maandag 13 mei 2019

VIS

Almas werkt ernstig en geconcentreerd. Als de gevraagde opdracht erop zit voert hij zelfs taken uit waar ik niet om heb verzocht, maar waar ik wel blij mee ben. Het soort acties waardoor er tijdens zijn evaluatie kruisjes naast 'ondernemend' en 'ziet werk' worden geplaatst.
Hij discussieert nergens meer over, draagt zijn veiligheidsschoenen zonder dat ik erom moet vragen, springt zonder aarzeling bij waar nodig, doet de afwas zonder morren en werkt de klant aan kassa eerst af, ook al is het pauze. En hij maakt geen grapjes meer, nu al bijna een week lang.
Er is duidelijk iets aan de hand. Maar als ik hem vraag wat er scheelt, wuift hij mijn bezorgdheid weg en gaat verder met zijn werk. Hij bedankt me als ik nog eens herhaal dat hij ook met problemen buiten het werk om bij me terecht kan.
'Alles is oké', zegt hij met die zachte, hese stem. Onze eeuwige grapjas lijkt het grappen maken verleerd.
Het is even wennen.
Een tijdje geleden verhuisde hij naar Kortrijk; misschien is hij het gedoe met die gebrekkige busverbinding beu.
Of heeft het te maken met de drie collega's die de afgelopen weken hun traject afwerkten en doorstroomden naar een nieuwe werkplaats. Heeft hij heimwee naar de tijd dat ze nog bij ons waren.
Of misschien is er wel meer aan de hand, is er iets ernstigs aan de hand met zijn familie in Afghanistan...
Een week later zitten we 's middags aan tafel. Almas heeft de avond voordien een stoofpotje gemaakt. Na drie minuten in de microgolfoven doet de Oosterse kruidenmengeling zijn werk: de geurontploffing verraadt een samenzwering tussen gember, koriander, komijn en kaneel. De diepe schaal staat voor zijn neus, hij scheurt een stuk Turks brood af waarmee hij het vlees en de groenten opdept, net als Nawid en Mustafa die links en rechts van hem zitten en met wie hij het gerecht deelt. Behendig vissen ze, de hoofden dicht bij elkaar, om beurten in het bord.
Plots wendt Almas zich tot mij.
'Weet je nog, vorige week, toen je vroeg of er iets was?' Ik knik.
'Ik veel problemen,' hij legt zijn hart op zijn hart, 'hier,' houdt zijn hoofd schuin en glimlacht verlegen, 'meisje'.
Hij draait zich terug naar zijn bord en met zijn drieën eten ze gewoon verder.
Het is echt iets voor Almas om dit op deze manier op te biechten. Ik kijk naar hem; een knappe jongeman wiens familie duizenden kilometers verderop in de bergen leeft, en waar hij weinig of geen contact mee heeft door de moeilijke verbinding en de beperkte mobiliteit ginds. Die de gruwel in zijn geboorteland ontvlucht is en in dit land, met zijn vreemde taal en cultuur, een manier zoekt om de draad weer op te nemen en zijn leven verder te zetten.
'Luister Almas,' zeg ik, 'er zijn nog anderen. De zee zit vol met vis.'
Hij kijkt op en glimlacht.
Nathalie geeft me een por.
'Zeg!', ze kijkt me aan alsof ik iets verkeerds heb gezegd. Ik weet meteen dat ze gelijk heeft, het is niet echt subtiel van me, verliefde mensen hebben geen boodschap aan zo'n uitspraak. Maar het was in elk geval goedbedoeld.
Weer enkele dagen later zitten we opnieuw samen aan tafel. Het lijkt ondertussen wat beter met Almas te gaan. Hij knikt opnieuw naar onzichtbare mensen achter me, en vanmorgen moest ik hem erop wijzen dat de pauze reeds voorbij was, en aansporen om zijn veiligheidsschoenen te dragen.
'Weet je nog,' zegt hij, ' toen ik vertelde over problemen met hart?'
'Ja.'
'Weet je nog wat jij hebt gezegd?'
'Wat heb ik gezegd?'
'Dat er veel vis in zee zit.' Hij kijkt naar me.
Ik knik, op mijn hoede voor wat komen gaat.
'Ik daar veel aan moeten denken', zegt hij. 'Elke dag. Was goed voor mij, wat je zei. Is waar. En beter nu.'
'Soms sta je te dicht', zeg ik opgelucht.
'Dan moet je proberen om enkele stappen achteruit te zetten, zodat je weer wat overzicht krijgt.'
'Ja,' zegt hij enthousiast, 'en dan veel vis in zee!' Hij lacht, scheurt nog een stuk brood af.
Daarna is het hek van de dam. Om de haverklap hoor ik het hem zeggen, tegen iedereen: 'Veel vis in zee!'
Als het iets voor sluitingsuur is, vraag ik Almas om de mensen in te lichten.
'Zo vriendelijk mogelijk', herhaal ik. 'Je zegt gewoon: excuseer, over enkele ogenblikken gaan wij sluiten'. Hij knikt, zegt: 'ik weet', en loopt de winkel in. Het hoort bij het werk van de kassaverantwoordelijke. Het is goed voor je zelfvertrouwen. Als je in een winkel werkt, moet je de mensen durven aanspreken.
'Wij gaan sluiten!' zegt hij tegen een oudere man. De man knikt.
'Wij gaan sluiten!' zegt hij tegen een koppel met twee kinderen. De man gebaart dat het goed is en licht zijn familie in een onbegrijpelijke taal in.
'Wij gaan sluiten!' zegt hij tegen een bejaarde vrouw.
'Waarom?', vraagt ze.
Hij is duidelijk verrast, had deze vraag niet verwacht. Ik zie hem denken, hoe hij zich naar me omdraait, alsof hij hulp nodig heeft. En dan, ineens, weet hij het. Hij doet zijn armen uit elkaar, zijn ogen worden groot. Je moet hem wel geloven.
'Omdat er zit veel vis in zee!'

Geen opmerkingen: