zaterdag 10 oktober 2015

OAVELGEM, DEDJUDEDJU

Het begon met een stukje mortel dat naast een cementplaat in de dakconstructie losgekomen was en naar beneden viel. Richard had het zien vallen (beweerde hij) en dat het eerst een metalen ligger had geraakt en toen pas Melissa. Melissa zat op een oude barstoel aan haar werktafel textiel klaar te maken voor de winkel, greep naar haar hoofd en werd onwel. Vermoedelijk meer van de gedachte dat er iets op haar hoofd gevallen was dan van het steentje zelf dat amper de top van een pink mat.

Koude en warme luchtlagen waren in de week ervoor geregeld met elkaar in botsing gekomen en hadden voor enkele hevige onweders gezorgd die gepaard gingen met felle rukwinden. Het was niet uitzonderlijk dat er daarna meer steengruis dan gebruikelijk naar beneden dwarrelde in de oude, charmante opslagplaats dat nu als Kringloopwinkel dienst deed. Maar de vallende stukjes voegsel waren de laatste tijd groter geworden wat erop wees dat de staat van het dak merkbaar achteruit ging.
Ik bracht voor alle zekerheid onze veiligheidscoördinator op de hoogte. Die vroeg me zakjes met stof en steengruis door te sturen. Na een tijdje kwam hij van dichtbij kijken wat er aan de hand was. Nam nog meer stalen en verzamelde steentjes. Stalen die hij ook naar een labo stuurde, hoewel ze jaren geleden al eens onderzoek hadden gedaan uit vrees dat de cementplaten asbest bevatten. Toen bleek alles oké en daarom maakten we ons ook nu geen zorgen.
Enkele weken later kreeg ik telefoon dat ze nu toch iets gevonden hadden. Niet dat het dramatisch was, maar er bleek toch wel iets aan de hand. Er kwam een onderzoeker van de firma die de stalen onderzocht had. Opnieuw nam hij stalen, deze keer met doorzichtige pleisters. Ook hij nam brokjes kalk en cement mee.
En plots was het definitief. De winkel ging dicht.

De cementplaten bleken onschuldig. Helaas had men daar een laag kalk op gesmeerd die bruine asbest bevatte. Een laag verf sloot alles af. Verf die nu begon af te bladeren, waardoor de kalk opnieuw bloot kwam te liggen. En waarvan er af en toe iets naar beneden viel. Het was minimaal, maar er moest wel tegen opgetreden worden. De maandag bereikten de nieuwe resultaten de directie die meteen in actie kwam. De klusjesploeg werd ter plekke gestuurd om de zones waar men asbest aangetroffen had, af te sluiten. De stockruimte boven de keuken was er het ergst aan toe, en die werd meteen dichtgetimmerd. Ook van enkele andere ruimtes werd de toegang met houten platen verzegeld. Alles wat zich daarachter bevond zou vernietigd worden. In de rest van het gebouw had men verder niets gevonden.
In deze kleine vestiging begonnen wij pas op dinsdag te werken zodat het leek alsof sommige ruimtes nooit bestaan hadden toen we ‘s morgens in de winkel arriveerden. We liepen onwennig door nieuwe gangen waarmee bepaalde ruimtes nu verbonden waren.

Even later begonnen we te werken. Alle rekken die zich in de veilige ruimtes bevonden mochten we leegmaken. Kledij, boeken en muziek, speelgoed, huisraad en curioza; alles werd in bakken of dozen gestopt, gelabeld en klaargemaakt voor andere vestigingen. We spraken af dat we geen mensen zouden binnenlaten. Anders konden we de hele dag uitleggen wat er aan de hand was. In plaats daarvan hing ik een briefje vooraan aan de straat en aan de poort waarin kort werd uitgelegd wat er aan de hand was. Ook mocht er geen materiaal meer afgegeven worden; wat voor zin had het dat mensen spullen kwamen brengen terwijl het de bedoeling was om alles leeg te maken?

Een van de medewerkers kwam me waarschuwen dat er toch iemand binnen was geraakt. Ze had iets bij zich om te ruilen. Het was een van onze hardcore klanten. Iedere week kwam ze minimum een keertje langs. Jacquelientje. Een benig vrouwtje dat krom voorovergebogen liep. Het was moeilijk om haar leeftijd te schatten, maar het stond vast dat ze de kaap van tachtig allang achter zich had gelaten. Nu zag ik haar verbijsterd om zich heen staren terwijl ze naderbij kwam.
‘Ah meneer, wat een verschrikkelijk nieuws dat ik hier te horen krijg! Ik ga u niet lang storen, u hebt het waarschijnlijk al druk genoeg nu!’ En ze haalde een kleedje uit een zak en stak het me toe.
‘Ik dacht dat het me paste, maar thuis bleek het toch een beetje aan de kleine kant.’ Ze toonde me haar kasticket. Er stond op dat ze het kledingstuk mocht ruilen, en datum viel binnen de termijn. Omdat ik de computer met het kassa programma niet meer kon gebruiken, schreef ik een tegoed bonnetje met stempel, datum en handtekening.
‘Normaal kun je dit bedrag enkel hier gebruiken’ zei ik, ‘maar door de omstandigheden kun je het nu ook in Kortrijk of Zwevegem spenderen.’ Ze legde haar knokige hand op mijn arm.
‘Maar meneer’, zei ze, ‘ik kom alleen maar naar hier, hoe zou ik in een andere winkel moeten raken?’ Dat wist ik natuurlijk ook niet, en als het op eigen houtje moest gebeuren, zat ze inderdaad met een probleem.
‘Vijf minuutjes’, zei ze, ‘meer heb ik niet nodig. En daarbij, ik heb al iets gezien, daar (ze wees in de richting van de potten en de pannen)’.
‘Oké’, zei ik, voelend dat er niet veel anders op zat. Ze gaf me enkele waarderende klapjes met haar hand op mijn arm en sjokte de winkel in.

Een kwartier later zag ik haar in de verte tussen de kledijrekken scharrelen. Nog een kwartier later verdween ze in een pashokje. Daarna stond ze bij het rek met de handtassen. Ik liep naar haar toe.
‘Jacqueline, ik moet nu echt afsluiten’. Ze stak haar hand op, ‘nog vijf minuutjes’ zei ze, ‘geen minuut langer!’, en liep snel van me vandaan, nog dieper de winkel in. Ik ging verder met mijn werk en plots stond ze voor me, niet veel meer dan een kwartier later. Ze had een t shirt in haar hand dat een euro vijftig kostte. Ik veranderde haar kasticket van vijf naar drie en een half.
‘Ik ga u buiten laten’, zei ik, ‘dan kan ik meteen afsluiten. We liep samen naar de uitgang, zij iets sneller dan normaal, ik iets trager dan gewoonlijk. We kwamen aan de poort die ik wilde openen toen ik voelde dat ze aan mijn mouw trok. Ik draaide me om en staarde in haar diep gegroefde, bedroefde gezicht.
‘Is’t echt meneer? Gaan jullie hier sluiten?’ Ze hief haar armen in de lucht en zei, iets luider dan ik van haar gewoon was: ‘Mijne schoonste sortie van de weke!...’ Ze pakte me opnieuw vast alsof ze nog iets wou zeggen, maar liet toen weer los, haalde een klein, dun zakdoekje uit haar mouw, en depte haar ogen.
Ik opende de poort en ze liep hoofdschuddend, in zichzelf pratend de parking op. Daarna sloot ik snel weer af, geschrokken door de horde mensen die met vragende gezichten kwamen aangeslenterd, en iets leken te versnellen toen ze me zagen.

AFGANG

We zaten met z’n vijven aan de ronde witte keukentafel. We dronken koffie, namen om beurten een Madeleintje en overliepen wat er nog moest gebeuren voor ‘De dag van de Kringloopwinkel’. De vergadering ging door in het kleine kantoor van de teamleidster, boven de infostand, het hart van deze vestiging. De ramen stonden open en het lawaai golfde binnen. Hoewel we ons nog in de voormiddag bevonden, was het rumoerig en druk.
Omdat steeds meer bezoekers de weg naar de winkel vonden, had men enige tijd geleden besloten de inrichting te herzien. Het resulteerde in een volledige opfrissing van het pand. Kassa’s werden uitgebreid of volledig hernieuwd. Productgroepen wisselden van plaats. Muren werden overschilderd. Er kwamen nieuwe binnenwanden en opbergsystemen. Hogere rekken. Gangpaden werden verlegd. Halverwege augustus waren de werken van start gegaan en het zag ernaar uit dat ze over anderhalve week afgerond zouden worden. Ondertussen was de winkel gewoon opengebleven. Het bleek een beproeving voor het personeel, maar we hielden met z'n allen stand en het einde kwam in zicht.
Ook de klanten lieten de chaos niet aan hun hart komen. Slijpmachines, boormachines, wrijfmachines, en de kilo’s stof die dit met zich meebracht... Niets kon hen verjagen. Ze wrongen zich enthousiast tussen kasten, klommen over afgebroken rekken, scharrelden tussen het gerief dat op z’n bestemming wachtte in de bakken. Ze zochten hun weg in deze doolhof en genoten tot onze verbazing zichtbaar van de anarchie en ordeloosheid.

Er klonk een gil.
De teamleidster had het eerdere lawaai genegeerd en was gewoon doorgegaan, maar nu sprong ze overeind en liep naar een van de openstaande ramen om te zien wat er aan de hand was.
‘Stront!’ klonk het van beneden.
‘In het toilet van de klanten?’ Het was niet echt een vraag. Het was ook niet zo vreemd dat het daar weer een boeltje was. Soms leek het wel alsof iemand zich hier kwam wreken voor alle ellende in zijn of haar leven. Het was weliswaar beter geworden sinds je er enkel nog binnen raakte met een stuk van vijftig cent.
Toch kwam er een antwoord: ‘Nee... Hier... In de winkel...’
De teamleidster keek nog eens naar beneden, en sloeg toen een hand voor haar mond. Collectief kwamen we overeind en liepen naar het raam. Vandaar keken we recht de korte gang naar het toilet in. Er liep een spoor van onregelmatige bruine kwakken en klodders de winkel in. Het was duidelijk dat iemand het niet had gehaald. Iemand die heel dringend gemoeten had. Iemand die te laat gemerkt had dat hij/zij zonder muntjes zat.

‘Het moet opgeruimd worden’ zuchtte de teamleidster, hiermee wat we allen vreesden onder woorden brengend. Iedereen zuchtte en we keken bezorgd naast elkaar. Sommigen trokken zich een beetje achteruit, alsof ze verwachtten dat ze daardoor minder opvielen, minder aanwezig waren wanneer de ongelukkige werd aangeduid. Niet dat het veel uitmaakte in deze met tl buizen verlichtte ruimte. Het was ook gewoon een reflex, want dergelijke bevelen werden hier niet gegeven. Het was wachten op een nobel hart. De collega textiel nam de handschoen op.
‘Ik ga’ zei ze, lucht happend alsof ze probeerde om genoeg op te slaan zodat ze daar straks niet hoefde te ademen. Ik nam een stapeltje papieren handdoekjes en liep naar beneden. De grootste schade beperkte zich gelukkig tot het gangetje. Melkchocolade bruine, glanzende kwakken kak - de indrukwekkendste ter grootte van een forse mannenhand - lagen verdeeld over de ruimte. Vormeloze hopen, liefdeloos achtergelaten. Ik had mijn reukzin op weg hier naartoe reeds uitgeschakeld en ademde enkel nog langs de mond. Ondertussen bedekte ik de bruine brij met de handdoekjes, ik stapelde ze op elkaar tot de bovenste niet langer lichtbruin doordrongen kleurden en er daar dan nog enkele bovenop. De collega textiel had zich van handschoenen voorzien, en greep de stapel handdoekjes zo goed mogelijk bij elkaar zodat er niet teveel derrie uit liep terwijl ze ze met een stalen gezicht in een zak propte. ‘Gaat het?’ vroeg ik, maar ze klemde de kaken stevig op elkaar. Nadat ik alle hoopjes drek - niet te geloven dat één mens zoveel stront kon bevatten - had afgedekt, merkte ik dat er nog een spoor van kleine hoopjes verder liep, ter grootte van een oor, een duim, een forse neuskeutel. Droppen drek die een spoor trokken alsof Hans een oplossing had gevonden nu zijn broodkruimels uitgeput waren. Het spoor liep tot de uitgang. Met een handvol papieren handdoekjes viel ik aan, de uiteen gevallen hoop weer samenbrengend als een puzzel maar dan eentje die zich schikte naar de puzzelstukken.

Daarna ging de dag gewoon verder, de collega textiel had ’s middags geen honger maar verder was er maar weinig dat nog wees op datgene waarmee we te maken hadden gehad: het onderste uit de mensenkan. In de namiddag maakten we er weeral grappen over, en ik begon te geloven dat ik het voorval bij kon zetten in mijn shitmomenten galerij – tot een van de medewerkers me bleek weggetrokken zei dat er op de parking nog een en ander te vinden was. Het voelde als een straf voor mijn roekeloze optimisme. Ik besloot er zo snel mogelijk komaf mee te maken. Gewapend met nog meer papieren handdoekjes, een grote zak en een paar stevige latexhandschoenen begaf ik me zo onopvallend mogelijk naar buiten. Het laatste wat je wil zijn pottenkijkers bij een dergelijke actie. Ik speurde de parking af, en vond uiteindelijk wat ik zocht. Daar lag het laatste hoopje, naast een paar platgetrapte schoenen en een kledingstuk, alsof de inzittende uit schaamte ineens tot stof en as was vergaan. Of over spectaculaire verplaatsingsmogelijkheden beschikte wanneer de grond hem of haar te bruin onder de voeten werd. Ik bedekte de excrementen met een stapel handdoekjes en greep in het ijle. De weerstand, die geen weerstand was, en de duistere pudding die uit de handdoekjes droop maar allesbehalve pudding was, zorgden ervoor dat ik moest wegkijken om niet te kokhalzen. Ik stopte ook de schoenen en het kledingstuk in de zak. Een lichtbruine plek op de tarmac was alles wat overbleef van wat zich hier had afgespeeld.

Ik weet dat de kans uiterst klein is dat de ongelukkige die zich zo bloot uit de voeten moest maken, dit te lezen krijgt. Maar mocht hij of zij (schoenen: maat 38) deze woorden toch onder ogen krijgen, weet dan dat geen enkele medewerker van de Kringloopwinkel hier, iets heeft gezien. Verder wil ik beklemtonen, hand op het hart, dat we de camerabeelden niet hebben geraadpleegd. Want hoe erg het ook was om na u te moeten komen, ik had niet graag in uw schoenen gestaan en ik hoop dat uw ervaring me gespaard mag blijven. En tot slot wil ik nog even vermelden dat u nog steeds van harte welkom bent in de Kringloopwinkel. Er alleen rekening mee houden dat u de poort naar de grot van Ali Baba enkel open krijgt met een stuk van vijftig cent. Omwisselen kan aan de Infobalie.

MOA JULIE OALYK!

‘Moi, m appelle Julie’ zei ze
t wos in n cafeetje
woa da t r uptreedns giengn zyn
Ze wos mé de groep mee
van wie da ze n hitje up de radio speeldn
moa z oarde die muziek ny géern
en ze zat eur te verveeln


Zeevntien joar, snell, mé lange béenn
groate groene n oogn, bloend oar
en oales wos goe verdéeld in eur vel
Z oenk an me lippen
en ze zwéeg géen secoende
en ik spreke moa n bitje Frans
en zy koste mé moeite Vlams

En ommédekée kwam ze dichte
en eurne moend viel oopn;
een kléen, fyn toengske
kwam binn en zette ne slown in
De wéreld zakte weg
en k begoste te zweevn

En t deurde n poar secoenn
voa da k were koste peizn
en k sproenge van myn krukke
binst da k riepe: ‘Moa... Julie... oalyk!...’
En mé die bléeke groene oogn
kéek ze noa my, diepe gekwetst
en bedroogn...

Moa Julie oalyk!...

‘Orte kée Julie,
k viene joe n vrée skoan meiske
en k zyn zeker da j t verre goa bringn
want kée nog noais zoa goe mé n twien
kunn klappn wok oal ku j gy géen Vlams
en spreke k ik mé moeite Frans’ -
‘Mais mois aussi’ zei ze, ‘mois aussi!’ -

‘Moa t kan ny zyn’, zeie k, ‘k éen n lief,
je suis avec quelqu'un!’
Ge zoe peizn da da d indruk makt,
moa ze kéek roend en ze vroeg:
‘Ou? Ou est ta copine?’

En ze lei ne oarme roend myn nekke,
kéek g obcedeerd noa myne moend
en doa wos da toengske were
da van oales dei voe binn te groakn
en k moeste k ik toch oasme pakkn?

T moe t r oalsan omme doen,
en t koste echt ny slichter passn
Oal is t da k éegluk ny mochte kloagn:
ka n twien da k géern zoage
en die my géern zag,
en zukke diengn doe j ton olyk ny?
(En doaby: t liep ier vul mé moatn
van eur en my!)

Moa Julie olyk!...

Achter t uptreedn zoage k
Julie noa my wyzn
en oe da ze n twuk
in dien bassist z n oare zei,
en je wos an t zoekn 
moa j a my nog ny gevoenn

En kée my ton,
toe da ze weg woarn,
weggestookn
tussn oal da volk
en in n oekske
stille g oenn...

Nu, t is roar uk nog an Julie peize -
buutn de kéern da k my verveeln
en da ze da hitje nog ne kée
up de radio speeln
 

SLYK

In t stad is oales plat
T is beetre da j te lande weunt,
en nu en ton moe spriengn
over nen dyk

Tis goed voe j ne fysiek
En ge verskiet wok ny zoa rap
uj ton ne kée toet an joen ienkels
zakt in t slyk

MET BUSMINS IN DE TUIN DER LUSTEN

Ik werd wakker en zag de blauwe lucht die door het raampje viel van het vakantiehuis in Wijtschate. We ontbeten samen met onze ‘Vrienden van het Heuvelland’ en keerden terug naar huis. Het was windstil en in de blauwe lucht zag je fijne witte strepen en plekken, kleine, subtiele toetsen, poëtisch en abstract. Thuis gekomen maakte ik me klaar en vertrok opnieuw, nu naar ‘de tuin der lusten’ waar we in de late namiddag twee maal mochten aantreden met Busmins. Frank had een rustige grijze dag voorspeld, maar het was blauw, het bleef blauw en bleek bij aankomst vol ambiance!
Het werd geen onverdeeld succes. Iemand zei me: ‘jullie spelen een huismatch’, maar we hadden onze tegenstanders nog niet gezien. Die bleken te bestaan uit een onhandige ligging van ons carravanneke net naast een verbindingsweg waar doorlopend een grote stroom passanten langs moest, en een onaangepaste muzikale ondersteuning: We stonden niet tussen de speakers, die stonden rond de dj set, en er waren geen monitors waardoor we onszelf niet konden horen. Verder waren er geen voorzieningen om piano en accordeon te versterken. Dit lag allemaal vooral aan een wat gebrekkige communicatie waar wij ook deel van uit maakten. Dankzij dit alles sloten we, na enkele keren volledig de mist te zijn ingegaan, de eerste set vervroegd af, met een gevoel van onbehagen, machteloos en onvoldaan. Een beetje ongelukkig, zeg maar.

Foto: Peter Carly
We beseften: de tweede set zou erop of erover zijn. Maar de stroom passanten viel langzaam stil, het terras zat vol met van de mooie vooravond genietende mensen, al dan niet met een La Trappe voor hun neus, en Bram en Wim van de Spil haalden alles uit de kast om het maximale uit de beperkte middelen te halen waarmee we het moesten doen. En we gingen ervoor. De ontvangst van piano en accordeon bleven nog steeds beperkt tot de voorste rijen maar met de rest bereikten we het hele plein, we hoorden onszelf en hadden vanaf het eerste nummer het publiek mee, met als hoogtepunt de politie die ongewild mee figureerde tijdens ‘Parkeerwachtre’... Je kunt gerust stellen dat we in het tweede deel van deze wedstrijd voortdurend in balbezit waren! Iedereen bedankt voor t enthousiasme, de fijne reacties achteraf en MERCI!

T IS NY

T is ny omdat t bewolkt is
dat de zunne ny skynt

woensdag 16 september 2015

NEESTE KEE

Oal sedert n éeste kée da k mé myne koozne
lans de Combi liepe, woare k betoverd
Boovn de deure zat r n vinsterke, da noa binn oopngeklapt stoend
Loatr bléek da da de rookofzuuginstalloasje wos

Bob Marleys ‘Natural Mystic’ woei
in n rookerige wolke noa my deur da gat
K gienge nog ny véel uut, en ka nog noais muziek
van Bob Marley in ne café hoard,
k loate voarn up ne zoaterdagoavnd
T makte da k oales da myne koozn gezeid a
over diene café up slag vergeetn woare

We passeerdn ier geregeld u w uutgiengn,
u we gedoan an mé bieljartn in de Londres en
w oenderboane woarn noa n Divas (woa da t n boas ne kée
n t shirt van n joenk meiske, zyn lief peise k, omoage dei;
ze droei mé eur oogn binst dat r twée andoenluk witte tetjes
voan dag sproengn, d éeste da k van dichte zoage)
moa voe zyne kop ny da t n ier noa binn gienk goan
T wos n vuul kot woa da ze vochtn,
en woa da t wemelde van de hippies en de wieties
Loatr zoe blykn da t n oenderd procent gelyk a,
je wos zels nog t een en t ander vergeetn

Ge moe weetn van woa da k komme:
Zarrn, tussn Stoan en Werkn
K zyn doa noa skoale gewist, en doa weundn myn moatn
In Zarrn aj n poar dagluchtcafées en de Riva
In Zarrn wos t r ny véle te doen

Up zoaterdagoavnd zoate k by ne boerezeune -
myne beste moat die twée joar oeder wos -
van t hof ténn n slag tegenover tuuznd
in zyne slapkoamer te luustern noa de ploatn van z n broere
The Sound, J.J. Cale, Neil Young...
binst da w stréekbiern proefdn
Poasbier... Oerbier... N dulle teeve...
Biekan héel de wéreld gienk oopn in diene koamre

Kort achter myn geboarte zyn myn oeders veruusd;
in n vloage van romantiek éen z in Zarrn n uus gekocht
Van d éne geméente noa d andre
Myn moeder éet r éegluk noais géern geweund
ze kende d r nymand en ze koste ny weg
U me voadre zessndertig wos éet zyne néestn noto gekocht
Je dromde van ne witn Mercedes, moa je kocht ne witte Ford Escort
Doarachtre giengn w oale zundagachternoene noa de mémés
en de pépés lans moeder en lans voaders kant
Ze weunden neevnst mekoar

Lik voe r oaleman wos t wok voe myn n oeders
ne héle zoektocht, en achter véel joarn zyn z uut mekoar gegoan
Wieder veruusdn mé moeder mée noa Roesloare
weg van da boeregat

Moa zels toen da w in Roesloare weundn
wos t nog oalsan ne verre stad,
oaléne n bitje klinder nu, en k miste myne moat
K werkte in ne spinnery, en voe de réste zoate k in myne koamre
noa muuziek te luustern, of te leezn in ne boek
Héel myn weekends zoate k ik doa
Soms koste k n twuk oorn in de verte, n twuk die ny
by de muziek paste en toen dak t geluud n bitje stilder zette,
bléek ut myn moeder te zyn die noa boovn riep:
Of da k wére héeln n oavnd t uus gienge zittn

Ier woare k vrimde en k wiste nog ny woa noartoe
en ténn de reeke begoste k mee te goan
mé myne koozne die eevn oed wos lik ik
en ier oal héel z n leevn weunde
We kwoam goed oovréen oal woarn we styf verskillnd
Je kwam my oaln mé de velo en uuzne néeste post
wos de Vagant woa da w Pale-Ale s droenkn,
n bier dat zels ton oal lange uut de mode wos
Ze droaidn doar oalsan kutmuziek, méest uutn top dertig
woa da k oal héel de weke moestn noa ortn up t werk
Vandoa giengn we noa n Bistro:
ABC, Duran Duran, Spandau Ballet, Ultravox, OMD enzovoars,
oal dien n ofgezoagde dei da j nu héle doagn up Joe Fm oart,
of MNM, of Nostalgie; ge zoed oalichte vergeetn
da ze vandoage nog nieuwe muziek moakn
Middn in nacht passeerde ‘Jukebox Baby' van Alain Vega,
k goa die vint doavoarn héel myn leevn dankboar bluuvn,
en up ne kée viele k byna van myne stoel toen da ze
'Girlfriend In A Coma' droein van The Smiths,
k peizn nog ookn dat n misse wos
Loatr die n oavnd zoe k, achter n poar whiskey's
up oal da bier, neevnst de wc pot in kooma voaln

Moa da wos uutzoenderluk,
kée voa kée oalden w uuze velos up en réedn sliengernd
noa t begun van t Géetepark woa da w d er oal ryn of sproengn
en z in de gravee lietn voaln binst da we de doenkerte in waggelden
U kée da w uut skiensel van de stroatluchtn woarn
liepn w elk oal ne kant van da weegeltje tussn de struukn
en stoakn ne vienger in uus kele toet da t r oal uut lag,
pisten doarachter nog ne kée uut oale geweld teegn ne boam
en réen ton noa ruus voe r uuzne koater uut te sloapn

Moa nu wos myne koozne ziek -
t moest oal erg zyn dat n doavoarn tuus bléef -
en k a géen goeste voe oalene in die upgefokte
soaie cafees te goan zittn mé nymand voe teegn te zéevern
en woa da k ozoa oal ny up myn gemak woare
Moa oalist da myn moeder da weeroal géestig
begoste te vienn da k n kée n weekend tuus bléeve
kittelde myn gat de zundagoavnd zodoanig
da k olyk nog n stapke gienge zettn
Ka ommédekée n idee gekreegn
woa da k nog noartoe koste

K stoake de deure oopn
In n Bistro of in de Vagant droaidn ton oal de koppn
voe te zien wuk da t r nu wére up de wéegskoale lag
moar ier wos t r nowluks bewégienge,
t wos moa Obelix die z ne kop up efte
en up slag wére nere lei
Ge koste ier binn komm, noa n toog loopn, en were
noa buutn goan, géne mins die joe gezien a
Véel volk zat r ny, moa ja, woa wel? t wos zundagoavnd
N toog wos ne groate rechtoek die teegn ne meur stoend
en woa da j an de drie kantn die over woarn koste zittn
D r achter aj ne gank mé ne trap noa boovn
mé beneen n deure die noa binn oopn stoend gedroaid
De meur die oal de kant van t roam zat
wos beklid mé rekkn woarup dat t r gloazn stoenn
en teegn n andern meur stoend n discobar

Achter n toog liep t r ne vint mé twée groate ringn
in ze rechteroare en tatoewoazjn up z n oarms,
in dien n tyd wos da nog n zeldzoamheid
J a lank oar in ne stéert en ne ferme board
Zoender da k n twuk gezeid a,
zette ne ne Palm voa me neuze;
‘Verkéerd geskoenkn’ zei t ne, ‘of meug je géen Palm?’

K a da nog noais gedroenkn moa mét t skuum
up me lippe knikte k oastig van ja
Roendom roend zoatn d r minsn moa t minst oal de kant
woa dat n dj muziek stoend te droain,
en die héekn an t babbeln wos mé n twien en
over en t were liep mé n ploate voe uutleg te geevn
D r stoenn twée pick-ups, van die Technics
woa da dj s ton oal by zwéerdn, en up twée skroagn lag t r
n binnedeure en doarup de bakkn mé ploatn
K erkende ‘Deja Vu’ van Crosby, Stills, Nash & Young
‘Paris 1919’ van John Cale, ‘New Boots And Panties’ van Ian Dury
‘Rock n Roll Animal’ van Lou Reed, en ‘LA Woman’ van de Doors
Myn erte klopte toet in myn kele van t verskot;
ne café woa da z echte muziek droein!
Den dj gienk zoa up in z n lesse geevn dat n ny koste wachtn
toet dat n nummer tenn wos en verlei geweune de n oarme
up de ploate voe noa n ander fragment te luustern
Nu en ton danste de noalde doa by over de groevn
en kwam ter n lank skerp geluud uut de boxn
juste lik of da n twie oalekére héeln n oavnd in twéen skeurde
en woavan da j helegans in innevlées kwam

Ommédekée a de barman d r genoeg van,
en oal vloekn en tiern liep n noa dj, gaf m mé de buutekant
van z n and ne lap teegn z n oarn, en je riep:
‘Ge meug joene boel ier toope skartn en gée verdomme
twée minuutn voe te moakn da j weg zyt!’
Wit lik n lyk stak de joengne oal zyn tuug in zyn tasse
en liep noa de deure, zyne moat boegeerde ny
en bléef wok achter dat n weg wos, up zyn gemak an n toog zittn
De barman wos nog ookn an t vloekn, nu méer in zyn eign
lik ne dunder die gepasseerd is,
moa die nog n bitje rommelt in de verte,
‘en ge moet ier godverdomme oales zelve doen!’
K bestelde nog ne Palm

Toen da de barman voa my stoend
koste k ommédekée myne moend ny oenn,
‘Ut goed is, wille k ik wel n bitje muziek droain...’
moa méer koste k ny zeggn wan je béet byna myn neuze of,
‘Pas up é veugle, ge meug ne kée probeern
moa uj begunt te moasn kryg je ne skip
oender je gat, rechte noa de deure!’
K liepe noa de muziekinstalloasje en k leije mé knikknde knien
t éeste ploatje up da k in de Combi zoe droain,
'Kimberly' van Patti Smith

Nu en ton kwam ne n Palmke by my zettn
K zoage em gereegeld oversyts kykn mé spléetoogskes -
nantoek up zyn skoere - binst dat n an zyne board trok
en ten lange latste kwam n zeggn da k mochte stoppn
dat n gienk sluutn
‘En vriedag, eej vriedag tyd voe te droain?
Achter skoale lop dat ier oalsan vul
en kée nog ginne dj gevoenn...’

K moeste d r géen secoende over peizn, en zot content
réek noar uus, oal an t regleern wuk da k
die n oavnd oalemoale gienge droain
K a myn plekske gevoenn

Kée noais mée mé myne koozne uut gewist

DEMM!

De trings stoppn ny in t station
woa da k ik wachte,
en d otobuuzn passeern ny
an de halte woa da k ik stoa

NE N OEDERWETSN WIENTERNACHT

T is zukne n echtn, oederwetsn wienternacht!
Veugels bevriezn en voaln van de droadn
T is n bitje gesneeuwd moa ny genoeg voe te skien
t middn de peloeze krakt t ges soms in drien
moa géen katte te zien en géne n oend die bast;
miskien liggn ze binn by de stoove
miskien kykn ze noa ne filme up dien n bak
En t is pertank zukne n echtn, oederwetsn wienternacht!


Veugels bevriezn en voaln van de droadn
In t weerbericht klappn ze van min viftien groadn
t is middn in nacht en oales licht t up
moa oe verre da j wok kykt, géen katte te zien

T is zukne n echtn, oederwetsn wienternacht!
Veugels bevriezn en voaln van de droadn
ze voaln in t ges en ze breekn in twéen
ut gevroorn is, lykt oales van glas
en ze breekn in twéen, in drien, of in viern
T is echt, zukne n echtn, oederwetsn wienternacht!
Wos t méer gesnéeuwd, ton kost je zels skien

Oales is kloarder ut t vriest
moa géen katte te zien en géne n oend die bast
miskien kykn ze noa ne filme up dien bak,
ne stokoede filme up zukne fletskrien!

Ge vroagt joe of woarom ze by de stoove willn zittn
eindeluk ne n oederwetsn nacht en t vriest dat t krakt
moa wuk doe j wok buutn, buutn loopn up t ges
woa da j mé je voetn in zakt en oestn en bassn

T voalt noa beneen en t brikt in twéen
binst dat t ges krakt en t kruupt tussn joen téen
T is zukne n echtn, oederwetsn wienternacht!

Géen katte te zien en géen n oend die bast
miskien droain ze wel ne kerstfilme up dien bak
miskien droain ze wel ne filme woarin da t zomert!
Moa zoe n ze doadeure gelukkuger zyn?
Deur binn te zittn en te kykn noa de zunne die skynt,
dan deur buutn te loopn up ges da krakt en kruupt
tussn joen téen up ne oederwetsn wienternacht?
Zukne n echtn, oederwetsn wienternacht?
Oales ziet r zoa zochte uut, moa eegluk is t ard

En gie zit i j ne piezjama te kykn noa dien n bak
ne stokoede filme up joene fletskrien
moa éegluk zoe j buutn moetn zyn,
buutn, ier buutn, ier buutn by my

ALLOO

Merci da j wilt ortn noa my
tis oal lange da k ier géern ne kée
mé n twie over zoe willn babbeln
Moa k vinne da vrée ambetant
voe doamee voa n dag te komm
En éegluk is t n twodde...
K weete wel da da erg is...
Moa tis ny da k ik doa oalsan mée bezig zyn
In t héle ny zels, t zyn perioodn da k d r zels ny an peise!
Moa ton, ton komt da ommédekée were
Ozoa up n moment da j t éegluk oal vergeetn wos
En t is lik ne n oamre die up joen oofd sloat
Ge kryg t doa ne slag van, ge zyt t r ny wel van
en da kan doagn... weekn... noazindern


En ton passeert da were, oale kere
moa van dizze kée ny, nu bluuf da in myn oofd speeln
k stoa doa mée up en k goa doa mee goan sloapn
en k ee da oal ne kée teegn gekomm da t ny passeerde
En k ee ton zels tuus gezeetn van me werk
K koste my ny mée concentreern
En k ee ton mé myne voet oender n pallette gezeetn
en myne chef kwam t doa héel tenn van

En je zei da k ny mée mochte wére komm
voa da t hélegans gedoan wos
en k ee ton zes moandn tuus gezeetn
n docteur ee ton zels gezeit da k d r moeste
reekninge mee oendn da t koste zyn
da k gienge binn moetn voe n poar moandn
omdat n zei da da van die dingn zyn
woa da j héel leevn kun mee worsteln
woa da j noais mée van of grakt
uj d r ny suboart achter kiekt

Moa dadde ee k ton ny gedoan
omda... omda...
Uk k ik da vroeger oarde van n twyn peisde k oalsan:
ja, were éen die n poar moandn
konzjee goa pakkn up myn kostn...
Moa nu... nu wete k lik ny mée...
Wuk peise gie?...
Alloo? Oar je my nog?
Alloo? Is t r doa n twien?
Alloo?

Alloooo!

SPEELGOED

Over een kwartiertje sloot de Kringloopwinkel. Het was opnieuw zo’n drukkend warme dag geworden waarmee deze zomer de eindejaarslijstjes wel moest halen als voorlopige zomer van de eeuw. Ik had Faisal, een van de magazijniers, in de loop van de namiddag gevraagd om nog enkele reeds geprijsde bakken speelgoed uit te zetten. Ik zag dat ze nog steeds in de speelgoedafdeling stonden. Enkel de bovenste bak was leeggemaakt. Ik kon niet klagen over Faisal, hij had zijn best gedaan die dag en ik besloot de rekken dan maar zelf aan te vullen met de rest van het materiaal. Faisal kwam aangelopen.
‘Sorry sorry, Rino’, mompelde hij, nam wat speelgoed uit een bak en reikte het me aan.
‘Zet maar uit’ zei ik.
‘Maar ik weet niet waar ik het moet zetten!’ zei hij, er klonk ergernis in zijn stem. Hij had in die paar jaar die hij hier was verbazend goed Nederlands leren spreken.
‘Ik weet dat het je afdeling niet is, maar je zou kunnen beginnen met de rekken eens te overlopen om na te gaan hoe de onderverdeling is.’ Ik toonde hem waar de puzzels bijeen stonden, de autootjes, de poppen en de gezelschapsspelletjes. De manden met strandspeeltjes en tuinspeelgoed. Poppenhuizen. Knikkers.
‘Gewoon eens goed kijken’ zei ik.
‘Maar Rino’ zei hij moedeloos, ‘ik ken niets van speelgoed, ik heb nooit speelgoed gehad. Bij ons was er alleen maar oorlog, altijd oorlog...’
Daar stond ik dan. Ik vroeg hem of hij nog broers of zussen had. Hij bleek een jongere broer te hebben. Zijn vader was gestorven toen hij op weg naar zijn werk op een mijn liep, maar zijn moeder leefde nog.
‘Komt je broer ook naar hier?’ vroeg ik.
‘Hij kan niet, hij moet voor mama zorgen. Toen papa stierf is ze ziek geworden van verdriet’. Tranen welden in zijn ogen, die hij met zijn mouw wegveegde.
‘En mama wil niet weg uit Afghanistan’.

woensdag 26 augustus 2015

NEEMLE

Oentspant joe moa,
mak het joe gemakkeluk
doe gerust n bitje of en zet joe nere,
oend joe ny in;
ge moe ny benauld zyn
oaleman komt ier voarby
oales éek k ik oal gezien
En oal stoa je héel vanboovn
of oal zit je héel oaloendre:
ze zyn ier oal gelyk


Stel t ny uut, kom moar of
voa da j der spyt van krygt,
ge voel joe verlicht, n héel stik beetre
u j ier buutn komt
Soms gebeurn d r miroakels
doaziek komm ze toe
biechtn oales up, smytn t r uut
en achter twée minuutn zyn ze geneezn
Ier kuj ny feikn,
Ier kuj oalene moa jezelvn zyn

Soms is myn deure geslootn
moa ge moe noais wanhoopn,
oaléne n bitje up joen tann bytn
Lat joe maniertjes moa achterwege
ier kuj géen tootn trekkn
en is t vele of byna nytn da j gift
ik zyn content mé wuk da k krygn
Antoet: gelyk woa da j zyt
in ieder uus is t r n plekske
woa da j tuus zyt

Gif joe over, lat joe goan,
ik éen nog noais n twie geweigerd;
ge kun joe ny voorstelln
wuk da k ik ier ollemoale zie
moar ik veroardele ny oal wete k
da j diepe vanbinn nere kykt up my
moa oalekére kéer je were
en soms voal je up joen knien voa my
omhels je my
by da je wilt of ny

SAMMY

De conciërge bleek een gepensioneerde Nederlander die na de dood van zijn vrouw, een jeugdliefde, naar Parijs uitgeweken was. Hij werd vergezeld door zijn hond, een oude Maltezer - en nog iets - mannetje, Sammy. Ze kwamen elke zomer net voor de vakantie aan bij het landelijk gelegen huisje met zwembad in het hartje van Bourgondië en een goeie drie maanden later, nadat de laatste toeristen verdwenen waren, werd alles opnieuw vergrendeld en vertrokken ze weer. De conciërge deed er al meer dan dertig jaar het onderhoud en ontving de gasten. Sammy, ondanks zijn leeftijd immer speels en kwiek, was entertainer van dienst en hield de boel in de gaten.

De eigenares, een stokoude Parisienne die de eerste wereldoorlog nog had meegemaakt, trok zich al decennialang niets meer van haar buitenverblijf aan. Ze kon op beide oren slapen; de boomlange Nederlander beheerde het domein alsof het het zijne was. Na aankomst begon hij een grote schoonmaak in het huis en in de tuin. Eens er gasten waren hield hij zich gedeisd maar hij bleef bezig. Het soort man die overdag iets moest uitrichten om te kunnen genieten van de avondlijke rust.
Nu was de conciërge discreet aan het werk in de tuin.
De zomer was op zijn hoogtepunt en we bevonden ons in een aanhoudende hittegolf waardoor het leek alsof de wereld stilgevallen was. Halverwege de namiddag, pendelend tussen het zwembad en het huis zag ik op de binnenkoer dat het portier van de oude Renault Express aan chauffeurszijde open stond. Sammy staarde met een verbazend lange bungelende tong vanuit de schaduw naar me. Hij lag op het voetmatje voor de pedalen.

Toen ik de conciërge passeerde zei ik hem dat de Maltezer in z’n wagen lag.
“Ja, typisch Sammy” grinnikte hij. “Zelfs met deze hitte... Dat doet ie nou altijd als ik het portier open laat. Alsof hij bang is dat ik hem zal vergeten wanneer ik vertrek. Ook al ben ik hem nog nooit vergeten.”
Hij lichtte zijn pet op, wiste het zweet van zijn kalende voorhoofd en aanschouwde zijn snoeiwerk.
“Nou, telkens ik wegrijd om snel iets te halen en hij niet mee is, denkt hij misschien dat hij achtergelaten is. Zie je, ik heb hem als jonge hond uit het asiel gehaald. Afgaand op de botstructuur schatte de dierenarts hem destijds nog geen jaar oud. In het asiel namen ze aan dat hij - met de vakantie voor de deur - uit een wagen was gezet. Misschien is hij nog steeds bevreesd dat het hem op een dag opnieuw overkomt...
Jah” zuchtte de conciërge, “hij is mijn beste vriend, en we wonen al dertien jaar samen maar ik heb er nog steeds het raden naar wat er omgaat in dat koppie...”

HADDOCK

Lange geleen da j de zée nog ee gedoan?
Da j mé je voetn in t woater é gestoan?
De zée roept en pakt wuk da ze kan
een muuze of n skip mé viftienoenderd man


Ge zyt t gewend, ge kent joen boane
en g ant ny of van ne kruuw of ne ploeg
moa ge ken ze en ge wit: z ee noais genoeg;
zoe j nog ne kée up t woater durven goan?

De zeiln stoan skoane strak
binst dat de zunne troage zakt,
en ge stoa doa héel ollene mé j n andn an t steur
de verte te peiln van oender n ofdak;
de storme die doa in de lucht angt...
Nytn is nu zeker, en nog minst van oal
da j were tuus gerakt

Kapiting, dag en nacht up ne boat
oaveroal woater, de zée is te groat
moa gelukkeluk eej n kompas
die joe leidt toet in t sas

Néeste kée woar je benoold
moa t spel ée joe noais bedroogn,
en de sterrn éen noais teegn joe geloogn,
t is moa up t land da j gy verdoolt

De zeiln stoan skoane strak
binst dat de zunne troage zakt,
en ge stoa doa héel ollene mé j n andn an t steur
de verte te peiln van oender n ofdak;
de storme die doa in de lucht angt...
Nytn is nu zeker, en nog minst van oal
da j were tuus gerakt

VAN STOF KRYG JE DUST...

MISEERJE

Minsn die d r in t leevn
ozoa oal ny in sloagn
voe t géestig te moakn
moe j teegn oenn
u ze n féeste willn geevn

BUSMINS: 'IS T NOG VERRE?'


donderdag 6 augustus 2015

T JUUSTE MOMENT

Ge moet t juuste moment ofwachtn
voe ne foto te trekkn
zeggn ze,
moa uj ne foto trekt
up t juuste moment
mis je t moment

TOANE

Moej nu ne kée n twoa weetn!
K woare an t ryn mé n oto
en ommédekée oalt
zukne n indeluksn jéep my in,
en die vint kykt overzyds
mé ne woanzinnign blik
in n uutgemergeld oanzichte
voa dat n goaze gift en voaruut vliegt
en t wos héel Toane!


WOS MY DA VERSKIETN!

Byzoenderluk omda Tone gene jéep ée,
en doaby, j is oal bykans zes joar doad...
Moa t dei verdomme deugd
van em were te zien

En j is nog géen oar veranderd!

OBELIX

In de Combi liep t r wok ne noend roend,
Obilix, de bouvier van Sirre
D r woarn spoarn van andre rassn
moa ge kost r moejluk joene vienger up leggn
N uutkomst wos n vintje die,
ut n up z n achterpootn stoend
verre ne meter t jeevntig ooge kwam

Ut n n twien voa n éeste kée zag
wos n oalsan n bitje weigerachtig
Je stoend joe n ende te bezien,
lik of dat n wilde weetn
wuk n vlées dat n in de kupe ad
Ton droei t n em
en gienk n twoasn in ne n oek of n gat liggn
Mé Obelix kost je noais
mé zekereid zeggn woa da j stoend
T wos zeekre ne minskekenner,
moa k moete d erby zeggn
dat n volgens my
géen oal te groa gedacht ad van de minsn

Ut n joe n poar kéern a gezien
koste t zyn dat n bitje enthousiaster wier
u j binn kwam, oal ist da j Obelix
oal goe moeste kenn voe te kunn zien
D r woarn wok ny véel minsn
woa dat n moat mée wos
K a dikkens n indruk
dat nt t nog méest van oal
voe van die oedere, versnuusterde tiepn ad

T is ne n oengeskreevn nateurwet
da oendeliefebbers voaln voe ne noend
dy qua uuterlukke trekkn by under past
Obilix mé zyn eignzinnige karaktre
en oal die klittn in z n oar
paste perfect by Sirre

Zjuste moa ut n echt vrée welgezind wos,
kwam ne goe n dag zeggn,
en zag je dat n d ermee gediend wos
da j zyne rugge stréelde,
tenminste,
ut t ny te lange deurde

Je wos grysbruun,
oal ist da w noais mée goan kunn bewyzn
of dat da zyn echte kleur wos
K voele nog oakn oe da myn andn plaktn
uj em over zyne topegefakte kop of rugge wréef
Vrée stofoasje,
biena lik n soarte hars die ton an je n andn ieng,
en da j d r ollene mé véel zéepe were of kréeg

Up éen van die lange, skoane oavns
woarup da olleman verre up t zelste moment
droenke begostn te komm,
en t café in een wolke van euforie
en andre diengn léek up te stygn,
wos Obelix dikkns lik nog n éenigstn
normoaln die d r zat
In zyn groate zworte oogn
kost j up zukn moment vervelinge
en compasje leezn,
en ut n d r écht ny mée teegn koste,
gieng n an de deure stoan
en je blafte ton éne kée kort moa luwe
Ad Obelix moetn kunn babbeln,
t gienk ne noend
van ny véel woordn gewist zyn
Ut r nymand reagéerde - lik oalsan -
riep Sirre van boovn noa beneen
of van héeln n andern kant,
ut t r ton echt ne kée nymand
de deure oopn koste doen voe zyne noend

T wos ny roar da t n oalene up wandel gienk
Je droeg n sjoaltje woarup da
z ne noame stoend
en je makte héele wandeliengn deur t stad
De poliesje kende em en liet n loopn
Voa dat n de boane overstak
kéek n ne kée lienks en reks
en an de luchtn wachtte ne toet dat t groene wos
Up ne kée,
k woare in myne noto an t anschuuvn
an t begun van de Zuudstroate,
oarde k ommédekée ne nindluksn buus neevnst my
en doa stoend ne, rechte teegn myn deure
K deie t ruutje oopn
en k stréelde em ne kée over zyne machtige kop
woarachter da t n em wére
up zyn voarpoatn liet voaln
en zyn wandelienge vodder zette

T wos lik dat n Roeseloare up z nen duum kende
Sirre zei ne kée dat r n poar zusters van Obelix
in t roende weundn woa dat n geregeld
oalene up visite gienk
N andre plekke woa dat n dikkenst kwam
wos friteure Moniek, woa dat n ton n frietje at
Ne kée te moande gienk Sirre
zyn rekenienge goan betoaln
En t wos ne noend mé humor;
k zoage em ne kée over t Stoasjepling loopn,
rechte noa n oedere madam
Ze droeg twée vulle zakkn van n Unic
die ze liet voaln ut Obelix byna by eur wos,
en ze sloegn kruustéekn en eur andn voar eur oanzichte
En ton liep Obelix mé n groate booge roend eur

Obelix wos n déel van de Combi
zjuuste lik of da Sirre n déel van de Combi wos
Ge zoe kunn zeggn dat de café deur Obelix
zels n extra diemensje kréeg
Uj in de shit zat kostje tenn de reke
oalsan nog ne kée mé Obelix klappn
T is ny da t n ookn goeste at voe te luustern
moa ut ny te lange deurde
en ut ny ookn de zelste vertellienge wos,
en ny de zoaveelste kée van n oavnd,
wilde ne wel ne kée luustern
En t voardéel van Obelix wos
dat n noais n twuk deure zei

Moa ge mocht m ny te lange stréeln
uj d er teegn klapte,
want ton gienk n bitje vodder zittn
J ad de peste an flémers en zéevre
en genoeg mé z n eign mieseerje