vrijdag 30 december 2016

TE GROOT

‘Chef, kom u vandaag?’
‘Rino’ zeg ik.
‘Mijnheer Rino, kom u vandaag?’
‘Vandaag?’
‘Met grote tafel en stoelen.’
‘Ja, om vier uur haal ik mijn bestelwagen en zullen we je spullen inladen.’


‘Om goed huis te maken voor mijn kinderen’ zegt ze, terwijl ze maar één kind heeft.
Djetenin richt haar huis in met spullen uit de Kringloopwinkel. Ze werkt hier en je zou dus kunnen zeggen dat ze met haar gat in de boter is gevallen, maar ik weet niet of ik deze zegswijze ooit aan haar uit zal kunnen leggen.
Het heeft me al zoveel moeite gekost om uit te leggen dat het kind is maar ze blijft kinderen zeggen.
Dat ene kind betekent dan ook alles voor haar.

Ze knikt vrolijk.
‘Dank chef… Mijnheer Rino!’ Ze proest het uit, terwijl ze een in elkaar hakende constructie van woorden in die vreemde mengelmoes van Afrikaans Frans afvuurt waar niemand hier iets van begrijpt, en bedaart dan.
‘Want groot feest zaterdag’, zegt ze, ‘met veel family!’

Het is middag en dan sluiten we de winkel een half uur om te eten. Een mengelmoes van warme gerechten naar recepten uit verschillende regio's uit de wereld worden opgewarmd in de microgolfoven. Heerlijke geuren van kruiden en specerijen waarin het oosten, het westen, het noorden en het zuiden hier samenkomen. Mahmoud heeft een Afghaans gerecht mee dat hij de vorige avond heeft klaargemaakt en deelt de kom met Bilal. Ze deppen de saus met Turks brood. Ik hou het bij een boterham met kaas, ondertussen af en toe nippend van mijn koffie.

‘Jouw huis te groot’ zegt Bilal.
Hij spreekt zoals Italiaanse maffiosi dat in Amerikaanse films doen wanneer ze kwaad zijn, of hun gesprekspartner minderwaardig achten: traag, een beetje zeurderig en met die onderlip iets naar voren. Maar ik heb Bilal nog nooit kwaad gezien, en het laatste dat je van hem kunt zeggen is dat hij iemand lager acht dan zichzelf.
Zo spreekt hij nu eenmaal.

‘Jouw huis véél te groot’ zegt hij nog een keer met de nadruk op véél terwijl hij een stuk brood afscheurt.
‘Waaaaat?’ Djetenin’s stem gaat pijlsnel de hoogte in zoals alleen Afrikaanse vrouwen dat kunnen, het lijkt een aanslag op de oren en dan schudt ze haar hoofd, vol ongeloof, zwijgt en probeert na te denken, de armen strak gekruist en met uitpuilende ogen die op het tafelkleed voor haar zijn gericht.
‘Waarom?’ vraagt ze tenslotte, terwijl ze haar stoel achteruit schuift, overeind komt en hem haar kilste blik toewerpt.
‘Waarom mijn huis te groot?’ Met haar weet je nooit of ze gespeeld of echt boos is.

‘Gewoon’ zegt Bilal.
‘Jij veel kopen meubelen.’

Geen opmerkingen: