maandag 27 januari 2020

DAG MENEER MCALOON,

Het zal u misschien verbazen deze mail te ontvangen vanuit België. Voor het gemak heb ik hem voor u vertaald, of beter, laten vertalen, want hierbij heb ik ook gebruik gemaakt van Google Translate aangezien mijn schriftelijke kennis van het Engels te beperkt is om u te kunnen schrijven. Ik ben me ervan bewust dat het vertalingsprogramma van Google zijn beperkingen heeft, en vraag u daar rekening mee te houden.
Ik heb lang getwijfeld of ik u wel zou schrijven, maar het leven is kort en ‘angst is mar veur eben, spiet is veur altied’, zoals de Nederlandse, u wellicht onbekende zanger-columnist Daniël Lohues zo mooi zegt/zingt.
Oorspronkelijk wou ik u een brief schrijven, maar omwille van praktische redenen zag ik van dit plan af, aangezien het onmogelijk was om een postadres te bekomen.
Maar graag had ik mijn woorden met balpen aan papier toevertrouwd omdat ikzelf een brief verkies boven een mail, en het me ter ore gekomen was dat u nog nooit een mailtje, zelfs geen sms verzonden hebt. Dat het, als het van u afhing, nog altijd goed zou gaan met onze posterijen. Dat u een man bent van pen en papier, envelop en postzegel.
Het is zo ongelofelijk dat het wel eens waar zou kunnen zijn.
Dat dit bericht u via Messenger zal bereiken, is ook twijfelachtig want hoogstwaarschijnlijk beheert iemand anders uw pagina voor u. Soit.
Ik ben de oudste van vier kinderen, en toen ik achttien was, gingen mijn ouders uit elkaar. Het is te zeggen, mijn moeder verliet mijn vader vanwege zijn drankprobleem dat tijdens hun huwelijk steeds erger geworden was, en zij en de kinderen, wij dus, gingen bij haar moeder ofwel ons grootmoeder wonen.
Ik werkte op dat moment reeds vier jaar samen met mijn vader in zijn bouwbedrijf, een éénmanszaak, als plakker zoals men deze bouwvakkers hier in de volksmond noemt, of stukadoor. Ik ben van school afgegaan met een leercontract waardoor ik een beetje dichter bij hem stond dan zonen en vaders normaal tegenover elkaar staan.
Als je jong bent, oordeel je harder. Pas toen ik ouder werd, zag ik in dat mijn vader een zeer gevoelige, kwetsbare man was, ongeschikt voor deze wereld. Ik, mijn broer en zussen, hebben het nooit anders geweten dan dat er problemen waren, te wijten aan zijn hang naar alcohol. Door de jaren heen had hij een systeem ontwikkeld waardoor hij erin slaagde zijn verslaving grotendeels verborgen te houden.
Toen ik noodgedwongen thuis moest blijven met een longontsteking en mijn moeder net op dat moment ontdekte dat hij met de voorschotten sjoemelde, biechtte ik tenslotte op hoeveel geestrijk vocht hij op een dag verzette.
Voor mijn moeder was de maat vol en in het holst van de nacht zijn we vertrokken, spreekwoordelijk dan, want het was vroeg in de ochtend; zijn bestelwagen was de straat nog niet helemaal uit of daar was de verhuiswagen al, en zijn we er vandoor gegaan. Zoals de Belgische wet voorschrijft lieten we een tafel, een stoel en een bed voor de achterblijver staan.
Soms stel ik me voor hoe mijn vader thuisgekomen is die avond, in dat lege, koude huis waarin alles nu helemaal anders klonk.
Een oom zorgde voor werk voor me, ik werd puntlasser in een fabriekje waar ze metalen kantoormeubelen vervaardigden.
Metaal is nooit mijn favoriete materiaal geweest; te koud, te scherp, te zwaar, te roestig… Geef mij dan maar hout, daar heb ik voeling mee.
Vaak moest ik ’s morgens om vijf uur beginnen, en werd er gewerkt tot vijf uur ’s avonds. Achteraf bekeken was het een zeer ongezonde werkomgeving, waar men de meubels met lak bespoot in dezelfde ruimte waarin wij verbleven, en de laknevel en verbrande geur van verf gijzelden geregeld de hele tent. Ik mag er niet teveel aan terug denken.
Elke dag reed ik er met de fiets naartoe, van Oostnieuwkerke naar Ledegem, volgens Mappy vijftien kilometer ver. En terug naar huis natuurlijk. Er was toen nog veel minder verkeer, dus kwamen deze fietsritten goed van pas om mijn longen te zuiveren.
We gingen bij ons grootmoeder inwonen, in het huis waar mijn moeder was opgegroeid. Het is vierendertig jaar geleden en de oorspronkelijke woning is ondertussen allang verdwenen maar ik herinner me de indeling alsof ik er zopas nog in rondgelopen heb: links, als je via de achterdeur binnenkwam, zag je eerst de gootsteen. Daarnaast, onder de vensterbank, stond een driezit zonder rugleuning, met twee verstelbare zijleuningen, bekleed met stug, donkergroen kunstleder waarin je niet lang kon blijven zitten omdat de springveren in je kont priemden. Aan het eind van de muur een log beeldbuistelevisietoestel, diagonaal op een met rode kunststof bekleed tv tafeltje op wieltjes. Tegen de zijkant van de schoorsteen een krantenrek, ervoor de kachel, en ernaast een oude radiokast op hoge poten, waar een platenspeler in stak.
Tegen de volgende wand een 1-zit, een dressoir en een koelkast. In de hoek een deur die naar de hal leidde. Naast die deur een gasfornuis. En zo waren we rond want in de volgende muur zat de achterdeur langswaar ik u zonet mee naar binnen nam.
Ik ga u niet verder vervelen met de inrichting van het huis van mijn oma, en wil nu bovendien snel ter zake komen, want ik kan me voorstellen dat u zich begint af te vragen waarom in u dit allemaal vertel, maar toch, omdat u het allemaal straks tenvolle zou begrijpen moet ik er nog aan toevoegen dat er in het midden van de ruimte onder een rond daglichtarmatuur, een grote eettafel stond die bovendien ook nog eens kon uitgetrokken worden, zodat vele jaren lang alle volwassenen, gedurende het jaarlijkse nieuwjaarsfeest, aan die tafel konden zitten.
Tijdens de week, na het avondmaal, zat mijn moeder met één van ons aan tafel. Mijn oma ernaast, in de eenzit die ze vanuit de hoek naar het midden had getrokken, dichtbij de kachel en de televisie. De rest van de kinderen zat in de driezit die onder het raam stond, zodat ze opzij moesten kijken om de tv te kunnen zien.
Niet dat ik hier met weemoed aan terugdenk; ik miste de streek waar ik opgroeide, naar school ging, waar ik ieder putje in de asfaltbaantjes kende door de duizenden ritten op de fiets. Waar mijn vrienden woonden en het meisje waar ik een oogje op had.
Het was hard werken in die fabriek en ik was kapot, ’s avonds, als ik in die zetel zat.
En het was op zo’n avond in 1985, de VRT heette toen nog de BRT, dat ik u voor het eerst zag en ik ben er zeker van dat u toen mijn leven hebt gered.
Na het nieuws gebeurde het weleens dat er enkele minuten over waren voor het volgende programma begon - zo stel ik het me voor, dat de programmatie niet helemaal juist uitkwam zodat ze iets moesten verzinnen om het scherm te vullen - en de duur van een videoclip bood de perfecte uitkomst hiervoor.
Die avond, ik herinner het me nog haarscherp, ik was moe, zat in die stugge neplederen driezit, ik moest me wassen maar had geen zin, ik gloeide na van het avondeten en het werk in die koude atelier, en de lange fietstocht naar huis. Het vuil zat onder mijn vingernagels vastgekoekt. En toen kwam als bij wonder ‘Appetite’ uit het album Steve McQueen van uw groep Prefab Sprout uit de ether gevallen.
Veel mensen begrijpen zoiets niet, en ik ga ook geen moeite doen om het te uit te leggen, maar in mijn hersenpan sloeg het nummer in als een splinterbom. Naast al die opgeblazen video's uit die tijd zag ik plots gewone mensen in wiens aderen er bloed stroomde, en ik hoorde muziek. Het was liefde op het eerste gehoor.
Ik voelde hoe een kracht door me heen stroomde die alles oversteeg. Het vulde me met warmte, hoop, moed, en zin om er tegenaan te gaan. Het laadde me helemaal op. En het ontroerde me, en het ontroert me nog steeds.
Ik heb één keer een ongeval gehad met de wagen, hout vasthouden, enkele jaren later. Veel blikschade maar voor de rest kwam ik er met de schrik vanaf. Maar toen ik met de gekneusde motorkap van mijn wagen tegen de gevel van dat huis stond, en die deur plots openging, besefte ik dat de cd nog speelde en dat het ‘When Love Breaks Down’ was dat ik hoorde, van Prefab sprout. Toeval, maar nu ook weer niet zo toevallig. En een geluk bij een ongeluk.
Reikhalzend keek ik steeds weer naar het volgende album uit, en ik heb ze allemaal. Uw oeuvre maakt integraal deel uit van de soundtrack van mijn leven. Steve McQueen blijft één van mijn favorieten, al is het maar voor die jeugdige gekte en vitaliteit in combinatie met dat wonderlijke, broze, dat wat onbeholpene ook - dat in die verder stuk voor stuk geniale liedjes op die plaat schuilt.
Ik las dat u uit Ierland komt en vooral succesvol in Europa was. In Amerika hebben ze uw muziek nooit echt begrepen. Ik kan niet anders dan dat als een compliment zien.
Het laatste album van Prefab Sprout verscheen in 2013, onder de naam Crimson/Red. U droeg het op aan uw familie.
Ik weet ondertussen dat het zo goed als onmogelijk is, maar in stilte hoop ik nog steeds op een vervolg. Want naast ernstige oogproblemen waardoor u bijna blind bent, wat tot het wonderlijk mooie solo album 'I Trawl The Megahertz' leidde, hebt u ook zware gehoorschade opgelopen met een zware vorm van tinnitus als gevolg, een voortdurend oorsuizen waar menig medemens gek van zou worden. Ronduit vreselijk dat iemand die verantwoordelijk is voor zoveel muzikaal plezier en ontroering, gestraft wordt met dergelijke martelingen. Het spijt me ook te lezen dat u af rekenen hebt met de ziekte van Ménière. Dit alles leidt ertoe dat u het podium vandaag de dag niet meer op kan, erger nog, dat u met moeite nog muziek kan spelen. Ik hoop dat de geneeskunde u verlichting kan bieden, en dat u troost vindt bij uw familie en in de kunst.
In elk geval, mijn grootste dank meneer McAloon, en als ik ooit eens iets terug kan doen, laat maar weten.
Alle goeds en de groeten aan uw familie,
Rino Feys

Geen opmerkingen: