maandag 18 december 2017

SONIC CITY: SUN KIL MOON

Het driedaagse winterfestival – 'Sonic City' – heeft de lat nogmaals verlegd. De polyvalente nieuwe locatie - onontbeerlijk vanwege het grote enthousiasme en opkomst van het publiek, het daarmee gepaard gaande tweede podium, Thurston Moore als curator die tekende voor een succulent programma - zorgde voor een memorabele editie die een week later nog steeds nazindert. En zo kreeg ik op zaterdag de kans om Mark Kozelek eens aan het werk te zien.

Kozelek formeerde eind jaren tachtig de Red House Painters, maar werd na 2002 vooral bekend als drijvende kracht achter Sun Kil Moon, de band waarmee hij speciaal voor dit festival van over de grote plas naar Kortrijk werd gehaald.
De sadcore en folkrock van de Red House Painters (waar ik nog ergens een cd'tje van heb) waren nog prominent aanwezig op de eerste albums van Sun Kil Moon maar maakten gaandeweg steeds meer plaats voor spoken word en grillige experimentele, muzikale stijloefeningen. Ik leerde de muziek van de zichzelf heruitgevonden Konzalek kennen via het fantastische album dat hij in 2013 samen met Jimmy LaValle uitbracht, 'Perils From The Sea', en hoorde de ontdekking bekrachtigd met het daaropvolgende groepsalbum 'Benji'.

Ik moet eerlijk bekennen dat het concert allerminst was wat ik ervan verwacht had: live zorgt Kozelek met z'n verschijning voor flink wat bombastisch leven in zijn brouwerij, zijn verslaving aan ongemakkelijke spanningen voedt hij door in de clinch te gaan met publiek/band/geluidsmensen, wat in schril contrast staat met die subtiel dromerige, soms zelfs monotone mantra-achtige composities waarmee hij zijn jongste platen vult. Zijn eigenzinnige teksten malen aangenaam in de grijze massa door het eerlijke rauwe wereldbeeld dat hij in een geheel unieke beeldtaal schetst.
Op het podium blijkt Kozalek een wat pafferige, dominante verschijning die in enkele ogenblikken tijd de hele ruimte inneemt. Een aanstellerig, bijna nichterig type die me merkwaardig genoeg meermaals aan Bianca Castafiore deed denken terwijl hij met bulderende stem roept of we wel weten wie hij is, Sssssssssst!, elk nummer het ritme aangevend met dat handje - zijn ellenlange teksten in crescendo declamerend - een diva in wiens armen nog een hondje ontbreekt maar die met de intensiteit van zijn nummers tegelijk de rillingen over onze ruggen jaagt. Op zijn slechtst lijk je middenin een marginale, uit de hand gelopen burenruzie te zijn beland. Op zijn best roept de band herinneringen op aan de grandeur van het ooit zo fantastische American Music Club gecombineerd met de hypnotiserende spanning die ook de Triffids zo meesterlijk beheersten, lang geleden.

Af en toe knielt hij vooraan het podium en bijt dan iemand in het publiek toe, voor het hele aanwezige publiek fulminerend hoe die persoon hem doodsbang maakt. Een andere keer hoe die persoon een vriendin moet zoeken - 'gewoon intikken op Google: vriendin'... Weer enkele nummers later eist hij van de security dat ze deze man hier ogenblikkelijk verwijderen terwijl hijzelf zijn statief een stuk verderop plaatst om bij het daarop volgende boegeroep (van het publiek dat zwakjes in verzet komt) met Ssssssssst! te reageren, en: 'jullie weten niet wat ik hier vooraan met deze persoon allemaal moet doorstaan!'

Het eigenaardige is dat Kozelek met zijn aanstellerige spelletjes, en het kleineren van het publiek (Ssssssssst! - je vraagt je af waarom hij dat doet, altijd weer die Ssssssssst!, het wordt stil terwijl het deels geamuseerde, deels verbouwereerde publiek staart naar dat verdomd vreemde mannetje daar vooraan dat zich naar verluidt niet alleen vandaag maar altijd als een ettertje gedraagt) weg weet te komen en dan herinneren we ons plots die aanvaring die hij had met The War On Drugs, zo'n jaar of drie terug, toen hij Granduciel en de zijnen omschreef als 'Beer commercial lead guitar' en zelfs een nummer aan hen wijdde: 'War On Drugs: Suck My Cock'.
Qua arrogantie en misprijzen steekt hij de gebroeders Callagher geregeld naar de kroon, toont zich een meester in het kleineren en manipuleren van band en publiek, en verdeelt zijn wereld in twee - namelijk zij die voor en zij die tegen zijn. Zo besluit hij in het laatste nummer op Universal Themes uit 2015: 'Some people love what I do and some get fucking pissy, but I don't give a fuck, one day they're all gonna miss me'...

En dan zet de band zo'n hilarisch nummer in als 'House Cat' uit het recentelijk verschenen album met Ben Boye en Jim White, waarin Kozelek spinnend als een kat, vanuit haar gemakkelijke zetel haar visie op de mensenwereld deelt, of het machtige 'Livingstone Bramble' van Mark Kozelek & Desertshore uit 2013 waar hij bizar genoeg enkele keren herhaalt hoezeer hij Nels Cline (gitarist bij Wilco en geregeld met zijn eigen experimentele gitaarwerk onderweg) haat terwijl deze laatste de set voor hem op het podium stond en nu als gastmuzikant de ziel uit zijn lijf staat te spelen. Om zijn plaats hier tenslotte te rechtvaardigen met Butch Lullaby' uit de in september verschenen dubbelaar 'Common As Light And Love Are Red Valleys Of Blood' met Steve Shelley achter de knoppen, een weeral verslavende, onvervalste tour de force.
Kozelek lijkt steeds meer een zingende dichter dan een dichtende zanger, veel van zijn werk kan zo in een bundel. Op het podium declameert hij zijn teksten zowel in parlando als zingend met die zagerige ondertoon in zijn stem die nooit verveelt. Het is ook bewonderendswaardig hoe hij het voor elkaar krijgt als je kijkt naar de iconische (gast)muzikanten waarmee hij zich weet te omringen. Een veelschrijver die constant allianties lijkt aan te gaan en daarnaast ook solo en met zijn band producten blijft afleveren... Wat een naarstig vat vol tegenstrijdigheden, deze man!

Op het eind van het concert knielt hij tenslotte nog een keer, en zegt tot degene die hij het hele concert heeft belaagd: 'Sorry that I hit you with the mic...' en wanneer de persoon in kwestie reageert: 'Sssssssssst!'
Het lijkt bijna alsof hij tussen de nummers opzettelijk spanning probeert te creëren om je in de juiste sfeer te brengen zodat je tentakels (lees: oren) wijd open staan voor het ontvangen van de muziek.

Tijdens de soundcheck was ik zo overmoedig om een stukje van 'Livingstone Bramble' te filmen, ik stond net ver genoeg zodat Kozelek mijn gsm niet af kon nemen (wat hij - lees ik later - wel eens pleegt te doen, het ding onverhoeds vanop het podium uit je handen plukkend om het dan - niet zonder enig leedvermaak - na het concert terug te geven).
Bemerk hoe Nels Cline het uiterst links allemaal wat lijdzaam staat te ondergaan. Hoe dan ook, een fascinerend podiumbeest die Kozelek, waar je je ogen niet vanaf kunt houden, een fantastische klootzak & een memorabel concertje waarvoor dank, Sonic City!

Geen opmerkingen: