maandag 20 augustus 2018

FIETS

De grote vakantie is bijna drie weken bezig, straks begint ook ons verlof. Dit is de warmste zomer sinds 1976. Onderweg van en naar het werk waan je je bijna ergens in dat zuiden waar straks honderdduizenden automobilisten in colonne naar vertrekken. Grasperken veranderen in hooivelden. Rolluiken worden amper opgetrokken. Bomen stoten eerst hun vruchten en daarna hun bladeren af. Koeien liggen lusteloos in dor gras.
's Avonds, als ik thuiskom, kijkt de hond me smekend aan, murw van het hijgen, of er dan niets is dat ik kan doen.
In de winkel draaien de ventilators dag en nacht. 's Morgens zetten we de deuren open zodat er een iets frissere luchtstroom door het gebouw kan waaien. Niet dat het veel uithaalt; het koelt amper nog af. De hitte is overal. Boven in het bureau is het bij aankomst reeds vierentwintig graden, tegen de middag halen we de dertig. Op het hoogtepunt in de namiddag stijgt de temperatuur er tot boven de 35 graden en is het een plaats waar het zweet spontaan uit je lijf barst en die je moet zien te vermijden.
Iemand gaat om de zoveel dagen naar de Aldi hiernaast om een hoeveelheid kleine flesjes water die we in de koelkast steken, ijsjes voor in het vriesvak, en enkele watermeloenen waarvan er eentje meteen in grove stukken gesneden op tafel staat.
De medewerkers werken in een lagere versnelling, en de klanten lijken slaapwandelaars. Iedereen puft en klaagt van de hitte. Het monotone gebabbel en de sportverslaggeving op Radio 1 jaagt ons naar Studio Brussel maar de harde uitbarstingen aldaar zijn onverteerbaar in deze sauna dus stemmen we af op Joe FM, Radio Nostalgie of MNM. Maar ook daarover wordt gemopperd. Nu ja, iedereen heeft wel over iets te klagen. We moeten ventileren, er zit niets anders op. Het is heel normaal; tegen koude kun je je wapenen met aangepaste kledij maar tegen warmte valt er hier niet veel te beginnen.
Het is net alsof de aanhoudende hitte ervoor zorgt dat de dingen maar half gebeuren. De finesse moet eraan geloven. Dat beetje meer is teveel. Je merkt het aan alles. De afspraken worden maar half nageleefd. De afwas in onze keuken blijft staan. Het werk verloopt aan een veel trager tempo. De mensen parkeren hun auto in het midden van onze oprit. Sommigen doen de moeite niet meer hun goederen naar binnen te brengen maar lossen hun materiaal te midden van het grind. Als we niet snel genoeg zijn om de goederen er op te halen, raken andere geparkeerde wagens er niet meer weg, terwijl nog anderen alweer komen opgereden. Het is alsof de mensen nog vlug door hun spullen gaan, uitzoekend wat weg kan.
Haast je! Haast je! Want straks zijn ze gesloten, net nu we aan het opruimen zijn! Snel snel naar de kringloopwinkel!
En zo transformeert onze oprit geregeld in een mum van tijd tot een doolhof van auto’s die proberen om te keren en zich vastrijden. Alles loopt er in het honderd.
Tot overmaat van ramp is onze waterput leeg. Het leidingwater loopt naar onze keuken die zich helemaal achteraan het gebouw bevindt. Het regenwater wordt enkel gebruikt voor de toiletten. Die bevinden zich helemaal vooraan. Er is één toilet voor het personeel, en twee voor de klanten. Omdat we niet de hele tijd met emmers door de winkel kunnen zeulen hebben we het toilet van de klanten gesloten. Tijdens de midzomer is het een jaarlijks terugkerend fenomeen. Mensen die dringend moeten kunnen dan gebruik maken van ons toilet. Maar daarvoor moeten ze hun schroom overwinnen en vragen of ze even naar het wc kunnen.
Wahid zal zijn twee weken verlof goed kunnen besteden. Begin deze week vertelde hij op een ochtend dat hij een huis heeft gehuurd. Gisteravond moest hij de documenten tekenen, en kreeg toen de sleutel.
'Ik moet rijke man zijn,' zegt hij, 'want nu betaal ik tweemaal huur!'
Het vraagt wel wat opknapwerk, maar hij hoopt dat hij dit in de komende weken kan uitvoeren. Het ergste is dat hij geen auto heeft. Van het huis waar hij nu woont naar het huis waar hij straks zal wonen is het een half uurtje te voet. Niet vanzelfsprekend voor iemand van wie ze zijn voet tijdens martelsessies meermaals hebben gebroken. Hij ondervindt er nog steeds veel hinder van. Dus wil hij nu dringend een fiets, liefst nog voor het verlof. Ik heb de afgelopen dagen meer fietsen besteld dan gewoonlijk. Enkele herenfietsen, een koersfiets en damesfietsen.
Wat we tekort komen in onze winkel kunnen we altijd in het centraal magazijn bestellen. Niet dat ze het daarom ook in voorraad hebben maar wie weet: alles is mogelijk in de kringloopwinkel.
Als de vrachtwagen komt, blijken er enkele fietsen mee te zijn. Maar er gebeurt op dat ogenblik van alles tegelijk en ik heb geen tijd om ze te bekijken.
De kleren kleven aan ons lijf. Maar je mag onder geen beding aan je voeten denken, dat ze in die veiligheidsschoenen steken. Want daarvan kun je gek worden.
Wahid staat aan kassa. Tijdens zijn pauze komt hij me halen. Ik ben bezig met het bijwerken van de boekhouding. Het is de laatste dag van de week, en aangezien we sluiten voor het verlof, is het ook de laatste dag van de maand. Ik moet vandaag nog alles afwerken en doorsturen.
‘In kotje! Mooi! Mooi!’ fluistert hij. ‘Kom kijken naar fiets!’
In normale omstandigheden zou hij moeten wachten tot het volgende aankoopmoment maar dat is pas over enkele weken en ik weet dat hij de fiets nu nodig heeft. We lopen samen naar het afvoerkot. Ze hebben de binnengekomen fietsen meteen bij het aanbod geplaatst, behalve deze. Opzettelijk natuurlijk, ik weet het uit ervaring, de medewerkers spreken dergelijke zaken af. En zelfs al klikt het niet altijd voor de volle honderd procent, als het erop aankomt helpen ze elkaar.
Het is een koersfiets. Zowat de mooiste koersfiets die hier al binnengekomen is. Hij ziet er zelfs redelijk modern uit. Ik voel aan de banden; bij de meeste fietsen die hier arriveren zijn ze plat, maar deze staan onder een perfecte spanning. En nergens een spatje roest te bespeuren, deze fiets ziet er werkelijk prima uit!
Sinds ons centrale fietsenatelier opgeheven werd, verkopen we de fietsen in de staat waarin ze arriveren. Negen op de tien keer moet je er daarna mee naar de fietsenmaker maar de prijs is er dan ook naar. En soms kun je ook eens geluk hebben. Zoals nu.
‘Hoeveel?’ vraagt Wahid. Ik neem er de lijst met prijzen bij. Onze fietsen kosten volgens de lijst tussen de vijfentwintig en de veertig euro, naargelang de staat waarin ze zich bevinden. Een koersfiets is iets duurder. Wanneer de fiets in een goede staat verkeert, kost hij nog meer. Ik weet dat Wahid het moeilijk heeft om als enige kostwinner binnen het gezin rond te komen, maar ik mag me hierdoor niet laten beïnvloeden. Ik moet gewoon de lijst volgen.
‘Goed!’ zegt Wahid als ik het bedrag noem, en: ‘ik ga vragen of mijn vrouw met bonnetje komt.’
Met een bon van het OCMW gaat er nog eens twintig procent af. Hij stuurt haar meteen een berichtje en een kwartiertje later staat ze aan kassa, klaar om te betalen. Maar op de bon staat er ‘bed’ bij de aan te kopen spullen.
‘Ik mag deze bon niet gebruiken voor de fiets’, zeg ik. De vrouw slaat een hand voor haar mond.
‘Ik verkeerde blaadje genomen’, zegt ze blozend, ‘ik ander halen’. Ze vertrekt, gelukkig wonen ze hier vlakbij, en eventjes later is ze terug, deze keer wel met de juiste bon. Wahid lacht uitgelaten. Ik ben blij voor hem.
‘Dank u Rino’, zegt hij enkele keren.
‘Dank de kringloopwinkel maar’, zeg ik.
Eventjes voor sluiting roepen ze me aan de kassa. Jos, de verantwoordelijke voor Oxfam, staat me met gekruiste armen op te wachten.
‘Naar het schijnt heb je mijn koersfiets verkocht’, zegt hij. ‘Weet je hoeveel die fiets heeft gekost?’
Ik wil het niet weten en probeer na te denken hoe het nu verder moet. Het haar in mijn nek is nat van het zweet.
Dit is de nachtmerrie van de kringloopwinkelier.
Wahid heeft meteen door hoe de situatie ineen zit en vraagt of hij zijn vrouw mag bellen, zodat ze de fiets terug kan brengen. Even later heeft Jos zijn fiets terug, en Wahid zijn geld. Ik mag er niet aan denken dat de klant een onbekende was geweest, en verontschuldig me bij beiden.
Jos lacht en wuift het voorval weg.
'Een sterk verhaal voor je volgende boek' zegt hij.
Wahid steekt de schouders op.
‘Het is véél warm! Niet goed voor hoofd! Voor niemand!'

Geen opmerkingen: