooit zijn overkomen, tegelijkertijd herinnert; zo triest kijkt ze door die bril waarvan het montuur nog het meeste op een neerliggende, uitgerokken acht lijkt. Ze draagt een gigantisch polsuurwerk waar ze om de minuut op kijkt, en dan ziet ze iemand achteraan in de gang verschijnen want ze veert op, haar arm gaat ogenblikkelijk omhoog en maakt een draaibeweging waarmee ze degene die ze daar in de verte ziet, wenkt. Even later hoor ik voetstappen die naderbij komen, tot er een hoog opgeschoten, kalende slungel in beeld komt. Hij loopt recht op haar af.
'Ja?'
'Het duurt zo lang...'
'Maar moeder, wat kunnen wij daaraan doen? Het duurt voor ons ook lang hoor!'
'Ja... Het spijt me... dat jullie ook moeten wachten...'
Hij is alweer weggelopen. Tranen ploppen uit haar ogen, glijden over haar gezicht, zoeken de weg van de minste weerstand. Als ik daarstraks dacht dat de trieste aanblik die ze bood niet meer erger kon dan heb ik me vergist. Ze haalt een zakdoekje tevoorschijn, neemt haar bril af en dept haar ogen.
Ik probeer me te focussen op het dubbelinterview tussen Brihang en Wannes Cappelle. Wannes heeft Boudy, zoals Brihang echt heet, pas ontdekt met zijn wonderlijke debuut 'Zolangmogelijk' dat eerder dit jaar verscheen. Brihang blijkt allang een grote fan van Wannes en de zijnen. Ze kennen elkaar vanuit de verte, maar Humo heeft ze bij elkaar gebracht. In het gesprek dat volgt voel je een vriendschap kiemen. Verder lees ik dat Björk verliefd is en een nieuwe plaat uit heeft – 'Utopia', besluit dat ik de filmtitel 'Jupiter's moon' moet onthouden, en negeer de boekenrubriek waardoor ik met een gerust hart verder kan verdwalen in die zevenhonderd pagina's tellende turf van Ilja Leonard Pfeijffer, 'Brieven uit Genua', die helaas thuis ligt.
De deur gaat open en de dokter verschijnt, een oudere man wiens witte stofjas dichtgeknoopt is, met opgerolde mouwen. Om de een of andere reden doet hij me aan een worstelaar denken. Verbaasd kijkt hij naar het vrouwtje in het karretje.
'Wat? Staat u hier nu nog? Is er u niemand komen halen?'
'Nee.'
'Hebben ze eigenlijk al foto's genomen?'
Ze schudt haar hoofd waardoor er iets in hem lijkt te knappen.
'Maar dat is toch niet te geloven! Waar zijn ze hier in godsnaam mee bezig!' En hij grijpt haar karretje vast en rijdt het de deur van zijn praktijk binnen. De deur blijft op tien voor openstaan. Vanwaar ik gestationeerd ben, kan ik daardoor naar binnen kijken ook al wil ik dat niet. Maar het is daar, vlak voor mijn neus.
'Allez, dan gaan we zelf die foto nemen hé.' Zijn stem klinkt weer vriendelijk nu, maar een beetje te luid, alsof hij denkt dat ze doof is. De dokter helpt haar op een tafel waar ik maar een stukje van te zien krijg.
'Rustig maar, het is zo dadelijk voorbij... Eventjes stilliggen... Ja, zo... Goed... Wacht ik ga even helpen... Niet ademen... Ja! En nog eentje nu... Stil... Voilà het is voorbij! U mag weer in de stoel... Of moet u eerst nog eventjes bekomen? Ja, blijf maar rustig zitten op de tafel, het was een beetje lang wachten in die stoel hé, daar in de gang...'

'Rino Feys?' Ik schrik en knik.
'Het is voor een foto van de zijkant en de hiel van uw voet?' Een dokteres kijkt even naar de zwelling en rijdt me dan een aanpalend lokaal binnen. Ik mag op een tafel gaan zitten. Ze plaatst mijn voet onder een camera. Er worden drie foto's genomen; eerst een bovenaanzicht, daarna moet ik mijn been links plat op de tafel leggen en uiteindelijk ook nog eens rechts.
'Voilà, meer kan ik niet voor u doen.' De deur gaat open en de oudere dokter van daarnet stuift binnen.
'Maar wat gebeurt er hier allemaal? Die bejaarde vrouw heeft daar dus meer dan een anderhalf uur staan wachten! Hoe is het mogelijk!'
'Hoezo?' zegt de dokteres.
'Niemand is haar komen halen. En blijkbaar is hij (knikt met zijn hoofd opzij, in de richting van zijn lokaal) weg, zonder een woord te zeggen. Hij heeft haar zomaar laten zitten! Maar ik heb er genoeg van, het zit me tot hier!' Ondertussen is zij met het karretje waar ik in zit beginnen rijden, terug naar de donkere nis terwijl hij scheldend met ons meeloopt, zich omdraait, met zijn gezicht vertrokken van woede zijn praktijk weer inloopt en de deur deze keer wel sluit. De dokteres blijft er onbewogen onder.
'Zo dadelijk komt iemand je halen. Daarna gaan ze beslissen op basis van de foto's die ik net genomen heb, wat er verder moet gebeuren.'
En daar sta ik, of beter gezegd, zit ik weer. Ondertussen zijn er nog enkele mensen bijgekomen. Maar het vrouwtje is verdwenen.
'Amai, ze zijn hier ook niet lief voor elkaar' zegt iemand achter me.
'Zo onprofessioneel, waar iedereen bij is! Bij ons zou dat geen waar zijn hoor!' zegt iemand anders.
Voor de rest blijft het stil op het zachte geritsel van het papier in mijn handen na.
Phara de Aguirre vertelt over de korte documentaire die ze heeft gemaakt in de reeks '4x7' waarin ze aan moeders vraagt hoe het is om je kind op een boot te moeten zetten. Het overkwam haar vader, lang geleden, tijdens de Spaanse burgeroorlog, toen hij door zijn ouders naar België werd gestuurd.

Een grote, stevige man in een groen jasje met bijhorende broek roept mijn naam, ik steek mijn hand op. Even later rol ik nogmaals doorheen die gangen om via de lift en nog enkele lokalen opnieuw in de ruimte waar de computer staat te belanden.
'Eventjes wachten' zegt hij. De klok op mijn gsm wijst 12u32 aan. Ik sla de Humo willekeurig open, pal bij het artikel van Tim van Steendam over de Paradise Papers. Ik was niet van plan om het te lezen omdat ik het allemaal zo deprimerend vind, maar aangezien ik hier toch geen tijd te verliezen heb, en ik moet nu ook niet kieskeurig worden want zoveel blijft er inmiddels niet meer over. Tim praat met de drie Belgische journalisten die meehielpen om die ontelbare reeks stinkende putjes wereldwijd open te leggen. Over het innen door bedrijven van miljoenen aan overheidssubsidies, het opzetten van honderden vennootschappen, een ondoordringbaar mistgordijn waarachter zo'n bedrijf zich verschuilt, en het op die manier ontduiken van miljarden aan belastingen. Over de rijksten der aarde die overal willen van profiteren maar geen bijdrage willen leveren. Over overheidsinstanties die oproepen om bepaalde zaken niet langer op papier te zetten maar met mondelinge afspraken te bezegelen zodat er minder bewijsmateriaal ontstaat. En hoe Europa richtlijnen stemt waardoor journalisten die dit alles blootleggen, vervolgd kunnen worden en het risico lopen op een gevangenisstraf. Stuff waar naast mijn voet nu ook mijn kaken van gaan gloeien.
De jonge, flamboyante dokter staat naast me, met een ernstige grimas op zijn gezicht. Hij tast even aan de zwelling.
'Het goeie nieuws is dat de enkelbanden niet doorgescheurd zijn. Wellicht gaat het dus om kleine scheurtjes, vandaar de zwelling van die enkel.' Hij neemt mijn voet vast, voelt en duwt, en trekt zich van de smoelen die ik daarbij trek niets aan. 'U mag rekenen op veertien dagen om te herstellen.'
Het lijkt alsof hij zichzelf dirigeert zoals hij met zijn balpen in de lucht wijst terwijl hij praat. De woorden rollen moeiteloos uit zijn mond zodat ik me afvraag hoeveel keer hij dit lesje al heeft opgezegd.
'We kunnen uw voet in het gips steken, maar uit ervaring proberen we dat te vermijden want het herstel duurt dan meestal langer. Liever plaatsen we een stevig verband, dat u moet verwijderen als u gaat slapen omdat uw voet anders helemaal zal opzwellen. De eerste dagen moet u er om de vier uur een zalf opstrijken die u straks van ons meekrijgt. En verder geregeld met een ice-pack inpakken. Hebt u een briefje nodig voor uw werkgever?' Ik knik.
'Zo dadelijk komt er iemand om uw voet in te pakken', waarna hij met grote stappen van me wegloopt. Vrijwel meteen komt de man die me daarstraks terugbracht, naar me toe.
'Het is nog vroeg voor een kerstcadeautje maar we gaan ons best doen' zegt hij, smeert eerst een laagje zalf over de pijnlijke zwelling waarvan hij me het doosje geeft.
'Vloeibaar extract van smeerwortel' staat er heel toepasselijk op. Met twee kleine klemmetjes maakt hij de bandage tenslotte vast.
'Ziezo, wij zijn hier klaar.' Hij komt overeind, wast zijn handen in het wasbakje en verdwijnt. De dokter komt binnen, inspecteert het verband, en geeft me dan het afwezigheidsattest.
'Het is goed voor één week' zegt hij, 'daarna moet je naar de huisdokter en die zal dan verder bepalen wat er moet gebeuren. Een fijne dag nog verder!' En weg is hij.

Het meisje dat de eerste gegevens noteerde, komt me halen en plaatst me terug aan de inkom. De poetsvrouw komt langs, ze draagt een jas.
'Kan ik nog iets voor je doen' vraagt ze. Ik schud mijn hoofd, 'of toch' zeg ik, 'kan ik misschien een koffie krijgen?'
Ik heb de hele dag nog geen koffie gehad.
'Krijgen zal moeilijk worden' zegt ze, 'maar er staat een automaat, en als je een euro hebt wil ik wel een beker voor je halen.' Ik geef haar het muntstuk.
Even later nip ik van mijn koffie die best wel lekker smaakt. Ik neem mijn telefoon om naar huis te bellen, en kijk ondertussen hoe laat het is.
13u36.

Geen opmerkingen: