zondag 19 mei 2019

EUROVISIESONGFESTIVAL

Er staan drie dames van middelbare leeftijd aan onze kassa; de eerste, klein en tenger, met lange zwarte haren, is haar aankopen aan het uitstallen met de prijsetiketten naar de kassamedewerker toe. De tweede, grijze krullen en weelderig postuur, woelt in afwachting nog eens in de mandjes met impulsaankopen en de derde, een blonde reuzin, staat naar het rek met juwelen te kijken.
Faisal begint met het inscannen van de bijeen gekozen kledingstukken van de eerste dame. Ik leg het kasboek klaar om in te vullen, naast de lijst met kasverschillen en het register voor bank en kluistransacties. Het is bijna sluitingstijd.
'Dat is toch de inzending voor België, niet?' zegt de reuzin.
'Wablief?'
'Dat dat toch het nummer is dat België instuurt voor het songfestival? Die Eliot?’ En ze wijst naar de luidspreker boven haar hoofd die ze, moest ze op haar tenen staan, waarschijnlijk aan kan raken.
'Goh, dat weet ik niet hoor!' antwoordt de vrouw met de grijze krullen, voor wie de vraag overduidelijk een ver van mijn bed show is. En ook het tengere dametje dat net afrekent, schudt snel het hoofd - een vergeefse poging om wat deining in die steile zwarte manen te krijgen - zodat er geen twijfel over bestaat dat ze het evenmin weet.
'Nu, ik volg het eigenlijk ook niet meer hoor,' gaat de reuzin verder, 'maar ik hoorde toevallig dat het vanavond halve finale was.'
'Vanavond? Toch vreemd om dat op een dinsdagavond te doen... Vroeger was dat altijd op een zaterdag', zegt de eerste nu. Ze haalt een klein zakje uit haar handtas, waarin een grote zak blijkt te zitten waarin ze al haar aankopen opbergt.
'Maar de finale is nog altijd op een zaterdag,' zegt de lange blondine, 'dan wordt de winnaar gekozen. Maar eerst zijn er twee halve finales.’
De andere twee dames knikken traag, om aan te geven dat ze het begrepen hebben, maar de onverschilligheid druipt ervan af.
‘Je mag kaartje insteken’, zegt Faisal als hij ziet dat de tengere vrouw verstrooid met haar bankkaart staat te wachten.
'Waar is de tijd', zegt ze, terwijl ze met haar vrije hand de hand die de code intikt, aan het zicht onttrekt.
'Ja,' beaamt de vrouw met de grijze krullen, 'vroeger zaten wij dan al klaar in de zetel, we wilden het voor geen geld missen! Je kunt je het nu niet meer voorstellen.'
'We worden oud zeker?’, zegt de vrouw die boven iedereen uittorent, ‘Het hele gebeuren is een stuk van zijn charme en aantrekkingskracht kwijt geraakt. Ik denk dat het komt doordat ze de taal nu mogen kiezen waarin ze zingen. Daardoor is het niet langer dat grote chauvinistische volksfeest van vroeger.'
‘Destijds keek iedereen. Het was een beetje zoals met de wereldbeker; ook al ben je geen liefhebber van voetbal, je kijkt toch’, zegt de vrouw met de lange zwarte haren. Ze lacht naar de andere dames, neemt de zak met haar aankopen, zwaait nog eens naar ons allemaal en loopt naar de uitgang.
'Alles is anders nu. De wereld lijkt niet meer op de plek waar wij zijn opgegroeid’, zegt de blonde reuzin.
‘Ik zou niet graag jong zijn nu’, zegt de vrouw met de grijze krullen. Faisal neemt een doosje om de stolp met de gekroonde Maria, die ze net betaald heeft, in op te bergen, en kijkt dan smekend naar me. Het is zeventien uur dertig, sluitingstijd. Normaal blijft hij doorwerken en moet ik hem wegsturen zodat hij zijn bus niet mist maar het is ramadan. De jongens klagen niet, ze werken door, maar de dagen zijn lang en de warmte eist zijn tol. Een hele dag lang zonder eten en drinken, het is elke keer weer een hele opgave.
De reuzin rekent af en verdwijnt.
‘Salu ee’, roept Faisal, mijn West-Vlaamse tongval imiterend terwijl hij naar de deur loopt. Hij lacht vrolijk.
Hij is jong, en hij lijkt dat niet erg te vinden.
En ik denk aan hoe ook wij daar destijds zaten, allemaal naast elkaar in de zetel, mijn broer, twee zussen, mijn vader en moeder, elk met onze eigen pronostiek over wie er ging winnen. Telkens weer ontgoocheld over de slechte score van België, wat we toen vooral aan de taal weten. Dat Nederlands bekte gewoon niet.
We waren het erover eens dat de Engelstalige landen een voordeel hadden. We leden aan het calimerocomplex.
Oké, de nummers waren ook niet veel soeps, maar van welk land waren ze dat wel?
De volgende ochtend komt Faisal gezwind de keuken binnen.
‘Heb je gehoord?’, vraagt hij.
Ik haal mijn schouders op.
‘Eliot mag komen naar huis. Niet naar finale!’
‘Vond je het een mooi nummer?’ Argwanend kijkt hij naar me, en glimlacht.
‘Beetje beetje. Maar ik volgende keer gaan voor België!’
En hij begint te zingen met die mooie hese stem van hem: ‘Zeg niet nee, zeg niet nee, maar zeg jajaja! Zeg niet nee, zeg niet nee, maar zeg jajajaaa!’

Geen opmerkingen: