woensdag 20 mei 2020

EEN WEEK WAARIN WE ONSZELF OPNIEUW MOETEN ZIEN UIT TE VINDEN (CORONA 8)

We mogen ons voorbereiden om straks opnieuw open te gaan. Dat stond aanvankelijk gepland voor dinsdag 5 mei, maar onze coronaregering heeft in overleg met de veiligheidsraad beslist dat de exit in verschillende fasen moet gebeuren en dat de bedrijven nu eerst aan de beurt zijn. De winkels zullen pas een week later openen, als alles verder goed verloopt tenminste.
Hoewel de meeste medewerkers die ik de afgelopen weken hoorde, te kennen gaven het thuiszitten ondertussen beu te zijn, komen er maar weinig reacties op de foto waarop een plexischerm te zien is dat over de volledige lengte van onze toonbank werd geplaatst en het bijhorende bericht dat we, voor de winkel straks weer opent, willen uitzoeken hoe we zo veilig mogelijk kunnen werken. En dat iedereen op dinsdag 28 april verwacht wordt om mee te denken.
Aangezien het nog winter was toen de winkel sloot, halverwege maart, moet het winkelaanbod ook aangepast worden aan de zomer die het ondertussen geworden is. We zullen dus enkele dagen werk hebben voor alles weer op punt staat.
We hebben de lente dit jaar overgeslagen.
Pas na een tweede bericht komen er van iedereen reacties, op Lola na dan. Zij lijkt wel van de aardbodem verdwenen, ze reageert niet op WhatsApp, Messenger, op berichten of telefoontjes. Haar begeleidster bij het OCMW komt te weten dat ze niet durft te antwoorden omdat ze bang is, en dan vooral voor haar kind. Bang dat ze het naar de opvang zal moeten brengen en het daar een besmetting op zal lopen. Er wordt besloten om het met Lola even op z’n beloop te laten en uit te zoeken wat de mogelijkheden zijn.
Nathalie en ik beginnen een dag eerder, om vast te leggen wat er allemaal moet gebeuren. We draaien de klokken een uur door en richten de eetruimte opnieuw in. Kasten worden verschoven en de grote tafel wordt vervangen door kleine tafeltjes die we zo ver mogelijk uit elkaar plaatsen. We hebben voor iedereen mondmaskers, in verschillende katoenen stoffen, de afgelopen weken door collega’s bij elkaar gestikt. Er is ontsmettingsgel en bij elke wasbak staat er nu een pompje met handzeep. Er zijn handschoenen beschikbaar voor iedereen. Omdat het kleine ruimtes zijn, mag er altijd maar één iemand aanwezig zijn in de kleedkamer.
Het moeilijkst om veilig te organiseren wordt de ontvangstreceptie, waar de goederen afgegeven worden en die zich in onze inkom bevindt. We willen vermijden dat de brengers en arriverende of vertrekkende klanten elkaar voor de voeten lopen.
Wat daarnet nog vanzelfsprekend was, moet nu ten allen prijze vermeden worden.
De medewerkers arriveren en staren verbaasd naar de tafeltjes. Er staan schalen met snoepgoed: het is mijn verjaardag. Onze Afghaanse medewerkers, voor wie het nu ramadan is waardoor ze zich overdag moeten onthouden van spijs en drank, stoppen één en ander in hun rugzak voor na zonsondergang. Ze wensen me geluk maar handen worden er niet gegeven. Ter compensatie stoten we met de ellebogen tegen elkaar.
We overlopen wat er allemaal moet gebeuren. Iedereen kiest een mondmasker. We spreken af dat, waar mogelijk, de deuren open blijven staan.
De telefoon geeft aan dat ik de afgelopen weken achtentwintig oproepen heb gemist. Ook vandaag wordt er enkele keren opgebeld. Mensen die moeten verhuizen en geen blijf weten met hun spullen. Iemand wil een kleerkast brengen. Nog iemand anders klaagt dat zijn garage al wekenlang vol staat. Maar er is niets aan te doen, iedereen moet wachten, de winkel is gesloten.
Er komt een man binnen met een mondmasker op, hij zet zijn rugzak achter de kassa, wrijft zich in de handen en, alsof het de normaalste zaak ter wereld is loopt hij de winkel in. Ik zwaai, hij zwaait terug. Wanneer het duidelijk wordt dat de winkel nog niet open is, haalt hij de schouders op, neemt zijn rugzak en verdwijnt.
We denken onze inkom opnieuw uit. De meubelopslagplaats die naast de winkelinkom ligt, wordt leeggemaakt; een lange strook waar je langs twee kanten in kunt. Het bordje ‘ontvangstreceptie’ verhuist naar daar en de ruimte wordt opnieuw ingericht met het oog op een vlotte werking. Bij het binnenkomen zullen mensen hun kledij en andere spullen in karren kunnen deponeren. We zullen de klanten vragen om, in ieders belang, het materiaal zelf uit te laden. Het zal van twee kanten moeten komen.
Nathalie en ik proberen de medewerkers op hun gemak te stellen, maar veel zal van henzelf afhangen. Afstand houden. Niet met z’n tweeën in een kleine ruimte gaan staan. De klanten erop aanspreken wanneer ze te dichtbij komen. Handen wassen of ontsmetten, de hele dag door. Je mondmasker dragen. Niet aan je gezicht komen.
Maar wij zijn er ook niet helemaal gerust in. We hebben nog zoveel vragen.
Ik kijk op de websites van verschillende kring- en kringloopwinkels. Sommigen maken er nog geen melding van, anderen zijn blij dat ze vanaf 11 mei weer open mogen gaan. Maar nergens lees ik een oproep naar de bevolking toe met richtlijnen voor als ze komen winkelen of spullen binnen willen brengen.
Wat als er straks heel veel volk naar onze winkel komt?
Want hoe moeten we dat straks aanpakken, als de mensen hier massaal arriveren met hun volgeladen wagens? Deze zachte lockdown was voor velen een uitgelezen kans voor een grondige lenteschoonmaak. Wat als ze hier in colonne staan aan te schuiven? We kunnen die dingen ook niet in quarantaine laten staan, daarvoor komt er gewoon te veel binnen. Alles moet dus meteen verwerkt worden.
Tegelijk moeten we er van uitgaan dat deze spullen besmet zijn, en onszelf zo goed mogelijk beschermen door ons aan de veiligheidsvoorschriften houden. Alles doen volgens het boekje. Maar iedereen weet dat het onmogelijk is bij deze onzichtbare vijand, om besmetting helemaal uit te sluiten. Gewoon aan je gezicht komen kan al genoeg zijn.
De meeste mensen die bij ons werken zijn jong, en maken dus weinig kans om ernstig ziek te worden. Maar Arno’s vriendin werkt in een rusthuis; wat als zij het via hem oploopt en het daar dan binnenbrengt?
Bovendien is een groot deel van onze klanten bejaard. Voor deze mensen is een bezoek aan de kringloopwinkel een essentiële uitstap: eens iemand zien, een kans op een gesprek.
We zullen de automatische piloot, die in ons zit, moeten uitschakelen. Bij alles stilstaan en de dingen bewust uitvoeren. En dan nog kan er van alles misgaan.
Ik moet het aan den lijve ondervinden wanneer een nieuwe collega onverwachts langskomt. Iemand die ondertussen al een tijdje bij ons werkt maar met wie ik door omstandigheden nog geen kennis heb kunnen maken. Ik ben zo verrast dat ik naar voor stap en spontaan mijn hand uitsteek.
‘Dat zal toch iets voor later worden’, mompelt hij, achteruit deinzend. Geschrokken trek ik mijn hand terug. Enkele medewerkers die het gezien hebben, staan te lachen, denken dat ik een grap uithaal.
Onze regioverantwoordelijke laat weten dat ze er mee bezig zijn. Met opleidingen voor alle medewerkers en richtlijnen voor de klanten. Dat het moeilijk is om alles nu al in een vaste vorm te gieten, want dat er dagelijks nog zaken door de overheid worden aangepast. Ik krijg al een voorontwerp doorgestuurd; een hele waslijst met maatregelen. Het is een pak van mijn hart.
En we hebben nog zeven dagen om de zaken bij te stellen.
Een week waarin we onszelf opnieuw moeten zien uit te vinden.

(29/04)

Geen opmerkingen: